Wordt de volgende week die van de jeugd , met Joshua Wong als Time’s ‘Person of the year’ en Malala Yousafzai als gelauwerd Nobelprijslaureaat?
Maandag zullen we het in zijn geval weten. Schopt de 18-jarige Hongkongse democratiseringsactivist Joshua Wong het tot Time’s ‘Person of the year’? Momenteel staat hij op drie en morgen, 6 december, wordt de mogelijkheid om te stemmen afgesloten. De andere twee kanshebbers zijn de Indiase premier Narendra Modi – van wie velen de dodelijke Kristalnacht in Gujarat schijnen te zijn vergeten – en de demonstranten van Ferguson.
Wat er woensdag komt, is geen verrassing meer : dan wordt in Oslo aan de Pakistaanse Malala Yousafzai de Nobelprijs voor de Vrede uitgereikt.
Joshua en Malala, twee jeugdige stemmen die niet wilden zwijgen. Hij was negen maanden oud toen zij in juli van 1997 werd geboren en allebei kwamen ze in 2012 in het wereldnieuws. Eerst leek het alsof hij gewonnen had en zij verloren, maar de tijd zou de gebeurtenissen anders duiden.
De 16-jarige Joshua en zijn enige tijd eerder opgerichte studentengroep ‘Scholarism’ haalde in september van dat jaar zijn slag thuis tegen de Chinese overheid. De geplande onderwijshervorming, waardoor de geschiedenislessen aan een ‘patriottische’ vervalsing zouden worden onderworpen, werd opgeborgen na grootschalige protesten die Joshua had geïnitieerd. Alleen, zo merken experts nu op, sijpelden de onwaarheden onderhand op andere manieren het Hongkongse schoolcurriculum in. En ‘Scholarism’ houdt zich niet langer met onderwijs bezig.
Met Malala ging het net andersom. Als zij op 9 oktober 2012 in de hoofdstad van de Swatvallei een Talibankogel door het hoofd krijgt, geloven alleen die-hard optimisten dat ze de volgende ochtend haalt, laat staan dat iemand kan vermoeden dat ze precies een jaar later in Groot-Brittannië haar autobiografie zal voorstellen aan de wereld.
Die gebeurtenissen hebben de beide jongeren veranderend, maar hun strijdlust is gebleven. Ook na de verhuis naar Groot-Brittannië zet Malala zich in voor het onderwijsrecht van meisjes. Ze reist de wereld af en hoopt met haar bekendheid aandacht te genereren voor onfortuinlijken als de Nigeriaanse Chibok-meisjes, die in april van dit jaar door Boko Haram werden ontvoerd. Joshua groeide de afgelopen maanden uit tot het iconische gezicht van de Hongkongse democratiseringsbeweging. Hij doet wat hij naar eigen zeggen goed kan : ‘snel en veel praten’, argumenteren dat het godgeklaagd is dat Hongkong in 2017 nog steeds van het recht verstoken blijft om de nieuwe Chief Executive democratisch te verkiezen. Immers, alleen kandidaten die uit de hand van Peking eten, mogen meedingen naar de gunst van de kiezer.
De Hongkongse Occupy-beweging heeft het onderhand langer uitgezongen dan iemand had verwacht en kon op een veel bredere steun rekenen dan velen hadden gehoopt. Sinds afgelopen maandag is Joshua in hongerstaking. ‘We geven toe dat het moeilijk is om een escalerende actie vol te houden’, zo zei hij dinsdag, toen bekend was dat drie sleutelfiguren van de beweging van plan waren zich bij de politie te melden. ‘We willen onze lichamen gebruiken om directe publieke aandacht te krijgen voor deze kwestie. We zijn er niet zeker van of hongerstaken de druk op de overheid zal verhogen. Maar we hopen dat de bevolking zich door deze actie zal beraden over wat haar nu te doen staat’.
Malala en Joshua, twee jongeren die ons een geweten schoppen. Met hun lichamen, hun durf en visie. Kahlil Gibran schreef dat onze kinderen onze kinderen niet zijn, maar de zonen en dochters van ‘s levens hunkering naar zichzelf. Hij had gelijk, en toch ook weer niet. Deze jongeren zijn bovenal de zoon en dochter van. In de beide gevallen waren het de ouders die de kiemen van het engagement zaaiden, niet precies wetend – en daarin heeft de Libanese dichter uiteraard gelijk – wat ze zouden oogsten.
Joshua’s vader en moeder zijn Lutheraanse christenen, overtuigd en strict eerder dan Chinees pragmatisch. De Britse regisseur Matthew Torne, die over Joshua Wong en een andere Hongkongse studentenleider de documentaire ‘Lessons in Dissent’ maakte, vertelt dat Joshua’s moeder hem bij zijn eerste bezoek duidelijk maakte ‘dat Jesus het hoofd is van dit gezin’.
