De Standaard*, Za. 13 Jun. 2020, Pagina 15
Geloven dat ‘zwarte mensen van nature crimineel zijn, een bedreiging, een dier, een plaag, een vloek, een grap. (…) Hen allemaal in een handzaam pakketje stoppen, met daarop het stempel “zwart”. Een pakketje dat om een bepaald soort baan en een speciaal soort behandeling vraagt’. Het zijn woorden van net na de Tweede Wereldoorlog die hun resonantie niet hebben verloren. Zo tragisch actueel is De straat (1946), het debuut van de zwarte Amerikaanse Ann Petry (1908-1997).
Het is het meeslepende en met vaart geschreven verhaal van Lutie Johnson, een waanzinnig mooie alleenstaande moeder die enigszins naïef gelooft in Benjamin Franklins credo dat noeste arbeid wordt beloond. Na een mislukt huwelijk verkast ze met haar achtjarige zoontje Bub naar een van de flatjes aan 116th Street in Harlem, New York. Het zijn ‘smerige, donkere, akelige vallen. Trap op, trap af. Van het kastje naar de muur. Klik zegt de val na de eerste maand huur. Loop maar naar binnen. We leven in een vrij land’.
De Harlemse kamers worden bewoond door agressieve, werkloze drinkebroers, bordeelhoudsters, huismeesters die de ‘kelderkolder’ hebben en berustende vrouwen ‘die veel weg hebben van een natte dweil’. Lutie wil koste wat het kost aan dit sociale moeras ontsnappen. Als een pianist haar een baan als zangeres in een casino aanbiedt, gelooft ze dat de redding nabij is.
De straat is zowel een sociale aanklacht als een #MeToo-verhaal, waarin Petry overtuigende personages neerzet en begrip afdwingt voor de wreedheid die hun littekens genereerde. Ze vertrekt vanuit het destijds ongeziene perspectief van de laagopgeleide strijdvaardige vrouw en lardeert haar thrillerachtige relaas met goed gedoseerde maatschappelijke bespiegelingen. Dat verklaart waarom het boek zo’n daverend succes werd. Anderhalf miljoen exemplaren gingen over de toonbank, geen enkele vrouwelijke zwarte auteur deed het Petry voor.
Vergeten
Hoe kon ze dan in de vergetelheid belanden? Omdat schrijvers in die tijd bovenal mannen waren, zo menen literatuurwetenschappers en collega’s als James Baldwin en Richard Wright. Maya Angelou, Toni Morrison en Alice Walker lieten nog even op zich wachten.
Wellicht heeft het ook te maken met Petry’s persoonlijkheid en levensverhaal. Ze groeide op in de op één na enige zwarte familie in het kleine stadje Old Saybrook, Connecticut, als jongste van twee meisjes in een bemiddeld, hecht gezin. Hoewel ze een diploma farmacie op zak had, kreeg ze genoeg van ‘het pillen tellen’ in de winkel van haar vader en verhuisde meteen na haar huwelijk in 1938 voor negen jaar naar Harlem. Daar verkocht ze eerst advertenties in The Amsterdam News, om vanaf 1941 verslaggever en columnist te worden voor People’s Voice.
Terwijl haar man zijn militaire plicht vervulde, schaafde Petry haar vaardigheden bij. Het ging van tekenlessen en acteren tot het geven van huiswerkklasjes aan sleutelkinderen en een opleiding creatief schrijven aan Columbia University. Of haar een literaire carrière wachtte, hing volgens de docent daar ‘geheel van haarzelf af’. Het deed de jonge Petry denken aan de leraar Engels uit de middelbare school, die zei dat ze ‘schrijver kon worden, als ze wilde’.
Toen een van haar eerste verhalen in 1943 door een uitgever werd opgemerkt, vielen de puzzelstukken in elkaar. Petry had het nodige zelfvertrouwen, de prangende verhalen en de publicatietoezegging om aan De straat te beginnen.
Succes
Aan het daverende succes van haar debuut hield ze gemengde gevoelens over. Ze begon te vrezen dat ‘mijn ziel niet langer van mij was. Iedereen wilde een stuk’, zo zei ze op 84-jarige leeftijd in een zeldzaam interview met The New York Times.
Met de royalty’s kocht ze een huis in haar geboortestadje en korte tijd later werd haar enige kind, Elizabeth, geboren. Met heimwee naar de heimat had die definitieve terugkeer weinig van doen. Petry zou haar hele leven volhouden dat ze zich geen New Englander voelde, dat haar identiteit gevormd was door de ervaringen van haar voorvaderen. Grootvader ontsnapte via de Underground Railroad aan de slavernij in Georgia, pa werd bedreigd toen hij in 1902 de eerste zwarte apotheek van de regio opende. Haar zus kreeg in de jaren 20 geen kamer in de studentenverblijven van Brown en zelf werd ze als kind op het strand met stenen bekogeld.
Nu ligt De straat weer in de boekhandel. Met dank aan literatuurprofessor Tayari Jones, die al een paar jaar haar onbegrip ventileert over Petry’s afwezigheid in de literaire canon van zwart Amerika. Petry’s échte meesterwerk, zo meent Jones, is The Narrows (1953), de laatste van haar drie romans, over de relatie tussen de blanke Camilo en de zwarte oorlogsveteraan Link. Naar die vertaling is het alvast uitkijken.
ANN PETRY De straat Vertaald door Lisette Graswinckel, Atlas Contact,
416 blz., 24,99 €. Oorspronkelijke titel: ‘The street’.