De Japanse versie van een gelukkige vrouw? Een echtgenote en een zichzelf wegcijferende moeder. Maar het evenwicht tussen werk, liefde en kroost is dermate zoek dat één dertiger op drie nog single is, en één veertiger op vier eveneens. Welkom in de wereld van de loserdogs.
Japan is uniek, dat zal menige inwoner van de eilandenarchipel u verzekeren. En dan komen de verhalen over de zingende toiletten, de kawaii of ‘cultuur van de schattigheid’, de legers geüniformeerden, de wonderlijke drankautomaten, de poezen-streelcafé’s, het mochi-ijs en de manga’s.
Er was zelfs een tijd dat ‘s lands leiders beweerden dat de Japanse sneeuw uniek was, en dat mensen er langere darmen hadden dan in de rest van de wereld. Maar dat was louter om de import van buitenlandse skis en Amerikaans rundsvlees tegen te gaan.
En toch klopt het. Japan is nergens mee te vergelijken. Kijk naar de Gender Gap Index, die jaarlijks wordt gepresenteerd op het World Economic Forum in Davos. In geen enkel steenrijk land gaapt de kloof zoals in Japan, wereldwijd doen slechts 38 van de 142 landen het slechter. Japan legt het af tegen Oeganda, Bangladesh en Tadjikistan, waar de modale burger het met vijftien keer minder centen moet doen.
Die kloof ligt niet aan het onderwijs, haast in geen enkel land halen meer meisjes een universitair diploma. Maar zestig procent verdwijnt van de arbeidsmarkt als ze trouwen of kinderen krijgen en het gros komt niet meer terug. Ook op het vlak van de macht, de politieke evengoed als de economische, gaat het goed fout. In het parlement zitten amper 8 procent vrouwen en van alle ceo’s en managers is slechts 11 procent van het vrouwelijke geslacht.
Economen berekenden dat het bnp met maar liefst 15 procent zou stijgen als Japan iets minder uniek werd en zijn genderonevenwicht wegwerkte. Conservatief premier Shinzo Abe heeft daar gezien de lange jaren van economische crisis wel oren naar. Bij de voorstelling van zijn groeiplan ‘Abenomics’ twee jaar geleden, beloofde hij dat ‘de Japanse vrouwen binnenkort zullen schitteren’. Als we hem mogen geloven, dan zullen ze tegen 2020 dertig procent van alle leidersfuncties bekleden. Daar wil hij de bedrijven zelfs voor betalen. Vorig jaar maakte Abe geld vrij voor aanmoedigingspremies, maar eind september had nog geen enkele firma er een aangevraagd.
Ach, het zijn moeilijke tijden. Niet alleen geeft de vrouwelijke helft van de bevolking Japan een slechte naam in genderlijstjes, bovendien zorgt ze nauwelijks voor nageslacht. Het reproductieniveau van 2,07 kinderen per vrouw wordt al veertig jaar niet meer gehaald. Lange tijd keek de overheid de andere kant op, tot in 2005 een absoluut dieptepunt werd bereikt met 1,26 kinderen per vrouw. De 71-jarige minister van Gezondheidszorg en Arbeid, Hakuo Yanagisawa, vroeg zich zelfs af wat er met ‘de voortplantingsmachines’ kon zijn gebeurd.
De gevolgen zijn evident. Anno 2015 is meer dan een vijfde van de bevolking ouder dan 65 en de verkoop van pants voor incontinente bejaarden gaat harder dan die van babyluiers.Tegen 2060 zullen er 26 miljoen Japanners minder zijn dan nu, en in de dertig jaar daarna gaat het van 100 miljoen mensen naar 90 miljoen.
Het ligt aan Bankonka zeggen de experts, aan het uitstellen van het huwelijk. De modale Japanse wacht tot haar 29ste met trouwen. Als ze dat al doet. In één geval op drie is ze vijf jaar later nog single en ook onder de 39-jarigen is nog een kwart ongehuwd. Nochtans lees ik dat niet minder dan 89 procent van alle vrouwen ooit wil trouwen.
