FILIPPIJNEN – politiek is spel tussen clans

Toen Ismaël ‘Toto’ Mangudadatu zijn echtgenote, tal van andere vrouwen en ook een trits lokale journalisten en advocaten op 23 november naar de provinciehoofdstad van Maguindanao stuurde met zijn kandidatuur voor de komende gouverneursverkiezingen, was hij ervan overtuigd dat hen niets zou overkomen. Het kon goed zijn dat hij zelf met de dood was bedreigd omdat hij het electoraal wou opnemen tegen de zoon van huidig provinciegouverneur Andal Ampatuan, maar dat iemand een vinger zou durven uitsteken naar zijn vrouwelijke verwanten en aanhangers, leek onwaarschijnlijk.

Een dergelijke brutaliteit druist immers in tegen de complexe erecode die in de regio wordt gehanteerd. Die schrijft onder meer voor dat vrouwen geen deel hebben aan conflicten maar er eventueel in bemiddelen en dat zij, evengoed als ouderen en kinderen, te allen tijde buiten schot blijven. Met de code wordt niet gespot, overtreding resulteert immers veelal in ‘rido’, in gerechtvaardigde clanwraak voor een onterende daad tegen een van de clanleden.

‘Rido’ is een bloedige aangelegenheid, zo blijkt uit onderzoek van de Asia Foundation uit 2005: tussen 1970 en 2004 stierven in Maguindanao 868 mensen bij dergelijke clanwraaknemingen, 391 anderen raakten gewond en 6 verdwenen spoorloos. Daarmee had de provincie het op een na hoogste aantal rido-slachtoffers en als de 57 doden van vorige maand er worden bijgevoegd, dan wordt ze zelfs koploper.

In hoeverre dit bloedbad in clanwraak zal resulteren, zal sterk afhangen van de stappen die de centrale overheid nu onderneemt om gerechtigheid te garanderen. Gouverneurszoon Andal Ampatuan Jr. is onderhand gearresteerd en in staat van beschuldiging gesteld, vier familieleden, onder wie zijn vader, zijn voor ondervraging opgepakt. In de afgelopen week werden tal van huizen van de clan doorzocht, de hele politiemacht van de provincie werd vervangen door agenten uit andere delen van de Filippijnen en er werden grote hoeveelheden wapens in beslag genomen. President Gloria Arroyo-Macapagal belooft gezwinde berechtiging van de daders. Maar of de dreigende schaduw van rido daarmee is afgewend, valt te betwijfelen.

Symptomatisch

Het zuidelijke Mindanao is in veel opzichten anders dan de rest van de eilandenarchipel. Het is het enige islamitische landsdeel van een christelijke natie en wordt al veertig jaar lang geplaagd door een guerrillastrijd waarbij meer dan 100.000 mensen omkwamen. De ondertekening van een vredesakkoord met de laatste grote separatistische beweging, het Moro Islamitisch Bevrijdingsfront, is voor april 2010 verwacht.

Bovendien is Mindanao een van de Amerikaanse slagvelden in de ‘wereldwijde oorlog tegen terreur’. Dat resulteerde in grootschalige militarisering en in kritiekloze steun van Washington voor president Arroyo-Macapagal, ondanks de gigantische mensenrechtenschendingen op het eiland.

Maar hoezeer Mindanao zich ook van de rest van de Filippijnen onderscheidt, het bloedbad dat zich op 23 november voltrok, is symptomatisch voor de politieke cultuur in het hele land. “De parafernalia van de democratie zijn overal aanwezig”, schrijft onderzoeker Peter Kreuzer van het Peace Research Institute in Frankfurt. “Je ziet in de maanden voor een stembusgang electorale tv-shows en overal hangen verkiezingsaffiches van tal van kandidaten. Maar eigenlijk is politiek hier grotendeels een strijd tussen de elite, tussen rivaliserende clans.”

De Filippijnen worden beheerst door zo’n 250 machtige clans, waarvan de wortels terug te voeren zijn naar de Spaanse kolonisatie (1521-1898) en waarvan de macht door de latere Amerikaanse kolonisators (1898-1946) nog werd versterkt. Concreet institutionaliseerde Washington de invloed van deze rurale landadel door haar prominente telgen te benoemen tot provinciegouverneurs en burgemeesters. Ook na de onafhankelijkheid wisten de clans zich te handhaven. Uit een onderzoek van de onafhankelijke Filippijnse denktank Center for People Empowerment and Governance (2007) blijkt dat de helft van de huidige parlementariërs, driekwart van alle provinciegouverneurs en álle burgemeesters van grote steden uit deze families stammen.

Zij bouwden in de loop der tijd economische, financiële en politieke netwerken uit, ze sloten via huwelijken regionale allianties en stonden en staan rivaliserende clans met alle mogelijke middelen naar het leven. Sterker nog, de moderne geschiedenis van de Filippijnen laat zich lezen als een aaneenschakeling van vetes en bondgenootschappen waarbij de formele macht evengoed als de eigen mediakanalen worden ingezet om tegenstanders onderuit te halen.

