Een superheld van 1,55 meter met een pen in de hand; luis in de pels van dictators en techbedrijven; laureaat van de Nobelprijs voor de Vrede (2021), de Filippijnse journaliste Maria Ressa is het allemaal. Knack had een exclusief interview met haar.
Over Maria Ressa (59) wordt steevast in hyperbolen gesproken. De verhalen gaan over doodsbedreigingen, kogelvrije vesten, rechtszaken – nog vier te gaan, één vrijspraak – en sociale media als een atoombom die de democratie vernietigt.
Toen ze samen met de Russische journalist Dimitri Moeratov in 2021 de Nobelprijs voor de Vrede kreeg, reageerde de Filippijnse met een imitatie van Edvard Munch’s De Schreeuw. Het was meer dan driekwart eeuw geleden dat een journalist met die eer was bedacht en veel verschil maakte de prijs voor de Duitse Carl Von Ossietzky in 1935 niet: drie jaar later stierf hij in een van Hitler’s kampen. ‘We staan opnieuw op de rand van het fascisme’, stelde Ressa bij de prijsuitreiking in Oslo, ‘maar het verschil is nu dat het mogelijk wordt gemaakt door technologie, en daardoor veel sneller gaat’.
Ressa – een Filippijnse lesbienne van erg bescheiden komaf – is een onwaarschijnlijke Nobel-laureaat, zo valt op te maken uit haar opvallend eerlijke autobiografie, Zo verzet je je tegen een dictator. Toen ze een jaar oud was, overleed haar vader bij een ongeval. Haar zwangere moeder brak met de schoonfamilie en woonde met haar dochters in een half voltooid huis, met een overgrootmoeder die naar alcohol stonk maar wel voor de kinderen zorgde. ‘We waren zo arm’, vertelt de journaliste lachend, ‘dat we onze tanden poetsten met zout en de maandelijkse traktatie op Kentucky Fried Chicken beschouwden als een feest. Het bleef niet duren. Als vijfjarig kind zag ik mijn moeder naar de VS verdwijnen – volgens oma van vaderskant ging ze er als prostituee werken. Vijf jaar later veranderde alles opnieuw: moeder ontvoerde ons uit school en we vertrokken naar New Jersey’.
Die ontworteling viel u zwaar.
RESSA: ‘Als klein bruin kind dat nauwelijks Engels sprak, kwam ik in een grote witte wereld aan. Maar ik leerde drie lessen die me mijn hele leven zijn bijgebleven. De eerste was dat je de kans moet grijpen om te leren, de verandering moet omarmen en de moed verzamelen om fouten te maken. Als we een risico nemen, moeten we erop vertrouwen dat iemand ons te hulp zal schieten; en als het onze beurt is, helpen we een ander. Twee: het is beter om je angst onder ogen te zien dan om ervoor weg te lopen, omdat het probleem daardoor niet verdwijnt. Mijn derde les ging over kuddementaliteit en het omgaan met intimiderend gedrag. Omdat ik toch al zo verschilde van de andere kinderen, voelde ik minder de behoefte om me te conformeren. Ik kwam erachter dat een pestkop niet graag in het openbaar terecht wordt gewezen. Er is soms maar één iemand nodig die het niet pikt en protesteert, om het tij te doen keren.
U studeerde aan Princeton, had de Amerikaanse nationaliteit, maar keerde eind jaren tachtig toch terug naar de Filippijnen. Waarom?
RESSA: Mijn verhaal daar was niet af. Ik had een Fulbright Beurs, wat me in staat stelde gratis te werken voor het bij de People’s Power Revolution van Cory Aquino (1986) opgerichte tv-station PTV-4. Ik was hoofdredacteur van Foursight, het eerste nieuwsmagazine van de zender, en had een team van jonge, energieke en creatieve mensen. Wat we toen deden, beschouw ik nog altijd als een model voor al mijn latere werk.
Toen uw vriendin bij het pas opgerichte bureau van CNN in Manila ging solliciteren, vroeg de baas u om ook een screentest te doen – u kreeg de baan.
RESSA: Ik weet niet of ik zo geweldig was. Na mijn eerste optreden als nieuwslezer belde mijn chef me vanuit Atlanta met de mededeling dat ik er te jong uitzag en dat mijn stem te hoog was. Zijn oplossing: kom in pak, draag make-up en drink cognac om je stem te verlagen. De eerste keren was ik al dronken voor ik op antenne ging.
In 1995 zette u het CNN-kantoor in Jakarta op, waarom kijkt u naar die periode terug als de ‘glorietijd van de internationale journalistiek’?