Dat zal best. Single zijn wordt je als vrouw niet in dank afgenomen, kijk naar de namen waarmee je wordt bedacht. In de jaren tachtig, toen de ideale huwelijksleeftijd nog op 25 lag, sprak men smalend van ‘overgebleven Kerstcake’. Tien jaar later had men het over ‘parasitaire vrijgezellen’, omdat ze doorgaans nog thuis woonden en hun inkomen naar believen mochten uitgeven. En onderhand heten singles ‘oude juffrouwen’ en ‘ongehuwde weduwen’.
Een paar vrouwen sloeg terug. ‘s Lands beroemdste ongehuwde feministe, Chizuko Ueno (67), omschrijft zichzelf als een ‘preventief gescheiden vrouw’ en columniste Junko Sakai noemt zich ‘een loserdog’. In haar erg succesvolle essaybundel over haar leven als alleenstaande, vertelt ze over restaurants die haar wegsturen omdat ze een zielige indruk zou maken op andere klanten, en over hotels die haar een kamer weigeren omdat ze weleens suïcidaal zou kunnen zijn.
Keiko (41), een ongetrouwde informaticus uit Nagoya, moet er om lachen. ‘Maar het klopt wel’, zegt ze. ‘In Japan is een gelukkige vrouw een echtgenote, en een zichzelf wegcijferende moeder. Al de rest wordt niet voor vol aanzien’.
Dat deert Keiko niet. Als kind al was ze vastbesloten om later uit werken te gaan. ‘En dus: niet te worden als mijn moeder, een huisvrouw en echtgenote van een ‘sarariman’, die lange dagen maakt op kantoor, ‘s avonds uit drinken moet met collega’s en die de zondagen in bed doorbrengt.
‘Ik besef nu dat dat negatieve beeld voortkomt uit de omstandigheden waarin ik opgroeide. Mijn ouders hadden een slechte relatie en zijn uiteindelijk gescheiden. Mijn moeder is zo snel mogelijk hertrouwd, met een man die ik niet mag. Ze is heel traditioneel, voor haar is het zoals in het spreekwoord: in geen van de drie werelden heeft een vrouw een eigen huis. Ze woont bij haar vader, bij haar man, of bij haar zoon’.
Na haar opleiding gaat Keiko aan de slag bij een klein bedrijf in Nagoya. ‘Geld verdienen, iemand zijn, daar was het me om te doen. Viel dat even tegen. Van mij werd verwacht dat ik elke ochtend de bureaus afstofte en dat ik thee maakte voor bezoekers. Aan mijn mannelijke collega’s it-ers werden dergelijke dingen nooit gevraagd.
‘Bovendien wist men dat ik verkering had met een jongen van een andere afdeling. Wanneer zouden we trouwen en hoeveel kinderen dachten we te nemen? Altijd weer gingen de conversaties die kant op, het ergerde me mateloos.
‘Korte tijd nadat mijn vriend me ten huwelijk vroeg, ben ik naar Toronto vertrokken. 28 was ik toen. Mijn hele leven al vond ik alles wat westers was bijzonder cool. Bovendien was ik ervan overtuigd dat ik in Canada vrij zou kunnen zijn. Een mens in plaats van een vrouw’.
Zoals Keiko zijn er velen, tal van jonge Japanse vrouwen vertrekken naar het Westen om te werken of te studeren. De Amerikaanse professor Karen Kelsky ziet dat als een ‘individuele vlucht uit de seksistische, patriarchale Japanese maatschappij. Die vrouwen stellen de verwachtingen in vraag die aan hen worden gesteld en ze construeren een nieuw zelfbeeld, binnen een internationale ruimte waarin zelfontplooiing, persoonlijke ontdekking en romantische vrijheid centraal staan’.
