‘In zijn meesterlijke nieuwe roman, ‘De Ondergrondse Spoorweg’, herinnert Colson Whitehead er ons aan dat de verschrikkingen van de slavernij het sediment zijn waarop de VS is gebouwd. ‘Er wordt vooruitgang geboekt, maar het gaat tergend traag. Racisme bestaat in honderd tinten, die alleen op het eerste gezicht van elkaar verschillen’.
2016 is hét doorbraakjaar van de Afro-Amerikaanse schrijver Colson Whitehead (47) geworden: vier maanden voor de verschijning van ‘De Ondergrondse Spoorweg’, selecteerde Oprah Winfrey het werk al voor haar Book Club. VS-president Barack Obama nam het tijdens de zomer mee op vakantie en ook in het najaar regende het prijzen, culminerend in de National Book Award.
De eerste 200.000 exemplaren van Whitehead’s zesde roman zijn al de deur uit, er verschijnen tal van vertalingen en de auteur is dezer dagen een graag geziene gast op festivals en in radio- en tv-talkshows.
Nooit eerder kreeg Whitehead zoveel applaus. Over ‘De John Henry Jaren’ (2004, Ned. Vertaling) schreef sterauteur Jonathan Franzen in de New York Times dat het boek ‘niet bepaald leest als een trein’, en dat Whitehead’s verhalen het werk leken ‘van iemand die 2 dollar per woord krijgt’.
Ook bij ons wordt zijn vroeger werk niet stukgelezen: toen ik een paar van Whitehead’s romans in de Brusselse bib ging halen, stonden ze niet in de rekken. Ze moesten worden opgevist uit het depot, ‘omdat er doorgaans geen kat naar vraagt’.
Het succes van ‘De Ondergrondse Spoorweg’ is evenwel verdiend. Het is een ware pageturner die inzoomt op het bij ons weinig bekende geheime netwerk waarmee ontsnapte slaven in de periode voor de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865) van de Zuidelijke naar de Noordelijke staten of zelfs naar Canada werden gesmokkeld. Naar schatting 80.000 à 100.000 zwarten konden via deze cluster van onderduikadressen en sluipwegen aan de slavernij ontkomen. Whitehead verwerkt dat historische gegeven tot een magistrale magisch realistisch roman: de spoorweg wordt een echte lijn, met heuse machinisten en goed verstopte perrons.
Het verhaal begint op een katoenplantage in Georgia, waar twee broers hun slaven aan tal van beproevingen onderwerpen. Hoofdpersonage is de 16-jarige Cora, de enige nazaat van een vrouw die jaren geleden is gevlucht. Als de situatie op het landgoed nog verslechtert, besluit het meisje met haar vriend Caesar te ontsnappen. De ondergrondse spoorweg brengt hen in tal van staten, waarmee de auteur de verschillende schakeringen van racisme laat zien. Eerst verblijven ze een tijd in South-Carolina, een ogenschijnlijke liberale regio, waar de overheid evenwel een sterilisatieprogramma heeft opgezet voor zwarte vrouwen. Vandaar gaat het naar North-Carolina, waar Afro-Amerikanen als weekendvertier worden gelyncht en eindigen aan bomen langs de zogenaamde Freedom Trail. Bovendien wordt Cora op de hielen gezeten door premiejager Ridgeway, wiens medestander als versiering een ketting van afgesneden oren draagt.
Films als ’12 Years a Slave’ en ‘Django Unchained’ geven aan hoe groot de (internationale) belangstelling voor de Amerikaanse slavernij is, en het lijkt een voor de hand liggend thema voor een Afro-Amerikaanse schrijver. Maar wie Whitehead’s eerdere romans las, kan zich nauwelijks voorstellen dat deze postmoderne, cynische New Yorker zich waagt aan een Hut-van-Oom-Tom-voor-volwassenen en in staat is om ironie en bijtende humor in te ruilen voor een radicaal andere toon.
‘Ach, ik begrijp wat je bedoelt’, zegt hij schouderophalend, ‘al vormt dit boek wat mij betreft geen breuk met de voorgaande. Telkens weer gaat het om een exploratie van geschiedenis, identiteit en ras. In een ander register, weliswaar, maar dat wordt bepaald door het verhaal zelf. Je moet als schrijver elke keer een nieuwe, geschikte stem vinden. Alleen als het timbre klopt, blijft het boek overeind. ‘De Ondergrondse Spoorweg’ liet zich gewoon niet ironisch vertellen, daarvoor was de gruwel waaraan mijn voorvaderen werden onderworpen te groot.
