We hebben een gruwelijke behoefte aan goed nieuws. En dat is er, uit de Syrische grensstad Kobani. Of tenminste, uit wat er van overblijft. IS, ISIS zo u wil, werd eerder deze week verdreven. Boven een stukgeschoten oord dat vroeger 40.000 inwoners telde, wappert nu een 75 meter lange, geel-groen-rode Koerdische wimpel. De terugkeer en de heropbouw kunnen beginnen.
Goedkoop was de victorie niet: de Koerdische Peshmerga’s dolven menig graf, de Amerikanen en hun medestanders tastten diep in de buidel voor duizend bommen en granaten.
Volgens VS-inlichtingenbronnen controleert de terreurbeweging nu nog een territorium ter grootte van Costa Rica. Of als u zich daar weinig bij kan voorstellen: even groot als Bosnië en Herzegovina, een dikke 50.000 vierkante km.
ISIS, zo lees ik, telde sinds het vorige zomer een kwart van Irak en Syrië onder de voet liep, een paar duizend doden in eigen rangen. De houri’s in het paradijs moeten vast overwerken en de geestdrift van menige verdwaalde jonge westerse strijder is weggezakt. Sommige bronnen melden zelfs dat ISIS met desertie kampt en dat tal van onwilligen de kogel hebben gekregen.
En toch blijkt uit onderzoek dat ISIS zijn aantrekkingskracht voor westerse potentiële kandidaat-strijders nog niet heeft verloren. Er zijn nu al meer buitenlandse jihadi’s vertrokken naar het kalifaat dan er destijds afreisden naar Afghanistan. Bovendien lees ik dat ISIS de rijkste terreurgroep uit de recente geschiedenis is: de olie en de afpersingspraktijken in Oost-Syrië alleen al leveren het equivalent van 1 miljoen dollar per dag op.
Ondertussen mort de achtergebleven (soennitische) bevolking. De grensposten tussen Irak en Syrië mogen dan met veel vertoon zijn opgeblazen, je hebt drie munteenheden nodig – Iraakse Dinar, Amerikaanse dollars en Syrische Pond – om van het Irakese Mosoel naar het Syrische Raqqa te komen. Er is geen functionerende staat, ‘eerder een controle die het midden houdt tussen die van een maffiagroep, een opstandelingen-beweging en een groep terroristen’, zo schrijft een Britse expert. ‘Een half jaar geleden wilde ISIS nog een staat uitbouwen, maar daar hebben ze de mankracht noch de middelen voor’. De concrete realiteit is dan ongeveer zo: afpersing, terreur, werkloosheid, onveiligheid, verveling en een gebrek aan nagenoeg alles.
Ik lees dat ISIS vaste prijzen heeft opgelegd voor alle mogelijke goederen en diensten in het kalifaat, in een poging enige rechtschapenheid te demonstreren. Zo kost een keizersnede het equivalent van precies 84 dollar. Alleen gelden die prijzen louter in het bijzijn van de machthebbers, eenmaal die hun hielen lichten schieten ze de hoogte in. Het tegendeel zou natuurlijk verwonderen: deze prijzen werden arbitrair vastgesteld, zonder rekening te houden met de kosten van dure brandstof of de moeilijkheden in de bevoorrading.
Het is werkelijk armoe troef. Het gros van de mensen – ik moet zeggen : mannen – dat nog een inkomen heeft, zijn Irakese of Syrische overheidsambtenaren die voorlopig door de respectievelijke regimes worden doorbetaald, zelfs nu ze hun job niet langer kunnen vervullen. In veel gevallen moeten ze hun salaris persoonlijk in de hoofdstad ophalen, wat neerkomt op een maandelijks spelletje Russische roulette.
Grotere victorie
Amerikaanse militaire zegslui houden ons voor dat de zege in Kobani een stap is naar een grotere victorie. Ik wil het graag geloven, we hebben zo’n gruwelijke behoefte aan goed nieuws. Alleen, de feiten duwen me de andere kant uit. Jubilant zijn omtrent Kobani is blij zijn met een dooie mus.
Immers, de Syrische bevolking gaat nu al haar vijfde oorlogsjaar in, een kwart miljoen doden en miljoenen vluchtelingen en ontheemden later is er niet het minste zicht op een regimewissel of zelfs maar een staakt-het-vuren.
Aan de andere kant van wat niet langer een grens is, gaat het niet beter. De meeste Irakezen kunnen zich bij begrippen als vrijheid, vrede en ontwikkeling al decennialang niets meer voorstellen. Het enige wat ze zeker weten is dat alle macht uit de loop van een geweer komt.
Bovendien zou het onzinnig zijn te denken dat het speelplein van de jihad en van het totalitaire wij-zij -discours zich tot Mesopotamië beperkt. Kijk naar wat er zich in de failed states Libië, Jemen en Afghanistan afspeelt, om nog te zwijgen van de gruwel van Noord-Nigeria.
Hoorde ik New Yorker-correspondent Alexis Okeowo vorige week niet uitleggen dat Boko Haram ondertussen een territorium controleert dat anderhalve tot zes keer zo groot is als België? Vorig jaar vielen daar minstens 3.400 burgerdoden, in de eerste maand van dit jaar zou de kaap van de 2.000 kadavers al zijn gepasseerd.
Hoe langer het verrottingsproces duurt, hoe meer het probleem zich uitbreidt. Straks wordt er nog een heuse reismarkt georganiseerd voor jihadstrijders, waarbij het ISIS-buro moet concurreren met Jemenitische al-Qaeda-ronselaars, Libische revolutionairen en een Boko Haram-filière naar Baga en omstreken.