‘Ik ben in Toronto een nieuw mens geworden’, meent Keiko. ‘Maar toch pakte alles heel anders uit dan ik me had voorgesteld. Mijn gebrekkige Engels deed me de das om. Ik werd behandeld als een tweederangsburger, als een dwaze immigrant die nergens verstand van heeft. Het enige baantje dat ik kon vinden, was in een tochterige tweedehandswinkel, waar ik een luttele vijf dollar per uur verdiende. Ik kreeg heimwee en was na een jaar opgelucht om terug thuis te zijn’.
Wat ze in het buitenland wél leert, is dat Japanners uit Tokio anders zijn dan de lui uit haar geboortestad Nagoya. ‘Ik heb mensen ontmoet waarvan ik niet wist dat ze bestonden. Landgenoten die de spot dreven met onze stringente normen en voor wie werk en familie niet het enige waren dat telde. Individuen die echt leefden, leefden voor zichzelf. Zo wilde ik ook zijn.’
Na haar terugkeer verkast Keiko naar de hoofdstad. ‘Die eerste jaren hier waren de gelukkigste van mijn leven. Ik leerde tal van interessante vrouwen kennen, met wie ik uit eten, naar de film of naar feestjes ging. Alles kon en alles mocht. Trotse loserdogs, dat waren we toen’.
Maar dan haalt de realiteit haar in. Met de Tohoku aardbeving en tsunami, in maart 2011. ‘20.000 doden en een toestand van collectieve shock en ontreddering. En voor mij: een wake-up call. In het hele land stonden de telefoons roodgloeiend, iedereen wilde weten of vrienden en verwanten ongedeerd waren. Maar mij belde niemand.
‘Dat heeft me ontzettend aan het denken gezet. Zou mijn dood ook maar iemand uit zijn slaap hebben gehouden? Heb ik de foute keuzes gemaakt door echtgenote noch moeder te zijn?’
Chiriko (33), een econome uit een begoede familie in de buurt van Tokio, hoopt dat ze zich dergelijke vragen nooit hoeft te stellen. Maar gerust is ze er niet op. Sterker nog, ze heeft het gevoel dat ze naast de prijzen heeft gegrepen, dat alle geschikte echtgenoten werden uitgedeeld op een moment dat zij er niet klaar voor was. Het is de schuld van haar moeder, meent ze, en ze kan het haar niet vergeven.
Net zoals Keiko is Chiriko het kind van gescheiden ouders. ‘Toen ik zes was, kondigde mijn vader op een zondagochtend aan dat hij moest vertrekken’, vertelt ze. ‘Ik zie hem nog voor me, met een kleine koffer in zijn hand. Hij glimlachte naar me en zei dat ik me geen zorgen moest maken’.
Tien jaar gingen voorbij vooraleer ze haar vader terugzag. Ze wedt dat hij soms belde om naar zijn enige kind te informeren, maar haar kreeg hij nooit aan de lijn. ‘In het huis waar ik met mijn grootouders en moeder woonde, bestond hij niet meer. Het duurde ontzettend lang vooraleer ik begreep waarom hij werd weggestuurd. Vader had grote schulden gemaakt en opa vreesde dat hij het familiehuis zou verliezen als hij hem niet verstootte.
‘Ik weet dat mijn verwanten me wilden beschermen. Kinderen verdienen een zorgeloze jeugd en horen niet te delen in de problemen van volwassenen, vond mijn opa. Maar wat hij niet wist, is dat mijn vader tussen ons is blijven staan. Hij en de geheimen van mijn moeder.
‘Officieel is ze nooit hertrouwd, dat zou mijn stricte, traditionele grootvader niet hebben goedgekeurd. En dus had ze stiekem een vriend, die ze tijdens haar eindeloze boodschappenrondes opzocht. Mijn moeder wist dat ik het wist, laatst heeft ze dat ook toegegeven. Maar ze kon het risico niet nemen om er over te praten, zei ze. Stel dat ik er tegen grootvader over begon’.
