Het nieuws dat Noord-Korea gisteren bekend maakte, was al even bondig als de tijding die vorige week aangaf dat de etnisch Koreaanse Amerikaanse Euna Lee en haar etnisch Chinese landgenote Laura Ling op 4 juni voor de rechter zouden verschijnen. Ze werden gisteren, op een proces waarbij geen waarnemers toegelaten waren en waartegen geen beroep mogelijk is, schuldig bevonden aan ‘ernstige misdaden’ en ‘vijandige feiten’. Concreet waren ze naar de Chinees-Noord-Koreaanse grens gegaan voor een reportage over het leven van Noord-Koreaanse vrouwen die via mensensmokkel in de prostitutie terechtkwamen in Noordoost-China en over kinderen van gevluchte Noord-Koreanen. Een Zuid-Koreaanse dominee die hulp biedt aan de vluchtelingen regelde enige interviews voor hen. Hij bracht hen in contact met mensen in de grensregio en liet hen eveneens gevluchte Noord-Koreanen in Zuid-Korea interviewen, waarover Laura Ling een paar dagen voor haar arrestatie schreef: ‘dat het al te veel tragische verhalen waren’. Ook schreef ze op Twitter, waar ze tot aan haar arrestatie op 17 maart periodiek verslag uitbracht van haar werk, dat ze hoopte dat haar ‘kimchi-adem het gevaar zou afwenden’, verwijzend naar de met look en chili’s ingelegde groenten die Koreanen bij elke maaltijd nuttigen.
De kimchi werkte evenwel niet. De twee vrouwen werden opgepakt toen ze volgens Zuid-Koreaanse media op de bevroren Tumen-rivier stonden te filmen. De rivier vormt de grens tussen Noord-Korea en China en volgens de dominee waren de journalisten gewaarschuwd dat ze uit de buurt van de grens moesten blijven omdat de Noord-Koreaanse grenswachten zich aan beide zijden ervan bevinden en er niet voor terugschrikken om ongewenste pottenkijkers te arresteren.
Al Gore als gezant?
In de VS werd verslagen gereageerd op de strafmaat die gisteren werd uitgesproken en die een dag na een dreigement van VS-minister Hillary Clinton komt. Zij zei dat het niet uitgesloten was dat Noord-Korea opnieuw op de lijst van ‘staten die terrorisme steunen’ zou worden geplaatst als Pyongyang niet zorgde voor een snelle en positieve afhandeling van de zaak van de journalisten en geen goede wil toonde inzake de non-proliferatie. Noord-Korea voerde op 25 mei een ondergrondse kernproef uit en lanceerde in de dagen daarna verschillende raketten, die ondermeer over Japan vlogen. De internationale gemeenschap beraadt zich momenteel over de te nemen strafmaatregelen en bijgevolg vrezen de families van de journalisten dat ze als pasmunt zullen worden gebruik in die onderhandelingen.
Noord-Korea-experts in Zuid-Korea en de VS zijn het erover eens dat een vrijlating zonder berechting
Sommigen menen dat het een goed idee zou zijn om een Amerikaanse gezant te sturen om over de vrijlating te onderhandelen, zoals in 1994 en 1996 gebeurde. Er gaan stemmen op om Al Gore te laten gaan, die het tv-station leidt waarvoor de twee journalisten werken en die als ex-vicepresident een goed profiel heeft.Anderen denken aan Arnold Schwarzenegger, de gouverneur van California. De nieuwe sterke leider, Kim Jong-un, zou namelijk een groot fan van deze gewezen acteur uit actiefilms zijn.
Nog anderen willen dat de gouverneur van New Mexico, Bill Richardson, erheen gaat. Hij kreeg in 1994 de vrijlating voor elkaar van Bobby Hall, een 28-jarige Amerikaanse helikopterpiloot wiens toestel uit de lucht werd geschoten nadat het boven Noord-Korea de weg was kwijtgeraakt. Zijn copiloot vond bij de beschieting de dood, Hall kwam na 13 dagen vrij.
