Laat ik hem Ramazan noemen, de vrijgezel van 26 die ons door het museum en leven van de stichter des vaderlands gidst. Hij vervult hier zijn legerdienst van zes maanden en heeft nog 39 dagen te gaan.
Ataturk is zijn grote held, dat daar geen twijfel over bestaat. Bij de honderden foto’s, schilderijen en voorwerpen die in lange gangen met erkers worden getoond, vertelt hij al even heroïsche als rechtlijnige verhalen, waaruit alle vervelende episodes en personages (Armeniërs bijvoorbeeld) zijn weggelaten. Ramazan heeft het over de onwaarschijnlijke heldenmoed in Gallipoli, de Griekse slachtpartijen in Izmir en de fenomenale offers die het volk zowaar met enthousiasme heeft gebracht. 40 procent van hun bezittingen moesten de burgers inleveren om de oorlogsinspanningen te financieren maar ze morden niet. Integendeel. Ze gaven alles wat ze hadden en wilden na de stichting van de Turkse republiek niet eens worden gecompenseerd. De verworven vrijheid volstond als schadeloosheidsstelling.
Zo gaat dat in oorden als dit, van patriottisme valt schijnbaar goed te leven. Er zijn nederlagen noch repressie, als een onrecht en tegenslagen. En uiteindelijk victorie en progressie. Voor boeren, soldaten, kinderen en vrouwen. Die laatste kregen vijftien jaar eerder dan hun Belgische sexegenoten algemeen stemrecht.
Het verhaal is dat van Ataturk de geniale strateeg en de vader des vaderlands, maar de bezoeker moet ook het gevoel krijgen dat het gaat om een man van vlees en bloed. We zien de kleren die hij droeg, de boeken die hij las en het zilveren ontbijtservies dat hij ‘s ochtends gebruikte. Zelfs de hond waar hij dol op was, is van de partij. ‘Aangezien zijn medewerkers wisten hoeveel hij om dat beest gaf, besloten ze hem op te zetten’, vertelt Ramazan. ‘Maar toen hij dat geschenk kreeg, begon Ataturk ontzettend te huilen. Hij was een erg gevoelige man, zie je’.
Het dier werd opgeborgen en zou pas twintig jaar later weer opduiken, in dit mausoleum. Het kreeg een meer prominente plek dan de vrouw waar Ataturk zich na twee jaar huwelijk van liet scheiden. Van haar is slechts één foto te zien, weggestopt in de sectie over vrouwenemancipatie.
Waarom liet Ataturk zich van haar scheiden, vraag ik voorzichtig. Volgens Ramazan konden ze het niet goed met elkaar vinden en had de leider weinig tijd voor zijn vrouw. Was hij, zoals de geruchten willen, eventueel homoseksueel? Een resolute ontkenning. Ataturk had erg veel vrouwen, hij was een ontzettend knappe womanizer, dat zag ik zelf toch ook wel?
Erg oud was hij alvast niet toen hij in zijn bescheiden slaapkamer in het megalomane Dolmabahçe paleis overleed. Daar heeft de gids Ramazan minder moeite mee. ‘Hij stierf aan cirrhose. Levercirrhose’. Hoe een mens aan een dergelijke kwaal komt? Ramazan kijkt me verbaasd aan. ‘Van drinken natuurlijk’.
Zijn antwoord verandert onze conversatie. De vurige propagandist van de leider wordt een weifelende Turkse jongeman die maar weinig kansen ziet. Hij vertelt dat hij in Australië is opgegroeid maar toen de gezondheid van opa en oma ging kwakkelen, wilde zijn moeder naar huis. Zeventien was Ramazan en zijn ouders vertelden hem pas een week voor vertrek over hun plannen. ‘In zeven dagen tijd raakte ik alles kwijt. Mijn vrienden, mijn hond, mijn vrijheid, mijn leven. Ik nam het mijn ouders erg kwalijk’.
De aanpassing was ontzettend moeilijk, Ramazan kreeg psychologische problemen en zelfs na negen jaar voelt hij zich hier niet thuis. ‘Er is zoveel sociale druk, altijd weer weegt het oordeel van anderen. Bovendien is het onderwijssysteem ondermaats en de jongerenwerkloosheid gigantisch. Alleen connecties leiden naar jobs’.
Hij wil hier niet blijven maar zijn verloofde vindt Australië te ver. Ramazan heeft de dubbele nationaliteit, misschien verkast hij straks naar Groot-Brittannië. ‘Misschien later dit jaar nog. Terug naar die andere wereld. Naar mezelf. En naar datgene wat Ataturk ons leerde : moderne wetenschap en vooruitgang’.