Chiriko is ervan overtuigd dat de stilte en de leugens van haar jeugd blijvende schade hebben aangericht. ‘Daardoor zijn mijn huwelijkskansen verkeken. Als ik nadenk over mijn vriendinnen aan de universiteit, dan besef ik dat hun belangrijkste studiedoel de jacht op een fatsoenlijke man was’. Een 3-C-man, zoals dat hier heet. Communicatief, coöperatief, comfortabel. Een echtgenoot die zich kan uitdrukken en weet te luisteren, die helpt in het huishouden en die een goed betaalde baan heeft.
Chiriko heeft nu last van acute huwelijksstress. Ze zegt dat ze soms dagenlang aan niets anders kan denken. ‘Dan wordt de wereld heel klein, alsof ik me in een tunnel bevind en niet weet of ik het einde haal. Aan de universiteit kon ik me aan niemand binden en onderhand is mijn huwelijkswaarde sterk gedaald. Zo gaat dat na je dertigste en tegen de tijd dat je veertig bent, wil niemand je nog’.
Sinds een jaar is ze op tal van dating sites actief en verschillende keren per maand gaat ze naar een ontmoetingsplek voor singles. ‘Het maakt me verdrietig, maar het is mijn lot. Ik moet geloven dat ik tegen volgend jaar iemand zal hebben gevonden. Eerst een man en dan zo gauw mogelijk een kind. De tijd dringt’.
Masami (43), lector gezondheidspsychologie aan een Tokiose universiteit, ligt niet wakker van kinderen. ‘Ik weet dat ik mijn ouders daarmee teleur stel’, zegt ze. ‘In de omgang met hun hond zie ik hun verlangen naar nageslacht. Maar schuldig voel ik me niet.
‘Als kind werd ik het slachtoffer van ijime, pesten op school. Een stel jongens had het heel erg op mij gemunt. Ze bedachten de gruwelijkse scheldnamen en wisten me sociaal te isoleren. Dat heeft me getekend voor het leven’.
Het verhaal van Masami is niet uitzonderlijk. Pesten is een groot probleem op Japanse scholen en Tamaki Mino, van de University of Queensland in Australië, meent zelfs dat het een rechtstreeks gevolg is van het schoolsysteem. ‘Uniformiteitstraining is de kern van het onderwijs’, schrijft ze. ‘Kinderen worden gedwongen om zich te conformeren aan de groepsnorm, zodat ze later kunnen functioneren in een cultureel homogene, sterk normatieve maatschappij. Iedereen die ‘anders’ is, wordt genadeloos aangepakt’.
‘Toen ik als 26-jarige alleen ging wonen, had ik nog nooit een vriend gehad. Mijn ouders maakten zich zorgen. Het is beter dat je trouwt, zeiden ze almaar, er is niet veel tijd meer’. Maar daar kon ik niets mee, overtuigd als ik was dat ik niemand gelukkig zou maken’.
Masami stort zich op haar job. Aanvankelijk werkt ze in een ziekenhuis, maar carrièrekansen zijn er niet. ‘Dus besloot ik weer te gaan studeren, via afstandsleren. Ik heb er vijf jaar over gedaan, en vond vervolgens een andere job. Maar ook daar was het heel lastig om promotie te maken. Alleen vrouwen met de allerbeste diploma’s stootten door. Dus schreef ik me opnieuw in, voor een volgende opleiding. Op die manier heb ik deze baan als lector gekregen.
‘Het is prettig werken, maar ik haat de vrouwelijke collega’s die alleen over hun kinderen praten. Ze doen dat opzettelijk, om me te tonen dat ze beter zijn. Gelukkiger, waarachtiger.
‘Tegen mijn zestigste wil ik trouwen, je hebt een partner nodig in je oude dag. Tot die tijd wil ik blijven werken en instaan voor het onderhoud van mijn eveneens ongehuwde zus Sato, die haar baan opzegde om voor onze onderhand 82-jarige ouders te zorgen.