‘Het idee voor dit boek dateert al van bij het inleveren van ‘De John Henry Jaren’ waarin de negentiende eeuwse Afro-Amerikaanse volksheld John Henry tegenover de hedendaagse parasiterende journalist J Sutter werd gesteld. En toch moest ik eerst nog een ommetje maken langs vijf andere boeken. Ik was er niet klaar voor. Ik moest een beter schrijver worden, om het aan te durven. Een wijzer man ook. Ouder, bezadigder.
‘Bovendien wist ik dat het schrijven van ‘De Ondergrondse Spoorweg’ een ware beproeving zou worden, dat ik fundamenteel bereid moest zijn om af te dalen in de kerkers van de menselijke wanhoop. Alleen op die manier zou ik recht kunnen doen aan zoveel lijden. Kijk, als ik in het eerste hoofdstuk een tienermeisje neerzet dat besluit te ontsnappen, dan kan ik het seksueel misbruik dat aan haar vlucht voorafging, niet verzwijgen. Lees er de orale geschiedenissen van ex-slaven op na die in de jaren dertig werden opgetekend door de schrijvers van de Federal Writers Project: letterlijk elk jong zwart meisje werd verkracht, het leek bij de intrede van de menstruatie en het krijgen van borsten te horen’.
Waren de orale geschiedenissen van ex-slaven uw belangrijkste inspiratiebron?
‘Ik had als kind, en later als tiener, uiteraard tal van verhalen en films over slavernij gelezen en gezien. ‘Roots’ bijvoorbeeld herinner ik me nog van toen ik acht was. Maar mijn perspectief is veranderd, ik ben niet meer de student die meeleeft met de drama’s die Harriet Ann Jacobs beschrijft in haar autobiografische ‘Incidents in the Life of a Slave Girl’. Ondertussen heb ik zelf een dochter van twaalf en stel ik me voor wat het is om machteloos toe te zien hoe je kind wordt vermoord.
‘Toen ik in 2014 besloot om dit boek te schrijven, heb ik vier maanden lang research gedaan. Om me het ritme van de taal en de leefwereld van mensen als Cora eigen te maken, om het verschil te zien tussen kleine en grote plantages, maar meer nog om erachter te komen hoe de horror zich vervoegt. En ik stelde vast dat de historische waarheid veel gruwelijker is dan we willen geloven’.
In 2014 was het politiegeweld tegen Afro-Amerikanen veelvuldig voorpaginanieuws. Hebben Michael Brown’s dood in Ferguson of de Black Lives Matter beweging een invloed gehad op uw beslissing om dit boek te schrijven?
‘Neen, helemaal niet. Het verhaal van Brown en alle anderen die werden doodgeschoten, terwijl de schuldige agenten vrijuit gingen, is volstrekt niet nieuw. Die waarheid heb ik heel vroeg onder ogen leren zien, toen ik in de jaren tachtig in Manhattan opgroeide. Toegegeven, ik kwam uit een gegoed milieu en zat, zoals ik in ‘Sag Harbor’ (2009, Ned. vertaling) ook beschrijf, op blanke privéscholen. Maar dat maakt niet uit. Je wist dat je vogelvrij was, van zodra je de deur uitkwam.
‘Het enige wat is veranderd, is de registratie van die realiteit: technologische mogelijkheden maakten het makkelijker om bewijs te verzamelen en het internet zorgde voor netwerken van drukkingsgroepen en journalisten die vlot met elkaar kunnen communiceren. Het statistiekje wordt daardoor beter bijgehouden, het is bij meer mensen bekend.
‘Periodiek leidt dat tot een conversatie over het onderwerp. Dezelfde conversatie, die altijd weer wegzakt zonder dat er fundamentele verandering komt. Als puntje bij paaltje komt, zijn we niet bereid om de oorzaken aan te pakken. Het racisme is te diep geworteld, te wijd verspreid. Het bestaat in honderd tinten, die alleen op het eerste gezicht van elkaar verschillen. Dat maakt het zo hardnekkig’.
Het feit dat de Ondergrondse Spoorweg in november werd bekroond met de National Book Award, geeft toch aan dat de bereidheid groeit om het maatschappelijke debat te voeren?
‘Het doet me ontzettend veel plezier dat zoveel mensen het boek lezen en erdoor worden geraakt, dat heeft me enigszins verwonderd. Maar ik stel tegelijk vast dat bepaalde vragen tijdens elke ontmoeting met lezers terugkeren. Mensen zijn geschokt door het wedervaren van Cora, Caesar en hun vrienden maar vragen of ik de feiten niet heb aangedikt om effect te genereren. Het jaagt me op de kast. Je moet weten dat ik alles heel zorgvuldig heb uitgezocht, de straffen waaraan mijn personages worden onderworpen, hebben wel degelijk een historische grond.
