Dit zijn de Hunger Games voor artiesten

Knack

Wed. 02 Dec. 2020

Eén jaar na het protest van de cultuursector tegen de regering-Jambon verkent een twintigtal kunstenaars de relatie tussen het beleid en het kunstenveld. Hun conclusies lezen als ‘een waarschuwing voor Vlaanderen’, zegt cultuurjournalist Wouter Hillaert.

Toen Vlaams minister-president en cultuurminister Jan Jambon (N-VA) in november 2019 aankondigde dat zijn regering de projectsubsidies in de cultuursector met 60 procent zou verminderen, barstte een storm van protest los. De uitlatingen van N-VA-Kamerfractieleider Peter De Roover over ‘kunstenaars die aan de subsidieslurf hangen’ en die ‘niet meer weten wat schoonheid is’ werden door het kunstenveld beantwoord met ‘slager Jambon draait eenheidsworst’.

Een jaar na dato blijkt dat de soep niet zo heet wordt gegeten als ze wordt opgediend, maar daarom is het tussen Jambon en de kunstenwereld nog niet pais en vree. In de bundel Vlaanderen excelleert?! , samengesteld door vakbondsverantwoordelijken Ine Hermans en Robrecht Vanderbeeken, komt een twintigtal kunstenaars aan het woord, van schrijver Tom Lanoye en kunstschilder Luc Tuymans tot cultuurjournalist Wouter Hillaert en schrijfster Gaea Schoeters. Ze hebben het met name over pogingen om cultuur te vermarkten en in te zetten als een instrument voor de Vlaamse natievorming.

Volgens Wouter Hillaert, valt de achterliggende N-VA-strategie in vier gedachten samen te vatten: ‘Eén: spaar de groten, knip de kleintjes. Twee: cultuur centraal, erfgoed boven. Drie: verketter de kunstenaars. Vier: infiltreer de kaders, word zelf regisseur.’ Die gedachten vallen volgens Hillaert te lezen als ‘een waarschuwing voor Vlaanderen’.

‘De overheid betoogt dat de grote kunstinstellingen de artistieke topambassadeurs van Vlaanderen zijn. Dat klopt niet’, zegt Hillaert. ‘De kunstenaars zijn bekend, niet de huizen. Bovendien maskeert dat idee een streven naar meer politieke invloed. Die tendens zit nog sterker in de visienota “Kunsten” die Jan Jambon in maart voorstelde. De minister stelde daarin een nieuwe categorie van ‘kerninstellingen’ in het vooruitzicht: onder die vlag zullen nog meer onafhankelijke cultuurhuizen, zoals de stadstheaters, voortaan alleen nog subsidies ontvangen na een directe onderhandeling met het kabinet Cultuur over hun beheersovereenkomst. Jambon kan eigen dada’s als “Vlaamse identiteit” of “aandacht voor de traditie” op die manier rechtstreeks inschrijven in het beleid van die huizen.’

Hillaert stelt vast dat op de kunsten wordt bezuinigd en niet op cultuur in brede zin, want die wordt gezien als een groots geestelijk project dat erop gericht is de natie intern te vormen en extern uit te dragen. ‘In dat opzicht is het interessant om te kijken naar Hongarije, dat met bijna 3,5 procent van het bnp voor cultuur en media – tegenover 1,4 procent in België – koploper is in Europa. De Hongaren besteden 2,5 keer meer aan cultuur dan het Europese gemiddelde. Tussen 2012 en 2017 zou hun cultuurbudget zelfs verdubbeld zijn. Toch stemde het Hongaarse parlement in december 2019 in met besparingen op de structurele subsidies van zowat alle onafhankelijke kunstencentra, productiehuizen, dans- en theatergezelschappen. Dat is een bewuste keuze. De beslissing om een Vlaamse canon vorm te geven en een nieuw museum voor de Vlaamse geschiedenis op te richten, ligt in dezelfde lijn.’

