Als Roodkapje flirt met de boze wolf (artikel in DS Cultuur op 29 juni 2016)

196 voorstellingen van ‘Sens dessus dessous’, 120.000 km, twaalf landen, massa’s prijzen. Nu staan Arne Sabbe (26) en Simon Bruyninckx (26) van Collectif Malunés voor de avant-première van hun tweede circusproject, ‘Forever, happily’.
Sinds midden juni zijn de tien caravans van het Belgisch-Frans-Brits circusgezelschap Collectif Malunés geparkeerd rond een donkerrode, via crowdfunding bekostigde circustent in Marke, waar straks Festival Perplx plaatsvindt. We drinken samen koffie op een druilerige lenteochtend, hun eerste vrije dag in zes weken, na werkdagen van acht uur ‘s ochtends tot tien uur ‘s avonds. ‘We schaven de voorstelling nog steeds bij’, zegt Sabbe.
In de voorbije maanden hebben de vijf mannen en twee vrouwen van Collectif Malunés in het ­zuiden van Frankrijk gewerkt aan een herinterpretatie van de sprookjes van Andersen, Perault en de gebroeders Grimm. Het resultaat is volgens het festivalboekje, ‘een grappige en intieme voorstelling vol acrobatie en muziek, waarin roodkapjes flirten met de boze wolf’.
‘Dat beeld van domme, passieve vrouwen, die wachten tot mannen hen komen redden, bevalt ons niet .’
Sabbe komt uit een West-Vlaams gymnastengezin dat geluk definieerde als collectieve conditietraining. ‘Mijn circus begon met acrobatie in de bomen van de tuin en op mijn twaalfde was ik dolblij dat ik naar de Brugse circusschool Woesh kon. Alleen waren jongleren en kunstjes op de eenwieler niet helemaal mijn ding, waardoor ik na een paar jaar afhaakte.’
Zijn leraren hadden Sabbes talent wel degelijk opgemerkt, en voor de jongerenstages aan de internationaal gerenommeerde Brusselse circusschool ESAC dachten ze aan hem. ‘Zestien was ik, en ik kon mijn geluk niet op’.
Het is tijdens die stages dat Sabbe Bruyninckx leerde kennen, een jongen uit Mechelen die al sinds zijn achtste voorstellingen maakte in de garage van het ouderlijke huis. ‘Mijn vader was een klusser’, vertelt Bruyninckx. ‘Voor mijn broer Vincent en mij maakte hij stelten en installeerde hij een trapeze in de garage. We konden koorddansen in de tuin en voor onze eerste communie kregen we een eenwieler.’

Les Malins

De broers Bruyninckx wisten hun moeder te overhalen om hen naar het Leuvense Cirkus in Beweging te brengen, aanvankelijk één maar al gauw drie keer per week. Dat er later ook een circusschool in Mechelen kwam, zal moeder geapprecieerd hebben. Maar tegen die tijd had ze de handen vol met de haast wekelijkse voorstellingen van haar twee zonen. ‘Als Les Malins luisterden we communiefeesten en verjaardagen op met onze show van ongeveer een halfuur. We kregen 100 euro per voorstelling, centen die grotendeels werden geïnvesteerd in nieuw materiaal en kostuums’.
Als het aan hun ouders had gelegen, waren Sabbe en Bruyninckx chemicus en architect geworden, maar na hun stages in Brussel wisten ze dat ze hun leven in het circus wilden doorbrengen. Als duo zelfs, op de evenwichtsplank en bij partneracrobatiek.
Aanvankelijk zat het niet mee. Geen van beiden slaagde voor de auditie in ESAC, waarbij vijftien leerlingen worden geselecteerd uit driehonderd kandidaten, afkomstig uit de hele wereld. ‘Twee weken was ik er kapot van’, zegt Bruyninckx. ‘Ik was zo overtuigd van mijn slaagkansen dat ik me niet eens bij een andere instelling had aangemeld. Zelfoverschatting? Ach, de scholen in België zijn zo klein dat je makkelijk bij de besten bent’.
De twee jongens opteerden dan maar voor de pas opgerichte Tilburgse circusacademie, ‘om te tonen dat wie ons afwees, ongelijk had’, meent Sabbe. ‘En kijk, na twee jaar konden we naar een van de allerbeste scholen, in het Franse Châlons-en-Champagne. Dat was als aankomen in de hemel. Van een onverwarmde, roze tent vol gaten naar een stenen circusgebouw, waar de fine fleur van de hele wereld lesgeeft’.

Vooropleiding

‘Dat een ommetje nodig was, is best te begrijpen’, vindt Sabbe. ‘In onze jeugd beschikten we niet over de vooropleiding die het gros van onze concurrenten in het buitenland had genoten’.
De Tilburgse school was die van de afvallers, maar de jongens hebben er geen spijt van. ‘Het is daar dat we Juliette leerden kennen en samen Sens dessus dessous maakten, waar we jarenlang mee zouden toeren. Juliette leerde ons dat circus vrijblijvend vermaak noch een optelsom van kunstjes is. Het gaat om sfeer, de emoties die je veroorzaakt, de boodschap die overbrengt. “Wat wil je met die ­salto uitdrukken”, is een typische vraag die zij vanuit haar Franse circusachtergrond stelde. En daar konden we wat mee’.
Bruyninckx, Sabbe en de acht anderen beschouwen zichzelf als een collectief in de eerste betekenis van het woord. Arne: ‘Anderhalf jaar al wonen we in onze caravans rond de tent. Samen werken, democratisch beslissen, collectief koken en een beurtrol voor de klussen. Voor ons is die samenwerking een waarheid. Collectief komen we veel verder. Genereert dat spanningen? Absoluut, maar ook daar leren we uit. Voorlopig is dit onze geprefereerde samenlevingsvorm. (lacht) Vraag het ons over vijf jaar nog eens.’