‘Dat ongeloof geeft aan hoe weinig we weten en hoe selectief onze herinnering is. Deels komt dat door het onderwijs. Lees de Amerikaanse schoolboeken: je krijgt veel Abraham Lincoln en weinig slavenrealiteit, grote verhalen over Martin Luther King en de progressieve blanken die hem steunden, maar er is amper aandacht voor de concrete invulling van de segregatie of wat het doet met je zelfbeeld. Maar wat wil je: de inhoud van het Amerikaanse onderwijs wordt voor het leeuwendeel bepaald door een conservatief, blank, racistisch establishment.
‘Bovendien kan je het ook op een persoonlijker niveau bekijken: wie heeft zin om eraan te worden herinnerd dat zijn overgrootvader’s fortuin stoelt op slavenbloed en onrecht? Een verhaal over volharding, pioniersmentaliteit, geniale ondernemingszin en veel zakelijk vernuft is geruststellender als verklaring voor blanke welvaart, toch?’
U schetst een erg statisch beeld van de rassenverhoudingen, ziet u dan geen fundamentele vooruitgang?
‘Je kan niet ontkennen dat er voor mijn kinderen van twaalf en drie nu meer Afro-Amerikaanse rolmodellen zijn dan voor mij destijds: schrijvers, kunstenaars, activisten, acteurs, regisseurs en muzikanten. Nooit eerder waren er zoveel mogelijkheden en ging er zoveel geld om in de Afro-Amerikaanse gemeenschap. Bovendien hadden ze de Obama’s, dat kan tellen als referentiepunt: onze president ziet eruit als ik.
‘Als kind had ik me nooit kunnen voorstellen dat zoiets mogelijk was. Ik was al blij met het verhaal van John Henry. Mijn fascinatie voor die mythische spoorwegarbeider uit het midden van de negentiende eeuw was grenzeloos. Hoe kon een Afro-Amerikaan de strijd aangaan met een machine, en het pleit winnen? Ok, hij haalde de volgende ochtend niet, maar dat maakte zijn verdienste haast nog groter, hij werd een tragische held.
‘Wat mij fundamenteel frustreert, is dat de vooruitgang zo traag is, en de weeromstuit gigantisch. Waarom denk je dat we nu veroordeeld zijn tot een president die erger is dan een personage uit een slechte komedie? Acht jaar lang heeft blank, reactionair Amerika zich de vingernagels afgeknaagd bij de gedachte dat een zwarte man ons land bestuurde. Dat standpunt is volstrekt niet geëvolueerd, er is geen meter terreinwinst geboekt. Integendeel: dit is het uur van de wraak. De afranseling van links, progressief Amerika door een racistische en seksistische onderstroom’.
Je kon Barack Obama moeilijk een Afro-Amerikaan noemen: hij was het kind van een blanke moeder dat opgroeide bij blanke grootouders. In zijn autobiografie schrijft hij ook dat het Michelle is die hem in Chicago liet kennismaken met de zwarte realiteit en strijd.
(opgewonden). ‘Wat een onzin. Denk je dat geld of opleiding een verschil maakt, dat het racisme minder wordt of dat je anders wordt bejegend door politie en overheidsdiensten? Geenszins. Niet wat jij bent, telt, maar wat de blanke ziet. Herinner je de Jim Crow wetten en de ‘one drop rule’: één druppel zwart bloed maakt je zwart.
‘Weet je, ik werd op een dag tegengehouden toen ik met een bevriende (Afro-Amerikaanse) dokter in zijn auto zat. Het voertuig had een MD (medical doctor,nvdr)-nummerplaat. De agent die onze papieren controleerde, was ervan overtuigd dat we de auto gestolen hadden. Hij excuseerde zich uiteindelijk en zei dat hij nog nooit een zwarte arts gezien’.
Had u de kieszege van Trump zien aankomen?
‘Ja en neen. Zijn overwinning bevestigt een deelaspect van de Amerikaanse maatschappij, maar vergeet niet dat Hillary 2,5 miljoen stemmen méér haalde. Daar kopen we niets voor, maar het moet ons moed verschaffen.
‘Ik geef toe dat ik me ontredderd voelde toen het nieuws bekend raakte, en dat Trump me nog steeds slapeloze nachten bezorgt. Ik zie mijn eigen angst in de ogen van veel mensen. Sommigen houden zich sterk met de bewering dat we Nixon en Reagan ook hebben overleefd, maar ook dat ging niet zonder kleerscheuren. Vier jaar lang onze adem inhouden, dat lijkt me moeilijk. Er wacht ons een gemene tijd’.