RESSA: We waren ooggetuige van dramatische gebeurtenissen die een voorafschaduwing waren van wat zich ook elders zou afspelen: de opkomst van democratiseringsbewegingen, de geboorte van het islamitisch terrorisme, de transformatie van democratisch verkozen leiders tot semi-dictators en de verbijsterende belofte van sociale media.
Bovendien golden journalisten toen nog als poortwachters: het publiek rekende op onze deskundigheid om een kwestie van alle kanten te belichten. Er was een interne strijd tussen de commerciële leiders van het nieuwsbedrijf – die aan de goede kant van de macht moesten staan – en de onafhankelijke redactionele hiërarchie, die verantwoordelijk moesten zijn tegenover de bevolking. Toen nieuwsorganisaties een decennium later werden vervangen door techbedrijven, werd het een heel andere zaak.
In welk opzicht?
RESSA: Techbedrijven hanteren geen schotten tussen commercieel beleid en nieuwsgaring. Ze verwelkomen een bondgenootschap met de macht, dat hun toegang tot de markt en groei garandeert. Immers, hun systeem is gebouwd op macht en geld. De informatie die we krijgen, wordt direct bepaald door het winstbejag van het bedrijf.
U zag Facebook aanvankelijk als een kracht om de wereld te verbeteren
RESSA: Toen we in 2012 de digitale nieuwssite Rappler opzetten in de Filippijnen, geloofden we dat we met behulp van sociale media burgerjournalisten konden mobiliseren en verenigen in gemeenschappen die zich inzetten voor beter bestuur en een sterkere democratie. En dat klopt in theorie ook. Het hele project ging erg goed, we werden de populairste nieuwsbron van het land. Toen de overheidsaanvallen met de hulp van sociale media begonnen, toonden we aan dat er op twee fronten straffeloosheid heerste: in de drugsoorlog van ex-president Rodrigo Duterte en bij het Facebook van Mark Zuckerberg.
Hoe bedoelt u?
RESSA: Wat ik de afgelopen tien jaar heb gezien en gedocumenteerd is de groei van de schier onbeperkte macht van de technologie om ieder van ons te infecteren met een virus van leugens, dat ons tegen elkaar opzet, onze angsten, woede en haat aanwakkert en de opkomst van autoritaire leiders versnelt. Noem het ‘de dood van de democratie met duizend messteken’. Precies de platforms die het nieuws leveren dat we nodig hebben, zijn bevooroordeeld tegenover feiten. Immers, negatief fake news verspreidt zich zes keer sneller. Alleen, zonder feiten is geen waarheid mogelijk. Zonder waarheid geen vertrouwen. Zonder deze drie hebben we geen gemeenschappelijke realiteit, en is de democratie dood.
Wat gebeurde in de Filipijnen is volgens u een microkosmos van elke informatiemanipulatie die in democratische landen overal ter wereld plaatsvindt. RESSA: in 2021 brachten de Filipijnse burgers – van alle wereldburgers – voor het zesde jaar op rij de meeste tijd door op internet en sociale media. Sinds 2013 hebben ze het grootste aantal video’s op Youtube geüpload en gedownload, vijf jaar geleden had 97 procent van onze burgers een Facebookaccount. Bijgevolg vormen de Filipijnen ground zero van de gruwelijke effecten die sociale media kunnen hebben op de instituties en de cultuur van een land, en op de psyche van zijn bevolking. En we hadden het kunnen weten.
Hoezo?
RESSA: Al in 2009 zei de beroemde Amerikaanse sociobioloog E.O. Wilson dat het ‘echte probleem van de mensheid is dat we paleolithische emoties hebben; middeleeuwse instellingen; en goddelijke technologie’. Hij achtte die combinatie erg gevaarlijk en waarschuwde voor een crisis.
U meent dat we techbedrijven aansprakelijk moeten maken voor wat er gebeurt in de echte wereld. Hoe dan?
RESSA: Het basisprobleem ligt in het befaamde Artikel 230 van de Communications Decency Act uit 1996, dat inhoudt dat techbedrijven geen verantwoordelijkheid dragen voor wat hun gebruikers op het platform plaatsen. Bovendien is het aan hen zelf om te verwijderen wat ze willen zonder dat ze transparant hoeven te zijn over hun moderatiebeleid. Je kan wel argumenteren dat de EU eigen regels uitvaardigde – die grote navolging verdienen – toch is het probleem daarmee niet opgelost. Aangezien de meeste grote internetbedrijven in de VS zijn gevestigd, geldt Artikel 230 eigenlijk voor het hele internet.