Zoals Sato zijn er jaarlijks 100.000 vrouwen en als het aan premier Abe ligt, wordt dat aantal in de volgende vijf jaar tot nul herleid. Sinds 2013 zijn er behoorlijke subsidies voor dagopvang, vooral gericht op de 10 miljoen tachtigplussers.
Uit onderzoek blijkt evenwel dat veel mannen er niet van willen horen en daar hebben ondernemers als Kaoru Mori iets op gevonden. Sinds vorig jaar heeft hij 10 Casino-dagcentra geopend, waar bejaarden een kaartje leggen, achter slotmachines zitten en pokeren. Zijn voorbeeld kent behoorlijke navolging, ondertussen zijn er zestig goktenten voor oudjes in het hele land. Het enige probleem is dat kansspelen illegaal zijn. Er moet dus met nepgeld worden gespeeld.
Hinata (45), een manager uit Kyoto, hoeft zich niet over bejaarde ouders te ontfermen. Haar moeder stierf toen ze 25 was, haar vader een paar jaar geleden. Vooral de plotse dood van haar moeder was een gigantische klap. ‘Het leek wel alsof alle zekerheden uit mijn leven verdwenen. Ik zegde mijn baan op en bleef twee jaar thuis om het huishouden te doen voor mijn vader en broertje. Toen ik opnieuw aan de slag wilde, werd ik door de werkgevers te oud bevonden. Je gaat straks toch trouwen, heette het, dus heeft het weinig zin om je in dienst te nemen’.
Hinata verhuist naar Tokio en gaat opnieuw studeren. Met een economiediploma kan ze aan de slag bij een reisbureau, maar ze moet al te lange dagen maken. ‘Het probleem was niet alleen dat je nooit eerder dan de baas naar huis kan. Het gros van onze klanten waren Europeanen en Amerikanen en dus zorgde het tijdsverschil ervoor dat ik zestien uur per dag werkte. De druk was te hoog, daarom ging ik weer studeren. Ik wilde mijn kansen veilig stellen door voor mijn veertigste een MBA te halen, wat nipt is gelukt. Nu heb ik een goede baan aan de universiteit, als enige vrouw in het hele team. Daar ben ik trots op.
‘Of ik nog aan trouwen denk? Ach, dat is iets voor na mijn pensioen. Dan zal ik de tijd hebben om me aan een man te wijden. Iemand met een prettige persoonlijkheid, liefst knap en zonder financiële zorgen. Dat moet wel lukken.
‘Aan aanzoeken heeft het me in de voorbije jaren niet ontbroken. Ik heb al drie keer nee gezegd. Het waren wel fijne mannen maar het punt is dat ik niet van halfslachtigheid houd. Voor mij impliceert een huwelijk dat je stopt met werken maar dat zou zonde zijn, na alle moeite die ik heb gedaan.
‘Dat ik er zo over denk, heeft met mijn moeder te maken. Ze was huisvrouw maar gaf privé-pianoles, haast elke dag. Terwijl mijn vriendinnen thuis werden opgewacht met lekkere hapjes, was mijn moeder met haar leerlingen bezig. Voor mij had ze nauwelijks tijd, ik herinner me nog hoe verdrietig ik daar om was.’
Leven om te werken, dat is eigenlijk ook wat Aya (40) doet. Ze is een van de weinige vrouwelijke archeologen die het al bijna twee decennia volhoudt. Haar bestaan is een aaneenschakeling van eenjarige opgravingsprojecten, verspreid over de hele eilandenarchipel. De ene keer legt ze de woonst van een middeleeuwse samoerai bloot in Kyushu, dan weer graaft ze naar de restanten van een oude havenstad in Hokkaido. ‘Dat graven is erg letterlijk’, zegt ze. ‘Wellicht verschilt mijn werk in dat opzicht nog het meest van dat van westerse archeologen. Je begint als leerling van een meester bij het begin, het graven. En zelfs na je promotie, blijf je in de grond wroeten. Mijn mentor is de zeventig voorbij en hij doet het nog steeds. Het is best lastig, lange uren, niet zelden in de blakende zon.