Opmerkelijk is ook de poging van de N-VA om om grip te krijgen op het kunstenveld: met Jan Jambon is de Vlaamse minister-president voor het eerst zelf minister van Cultuur. Hillaert: ‘De promotie van de Vlaamse identiteit is heel zichtbaar, maar de echte breuk op langere termijn ligt veeleer in de neoliberalisering, vrees ik.’

De knip van 60 procent op de projectsubsidies is er niet gekomen. Volgend jaar kan de sector volgens Wouter Hillaert op 11 miljoen euro rekenen: dat is meer dan in 2019, vóór de besparingen. Wat valt er dan te klagen? ‘Het probleem is dat veel positief beoordeelde projecten toch geen geld hebben gekregen’, zegt Gaea Schoeters. ‘Op basis van allerlei expertencommissies wordt een rangorde opgesteld. Als je daarin te laag staat, grijp je naast de prijzen.’

Door de coronacrisis heeft het kunstenveld extra steun gekregen, die deels via de lokale besturen werd verdeeld. Zij ontvingen in juni ruim 87 miljoen euro uit het cultuurnoodfonds van de Vlaamse regering. Schoeters: ‘Die steden en gemeenten zijn elk met hun eigen reglement en accenten gekomen. Op sommige plaatsen, zoals in Gent en Mechelen, werd het geld verdeeld na overleg met het kunstenveld. Elders hebben de besturen zelf beslist. Neem Sint-Niklaas, dat 1,2 miljoen euro kreeg: omdat die stad zich associeert met de Reinaert de Vos en zich profileert als de Vlaamse ballonhoofdstad, moesten alle projecten daarmee verbonden zijn. Wat moet je daar als hedendaags kunstenaar mee?’

In oktober riep de Vlaamse overheid de culturele activiteitenpremie in het leven: kunstenaars kunnen subsidies van 2000 tot 20.000 euro aanvragen voor projecten tussen september 2020 en 1 mei 2021. Schoeters: ‘Het gaat in totaal om 30 miljoen euro. Je zou verwachten dat een deel daarvan wordt gebruikt om projecten te financieren die voor de eerste of tweede lockdown al gecreëerd en geprogrammeerd waren. Niet zo, er moeten wéér nieuwe dingen worden bedacht.’

Volgens Schoeters lijden kunstenaars onderhand aan relancemoeheid. ‘Door de massale afgelastingen tijdens de eerste lockdown zaten velen van de ene op de andere dag zonder inkomen. Ze bedachten nieuwe projecten die coronaproof waren, maar die konden uiteindelijk wéér niet doorgaan. Het gaat niet alleen om financieel verlies, die situatie heeft ook een impact op je carrièremogelijkheden. Daar houdt de overheid volstrekt geen rekening mee.’

Aan de culturele activiteitenpremie zijn vreemd genoeg ook geen kwaliteitscriteria verbonden. Het principe is: wie het eerst komt, het eerst maalt. Schoeters: ‘Je hoeft niet eens een weldoordacht dossier in te dienen. Op die manier worden natuurlijk wel experimenten mogelijk die anders nooit geld zouden krijgen. Dat biedt unieke kansen. Tegelijk kan elke handige ritselaar wegkomen met duizenden euro’s. De vraag is niet waar je artistieke doelstellingen liggen, maar hoe je iets kunt maken dat aan de subsidiecriteria voldoet. Dat is de omgekeerde wereld.’

‘Deze Hunger Games voor artiesten’, zoals Schoeters het noemt, ‘bieden geen oplossingen voor de structurele problemen, zoals het erg precaire kunstenaarsstatuut. Bovendien schuilen er ook reële gevaren in. Noodlijdende kunstenaars zullen de komende jaren op weinig sympathie kunnen rekenen in de publieke opinie. Mensen zullen zich maar al te goed herinneren dat er in 2020 een grabbelton van vele miljoenen was en zullen zeggen: “Artiesten mogen nu hun mond wel houden.” Dat is beangstigend.’