U omschrijft het als de vermarkting van de mens
RESSA: De slavernij daargelaten zijn er volgens mij twee historische momenten waarop de mens gereduceerd werd tot een verhandelbaar goed. Het eerste ligt in de 19 de eeuw, met de automatisering van de arbeid, het tweede voltrekt zich nu, met de commerciële ‘verdinging’ van onze geest. Vakbonden en de invoering van het algemeen stemrecht waren een dikke eeuw geleden belangrijke wapens in de strijd tegen de menselijke productierobot, nu is het aan ons om structuren op te richten waarmee we de vermarkting van het brein een halt kunnen toeroepen.
Hoe?
RESSA: Op korte termijn? Door waarden te omarmen: eerlijkheid, kwetsbaarheid, empathie, je niet laten overweldigen door emoties, je angst omarmen, geloven in het goede. We moeten ons verenigen, samenwerken. Om dat duidelijk te maken, heb ik dit boek geschreven.
Op middellange termijn ligt de oplossing in wetgeving. Er moet een einde komen aan het verdienmodel van het surveillancekapitalisme en de onafhankelijke journalistiek dient te worden hersteld als antigif tegen dictatuur. Regeringen moeten van techbedrijven eisen dat ze onafhankelijk onderzoek doen naar de mensenrechteneffecten van hun praktijk en de resultaten daarvan openbaar maken. Ook is algehele bedrijfstransparantie noodzakelijk – van het modereren van content tot de effecten van algoritmes over het verwerken van persoonsgegevens tot het integriteitsbeleid. En op lange termijn is ook degelijk onderwijs primordiaal – daar moeten we nu dus veel massaler in investeren.
De voorbije weken ontstond veel commotie omtrent het gebruik van artificiële intelligentie (AI) voor het creëren van Japanse animatiefilm, terwijl veel slecht betaalde anime-tekenaars ontslagen werden. Tal van kunstenaars eisen een boycot van de Netflix-animekortfilm ‘De hond en de jongen’. Anime-godfather Hayao Miyazaki noemde AI vijf jaar geleden al ‘een ‘belediging van het leven zelf, niet in staat om pijn of geluk te begrijpen’. Wat denkt u ervan?
RESSA: Het doet me denken aan het in september van vorig jaar op de Colorado State Fair bekroonde werk ‘Théâtre D’opéra Spatial’, waarvoor de kunstenaar Jason Allen de AI-tool Midjourney gebruikte. Ook op een zo fundamenteel menselijk terrein als kunst wordt de machine soms dus als superieur beschouwd. Verontrustend? Ja. Maar we zijn er nog nooit in geslaagd om technologische verworvenheden tegen te houden of uit te bannen. Boycotten lijkt me dus weinig zinvol. Wel kunnen we transparantie eisen, van het hele proces. Bovendien beschikken we over sterke juridische instrumenten om de schadelijke maatschappelijke impact ervan te beperken. Neem bijvoorbeeld de beslissing in 2018 van het Europees Hof van Justitie, waardoor nieuwe genbewerkingstechnieken onder de strenge ggo-wetgeving van 2001 vallen. Volgens mij moeten we dergelijke juridische beperkingen ook toepassen op andere terreinen. Neem ChatGPT, een chatbot die niet in staat is tot het fundamentele onderscheid tussen feit en fictie. Garbage in, is garbage out.
Wat moet er concreet gebeuren?
RESSA: Het lijkt me essentieel dat we de beperkingen vanaf het begin stellen, vooraleer producten worden verspreid en gecommercialiseerd. Het verhaal van sociale media toont ons hoe moeilijk het is om maatregelen af te dwingen eenmaal de geest uit de fles is. Die regulerende rol is weggelegd voor overheden, niet voor de markt of bedrijven.
Welke impact heeft de toekenning van de Nobelprijs (2021) gehad op uw boodschap?
RESSA: Ik denk dat het geholpen heeft, maar zeker weet ik het niet. Ik voel me al jaren Sisyphus en Cassandra tegelijk: ik draag water naar zee en doe een onheilsvoorspelling, wordt niet geloofd maar krijg toch gelijk. Nochtans blijf ik hoopvol: er werd de jongste jaren héél veel research gedaan, er zijn menige bewijzen van de schadelijke impact van sociale media op tal van vlakken en maatschappelijke groepen – gaande van meer zelfmoorden onder tienermeisjes door Instagram tot geweld op Rohingya door hatespeech op Facebook. Die bewijslast veeg je niet meer van tafel met loze slogans over vrijheid van meningsuiting. Dat lijkt me een begin.
Main Source: Knack.be