Er is Jesus en ook nog Tiananmen, een gapende wonde die een kwarteeuw na datum nog niet is geheeld. Het toeval wil immers dat de Wongs trouwden op 4 juni 1989. Wat een dag van feest en liefde had moeten worden, ontaardde in een moment van ontzetting en verdriet om de beelden van tanks en doden in de straten van Peking.
Joshua’s moeder legt in de documentaire uit hoezeer het bloedbad hen heeft getekend. Ze vraagt aan haar zoon of hij zich herinnert wanneer ze er hem voor het eerst over sprak. ‘Lang, lang geleden, in het derde, vierde leerjaar’, antwoordt hij enigszins verveeld. ‘Al die doden, en al die verhalen, altijd weer’.
Malala’s verhaal is vergelijkbaar. Als zij zich kon opwerpen tot een suffragette, dan heeft dat alles te maken met haar vader, de schooldirecteur die in menig opzicht een witte raaf is onder Pasjtoenmannen. Ziauddin Yousafzai behoort ten tijde van de Sovjetinvasie (1979-’89) tot het seculiere kamp, dat tegen de strijd van de moedjahedien in Afghanistan gekant is. Hij studeert Engels en trouwt zowaar uit liefde met Malala’s mooie moeder. Bovendien is hij enige tijd later oprecht blij met zijn eerstgeborene, zelfs al betuigen velen hun medeleven aan zijn echtgenote omdat ze een meisje heeft gebaard.
Aan zijn dochter leert Ziauddin dat ze voor geen enkele jongen moet onderdoen, zelfs als die opvatting haaks staat op alles wat de kleine Malala rond zich ziet gebeuren. “Ik zal je vrijheid beschermen,” zo zegt hij vaak tegen zijn kind, “blijf jij maar dromen.”
Vanaf 2007 wordt de sfeer almaar grimmiger. Ziauddin krijgt doodsbedreigingen omdat zijn school ‘westers en heidens is’, en een van zijn beste vrienden wordt gefolterd en vermoord. Samen met een paar vrienden begint Malala’s vader openlijk campagne te voeren tegen de Taliban. Hij geeft interviews aan Pakistaanse en westerse media en leest haar vaak ‘Toen ze kwamen’ voor, het beroemde gedicht van de Duitse lutheraanse verzetstrijder Martin Niemöller. Als de mensen blijven zwijgen, zal er niets gebeuren. We moeten zelf het verschil maken.
In de strijd van Malala en Joshua zit tevens een generatieconflict. Toen BBC World aan Pakistaanse moeders in Groot-Brittannië vroegen wat ze vonden van de lauwering van het meisje, viel vooral hun afkeer op. Vrouwenrechten kregen een bijsmaak van smerige losbandigheid waarvoor deze respectabele dames de eigen kinderen alvast zouden behoeden. Malala, betoogden ze, zocht vooral naam en faam. Met haar acties was niemand gebaat, wel integendeel. Straks stuurden de echte conservatieven hun meisjes helemaal niet meer school, uit vrees dat ze net zo zouden worden.
Joshua en zijn jeugdige medestanders botsten in de voorbije maanden tegen diezelfde mentale inertie. De generatie van hun (groot)ouders bestaat uit mensen die vluchtten uit China en die maar wat blij zijn met de sociale mobiliteit van de voorbije decennia. Begin jaren vijftig kwamen de families berooid in de Britse Kroonkolonie aan en sinsdien bouwden ze een welvarend bestaan uit. Met politiek laten ze zich niet in. De geschiedenis leerde hen immers hoe gevaarlijk dat is en hoe weinig je er doorgaans voor terugkrijgt.
Voor Joshua, die negen maanden voor de overdracht van Hongkong in 1997 ter wereld kwam, liggen de kaarten anders. Hij heeft niets met Peking maar ziet al jaren dat de economische en politieke elite van Hongkong haar schaapjes op het droge heeft en met Chinese hulp steeds rijker wordt. Ondertussen blijft de welvaartskloof groeien en van sociale mobiliteit is nauwelijks nog sprake. Precies daarom heeft Joshua -en ontelbare Hongkongers met hem- zijn hoop gevestigd op democratisering en de verkiezing van een aan het volk aansprakelijke leider.
Maandag en woensdag dus, in een week van jeugdige tegenkracht. Hij misschien, zij zeker. Joshua en Malala, kinderen van Jesus en Niemöller, van Tiananmen en Talibankogels. Mogen ze anderen inspireren.