Neem de vete tussen de clan van het huidige staatshoofd en de familie Lopez, die onder meer het grootste elektriciteitsbedrijf op het eiland Luzon runt. Aan het einde van de jaren twintig van de vorige eeuw wisten de Lopez de Arroyo’s ten gronde te richten met een serie artikels over corruptie in hun krant El Tiempo en daar betalen ze tot op heden het gelag voor. El Tiempo berichtte toen dat de gouverneur van de provincie Iloilo, de grootvader van de huidige first gentleman, Mike Arroyo, steekpenningen aannam van uitbaters van illegale goktenten. De Amerikaanse koloniale overheid moest concluderen dat de reporters gelijk hadden en stuurde de man de laan uit. Het familiefortuin van de Arroyo’s zou zich pas weten te herstellen na het huwelijk van Mike met Gloria Macapagal en vooral na haar aantreden als president in 2001. En sinds die tijd worden ook oude rekeningen vereffend: de Lopez-familie kreeg in de voorbije jaren met tal van corruptie-aantijgingen af te rekenen, en met verschillende pogingen van de staat om haar bedrijven aan te slaan.

Land- en kansloos

De reductie van politiek bestel tot een onderonsje tussen machtige clans is voor de modale Filippino bijzonder nefast gebleken. “Precies omdat de regering economische sleutelsectoren beschermt omdat die worden gedomineerd door bevriende clans, is de Filippijnse economie niet competitief”, zo schreef de Amerikaanse internationale handelsexpert Greg Rushford onlangs in de Far Eastern Economic Review. “Bij de onafhankelijkheid bevonden de Filippijnen zich in de op één na beste startpositie, net na Japan. Tegen 1960 waren ze evenwel al voorbijgestoken door Maleisië, Hongkong, Singapore, Zuid-Korea en Taiwan en sinds 1984 hebben ze ook Thailand moeten laten voorgaan. President Arroyo-Macapagal heeft het graag over de forse groei van haar land maar dat klopt alleen als je de economische prestaties van de archipel vergelijkt met Cambodja of Laos. Het probleem is er een van een zwakke staat en van machtige families die geen belang hebben bij structurele en politieke hervormingen.”

Het maatschappelijke gevolg daarvan is dat zo’n 60 procent van de bevolking land- en kansloos is en dat de middenklasse naar het buitenland is vertrokken. Ongeveer 10 miljoen Filippijnse mannen en vooral vrouwen werken in het buitenland. Ze zijn tewerk gesteld als kindermeisjes in Hongkong, Singapore en de Golf en maken een steeds groter deel uit van het medisch personeel in de VS, Groot-Brittannië en Australië. Vorig jaar stuurden ze 10,8 miljard euro naar huis op, wat volgens economische experts het leeuwendeel uitmaakt van de 6 procent bnp-groei die de Filippijnen in dat jaar neerzetten.

Maar is er dan niets overgebleven van de People’s Power-revolutie, die Corazon Aquino in 1986 na negentien jaar van Marcosdictatuur aan de macht bracht? De enige maanden geleden met groot vertoon ten grave gedragen Aquino verpersoonlijkte de hoop van de Filippijnse bevolking voor een betere toekomst. Maar de politieke visie van deze voormalige huisvrouw die door de moord op haar man op het politieke toneel gekatapulteerd werd, was eigenlijk relatief conservatief.

Vrije pers

Toegegeven, haar grote verdienste bestond erin een vrije pers, een onafhankelijke rechtspraak en een actief maatschappelijk middenveld te installeren maar ze ondernam nauwelijks pogingen om de macht te breken van de politieke clans, waaruit ze overigens zelf stamde. Haar zelfgekozen opvolger Fidel Ramos (1992-’98) lanceerde wél economische hervormingen die de vrije markt meer gewicht gaven en die de macht van de clans hadden kunnen inperken maar na zijn vertrek vielen die stil.

Het huidige staatshoofd heeft alvast al het mogelijke ondernomen om de greep van de clans op het land te versterken. Arroyo’s tweede ambtstermijn loopt in het voorjaar af en de strijd voor haar opvolging is volop bezig. Een van de grote kanshebbers is Aquino’s zoon Benigno III. Hij doet in het de peilingen twee keer zo goed als Arroyo’s eigen kandidaat maar het is zeer de vraag of hij echt werk zal maken van structurele politieke hervormingen.

Bovendien lijkt de president niet echt te willen vertrekken. Eind vorige maand deed ze wat geen van haar voorgangers ooit aandurfde: ze maakte haar kandidatuur bekend voor de parlementsverkiezingen van 10 mei, die overigens op dezelfde dag worden gehouden als de presidentiële en de lokale stembusgang waarvoor Toto Mangudadatu zich kandidaat wou stellen. Velen vrezen dat ze op de functie van parlementsvoorzitter mikt en van daaruit zal proberen om het huidige presidentiële systeem om te buigen naar een parlementair bestel.