Hoezeer de honderdduizenden demonstranten in de straten van Teheran de westerse tv-kijker ook het gevoel mogen geven dat er een Iraanse lente bezig is, het huidige institutionele kader biedt niet de minste ruimte voor het soort van verandering dat zij willen. Hun leider is een louter accidentele en het valt te vrezen dat de zucht naar vernieuwing in bloed zal worden gesmoord, zegt Catherine Vuylsteke.
Er hoeft niet aan te worden getwijfeld dat miljoenen mensen in Iran verandering willen en die verzuchting is niet nieuw. Als zeven op de tien kiezers Mohammad Khatami (1997-2005) tot achtste president van de Islamitische Republiek verkozen, dan was dat precies omdat ze hoopten dat hij het over een andere boeg zou gooien. Bovendien bleek in 2002 al uit een opiniepeiling dat niet minder dan driekwart van de burgers voorstander was van een poging tot heraanknoping van de diplomatieke betrekkingen met de VS, die sinds de Islamitische Revolutie van 1979 als aartsvijand gelden.
Een ander onderzoek in diezelfde periode gaf aan dat 94 procent van de burgers vond dat ‘Iran dringend nood had aan hervormingen’ en dat 71 procent voorstander was van ‘een referendum over de verkieslijke vorm van bestuur voor het land’.
Alleen heeft die door het volk zo stringent aangevoelde nood zich nooit vertaald in structureel handelen, wat maakte dat het electoraat zich uiteindelijk van Khatami afkeerde. Tegelijk liet de reactie van het machtscentrum van het regime op dat populaire streven nimmer op zich wachten. Of het nu onder deze president was dan wel onder een andere, dissidente stemmen werden al even prompt als vakkundig het zwijgen opgelegd. Neem diegenen die de eerder genoemde opiniepeilingen uitvoerden: een week nadat ze de uitslagen ervan bekend hadden gemaakt, bevonden ze zich achter de tralies.
Viceregent van God
Dat Khatami er niet in slaagde om ondanks brede steun van de bevolking een nieuw Iran te creëren, komt doordat zijn land nog steeds leeft in de schaduw van ayatollah Ruhollah Khomeini (1902-1989), die verantwoordelijk was voor de nieuwe grondwet van 1979.
Hij liet zich al van tijdens zijn religieuze studentenjaren in de heilige stad Qom inspireren door de Staat van Plato en de Theologia Aristotelis. Ze overtuigden hem van het concept van de wijze en deugdzame leider die zijn gemeenschap naar een beter leven zal gidsen. Die visie sluit aan bij de denkbeelden van al-Farabi (870-950) en Ibn Arabi (1165-1240), die de leider zien als een perfecte man zonder zonde, vol wijsheid en kennis van het goddelijke, kortom de viceregent van God op aarde.
Aldus kan de Opperste Leider of velayat-e-faqih volgens de grondwet de hoofden van de rechterlijke macht, van radio en tv alsook van de politie benoemen. Hij mag eigenhandig oorlog of vrede afkondigen, voert het leger aan en benoemt de helft van de twaalf leden van de Raad van Wachters. Dat laatste orgaan heeft het recht om de grondwet te interpreteren, kandidaten te selecteren voor het presidentschap en voor het parlement en het mag ook zijn veto stellen tegen door het parlement goedgekeurde wetswijzigingen, wat in Khatami’s tijd erg vaak is gebeurd.
In deze verschilt het Iraanse politieke bestel fundamenteel van veel andere autoritaire regimes, die in de letter van de wet een schijndemocratie ophouden.Tot een implementatie daarvan komen blijkt vaak problematisch tot onmogelijk, maar in theorie kan ze wél worden ge(re)activeerd zonder dat aan de fundamenten van de grondwet moet worden getornd. Niet zo in Iran.
Als de huidige Opperste Leider, Ali Khamenei, maandag een partiële hertelling van de kiesresultaten gelastte, dan leek hij het volk daarmee ter wille te zijn. Het is evenwel lang niet zeker dat die de ware uitslag zal opleveren aangezien er, net zoals bij de eerste telling, geen vertegenwoordigers aanwezig mogen zijn van het kamp van de betogers. En zelfs als Mousavi uiteindelijk zou zegevieren, gaat het hem om een pyrrusoverwinning. Khamenei is het om het voortbestaan van het systeem te doen, waarvoor Ahmedinejad eventueel kan worden geslachtofferd.
Of daartoe zal worden besloten, zal eerder afhangen van de imagoschade die Khamenei daar zelf bij oploopt dan van het reële gevaar dat Mousavi als president zou betekenen. Als deze 62-jarige ex-premier al een heruitvoering is van de zo onvolkomen gebleken Khatami, dan toch een eerder zwakke. Net zo min als zijn reformistische voorganger is Mousavi een outsider van het regime.
Onafhankelijke politieke partijen zijn niet toegelaten en het aantal mannen dat aan de verkiezingen mocht deelnemen, werd vakkundig teruggebracht van tweeduizend welwillenden tot de vier op wie men vrijdag kon stemmen. Mousavi maakte bovendien carrière als medestander van Khomeini en van toenmalig president Rafsanjani. Hij profileerde zich aan het begin van zijn huidige campagne ook duidelijk als “een man van principes”, die een terugkeer wilde naar “de echte waarden van de Islamitische Revolutie”.
Als honderdduizenden zich sinds vrijdag de straat op waagden om zijn naam te scanderen, dan hebben zij wellicht iets anders in gedachten dan een retour naar het Khomeinitijdperk. Ze lezen meer in Mousavi’s beloftes van grotere vrijheid dan gerechtvaardigd is. Maar neem het hen kwalijk: hij leek nog het minste kwaad.
Revolutionaire dromen
De meeste experts zijn het erover eens dat de hybride aard van het Iraanse regime – met een onwrikbare viceregent van God en kantoorhulpen die rechtstreeks zijn verkozen door het volk – een van de belangrijkste redenen is van zijn dertigjarige overleven. De zweem van democratie die verkiezingen altijd verstrekken, vormde een periodieke uitlaatklep voor groeiend populair ongenoegen. Alleen ligt daar ook meteen de achillespees van het systeem: graduele hervorming van binnenuit is door de constitutionele structuur niet mogelijk. En dus is er geen alternatief voor de een of andere vorm van revolutie.
Net op dat punt schuilt een gigantisch gevaar in de demografische samenstelling van de bevolking. Zestig procent van de Iraniërs is jonger dan dertig en heeft bijgevolg de erg bloedige jaren zeventig en tachtig niet bewust meegemaakt. Ze kennen de verhalen van ideologisch linkse ooms en tantes die stierven in de handen van de geheime politie van de sjah alleen van derden en hetzelfde geldt voor die van hun alweer linkse familieleden die net voor Khomeini’s dood op zijn bevel werden geëxecuteerd na jaren van eenzame opsluiting.
Velen zullen door de huidige impasse worden verleid tot revolutionaire dromen, deels omdat ze geenszins beseffen welke hoge prijs daarvoor kan worden betaald. Het regime van zijn kant heeft de voorbije dagen andermaal bewezen dat het er niet voor zal terugschrikken om het bloed van de eigen burgers te laten vloeien.
Precies daarom is de huidige Iraanse lente geen reden tot vreugde.