In november 1996 keerde Richardson naar Pyongyang terug om er de vrijlating te bepleiten van Evan Carl Hunziker, een 26-jarige etnisch Koreaanse Amerikaan die in augustus van dat jaar naakt de grensrivier tussen China en Noord-Korea was overgezwommen, om er door boeren te worden gered. Hunziker was volgens zijn Koreaanse moeder, bij wie hij in Alaska opgroeide, naar Noord-Korea gegaan om er ‘het woord Gods te brengen’ en vond dat hij daarvoor geen visum hoefde vragen. Zijn vader, een Korea-veteraan die jaren eerder van zijn vrouw scheidde, zei dat hij ‘er geen idee van had wat de jongen daar ging zoeken’. Wat hij wel wist, was dat ‘beweren dat hij een spion is, zoals Pyongyang doet, even geloofwaardig is als zeggen dat hij kan vliegen’.
Jaren van honger en geweld
Eerst vroegen de Noord-Koreaanse autoriteiten 100.000 dollar in ruil voor zijn vrijlating, Richardson mocht hem uiteindelijk na betaling van een twintigste van dat bedrag meenemen, bedoeld ‘om de kosten te dekken van het hem drie maanden lang onderhouden’. Wat Hunziker precies in Noord-Korea wilde doen, zal hij zelf alvast niet meer vertellen. De man pleegde minder dan een maand na zijn vrijlating in de VS zelfmoord. Over zijn detentie in Noord-Korea sprak hij zelden, wel zou hij tegen de familie hebben verteld dat hij er niet was mishandeld.
Dat zegt ook Tagashi Shugishima, de Japanse gewezen journalist van de Nihon Keizai Shimbun, die begin december 1999 werd gearresteerd tijdens zijn vijfde bezoek aan Noord-Korea, dit keer als lid van een onderzoeksdelegatie van een Japans economisch instituut. De man werd van spionage beschuldigd, wat hij ontkende, en pas in 2002 vrijgelaten. In latere interviews zei hij nooit te zijn gefolterd en drie keer per dag warm eten te hebben gekregen in een kleine, comfortabele cel in de bergen. “Aanvankelijk was ik ervan overtuigd dat ze me zouden vermoorden, ik vroeg me af of ze me zouden vergiftigen of doodschieten”, zei hij. Later werd hij depressief en vooral bang dat hij gedwongen zou worden om voor de Noord-Koreanen te spioneren in ruil voor zijn vrijlating. Dat dreef hem tot een zelfmoordpoging, die evenwel mislukte.
De verhalen van Hunziker en Shigishima staan in scherp contrast met de ervaringen van Noord-Koreaanse burgers die jaren in gevangenschap doorbrachten. Zo vertelt Kang Chol Hwan in De Aquariums van Pyongyang over zijn tien jaar detentie, van zijn negende tot zijn negentiende, als een tijd van extreme honger, dwangarbeid en geweld. Kang kwam in een strafkamp terecht omdat zijn grootvader van ‘politieke misdaden’ werd verdacht. Het regime in Pyongyang sluit doorgaans niet alleen de beklaagde maar ook zijn/haar familie op, en aldus kwam het hele gezin van de jongeman in het kamp terecht, wat velen niet overleefden.
Slechte ervaringen hadden ook de Venezuelaanse Ali Lamada en de Fransman Jacques Sedillot, twee overtuigde communisten die in 1967 naar Pyongyang gingen om er de verzamelde werken van de Grote Leider respectievelijk in het Spaans en het Frans te vertalen. Lamada zou tegen zijn gastheren hebben gezegd dat hij de propaganda van Kim Il Song toch wel ‘wat overdreven’ vond, waarop hij eerst een jaar en daarna nog vijf jaar werd opgesloten in een kamp. Beide mannen werden in 1974 vrijgelaten na bijzonder penibele kampjaren, Sedillot overleed zelfs voor hij naar Frankrijk terug kon keren, Lamada bracht bij Amnesty International verslag uit van zijn tragische ervaringen.