‘Veel vrouwen haken daarom af. Bovendien valt dit vak niet met een gezin te combineren. Geen enkele man zou bereid zijn om voor zijn echtgenote elk jaar te verhuizen. En liefdesrelaties met collega’s worden ontmoedigd. Dat zou de resultaten niet ten goede komen.
‘Ik ben nu best tevreden met mijn leven maar toen ik een jaar of dertig was, vroeg ik me af of ik wel op deze weg verder moest. Dan begon het rekenen. Als ik over drie jaar een kind krijg, ben ik voorbij de vijftig tegen de tijd dat hij de middelbare school afheeft. Haal ik dat? Of stel dat ik veertig ben vooraleer ik een man en een kind heb, ben ik dan niet te oud om een goede moeder te zijn? Het heeft me veel slapeloze nachten bezorgd.
‘Nu heb ik vrede met een kinderloze toekomst, het helpt dat mijn ouders er niet meer over zeuren. Jarenlang hebben ze me opgejaagd met hun ‘suggesties voor een gelukkig leven als vrouw’. Ze hielden er pas mee op toen ze zagen hoe dat voor mijn zusje Saki uitpakte. Zij is gescheiden, heeft een zoon en woont terug bij hen in. Uit financiële noodzaak. Toen ze na de scheiding weer aan het werk wilde, vond ze alleen een tijdelijke en dus slecht betaalde job. Voor moeders is het carrièrespoor definitief afgesloten. Dat was tijdens de bubble-economie al zo, en tijdens de daaropvolgende ‘Twintig Verloren Jaren’ (’91-2010) werd het alleen maar erger. Het zijn de vrouwen die de crisis betaalden, vooral hun jobs verdwenen. Begrijp je dan waarom velen twee keer nadenken voor ze een kind nemen?’
Momenteel heeft Aya een vriend. Of noem het een belrelatie. Ze wonen op zo’n 800 km van elkaar, hij houdt niet van e-mail en meer dan één ontmoeting per maand zit er niet in. Over trouwen hebben ze het nog niet gehad. ‘Ik denk dat het hem niet interesseert en zelf ben ik er ook niet zeker van. Bovendien heeft mijn vriend nog maar een paar maanden een vast contract, en dat is toch de eerste voorwaarde voor een huwelijk. Of niet?’
Japan is uniek, laat mij het u verzekeren. Kijk naar de boeddistische tempels, met hun lange hagen van kleine stenen beeldjes. Ze dragen gehaakte rooie mutsen en klemmen windspeeltjes in hun handen. Mizuko worden ze genoemd, ‘waterkinderen’, die stierven voor ze ter wereld kwamen.
Als ik door de tuin van de Zojoji-tempel in Tokio loop, stel ik me de bijna-moeders voor die hen hier kwamen aankleden, daarmee een laatste eer betuigend aan hun miskramen, doodgeborenen en geaborteerden foetussen.
‘In dit land’, zo meent feministe Ueno. ‘wordt niet minder dan een kwart van alle zonen en dochters buiten het huwelijksbed verwekt. De vraag is dan simpel: wordt het een shotgun marriage of een mizuko?’
Is meer dan een vijfde van alle kinderen in Europa buitenechtelijk, in Japan gaat het om niet meer dan 2 procent. Ouders, dokters, zelf vrienden en vriendinnen proberen de zwangere single ervan te overtuigen dat ze geen keuze heeft. De druk om in te stemmen met een abortus is gigantisch. Je moet het voor het kind doen, zeggen ze, je weet toch wat voor leven het straks krijgt?