De nieuwe roman van Viet Thanh Nguyen is andermaal een manische verkenning van zijn mentale erfenis, vol hallucinante personages en stuiterende bespiegelingen.
Het vervolg op Viet Thanh Nguyen’s veelvuldig gelauwerde debuut, De Sympathisant, liet zes jaar op zich wachten. Het winnen van een Pulitzer zorgde voor een druk leven, zo blijkt uit interviews met de schrijver, wiens ouders naar de VS vluchtten toen hij vier was. Bovendien waren de verwachtingen door al die erkenning zo hoog gespannen dat Nguyen er zenuwachtig van werd. Je zou voor minder: De Sympathisant sloeg destijds in als een bom. Met reden. Niet alleen verschafte de auteur een ontbrekend perspectief op de Vietnamoorlog (dat van de Vietnamezen zelf), bovendien deed hij dat op een weergaloze manier. Net zoals zijn naamloze protagonist toonde de Vietnamese Amerikaan zich een man met twee zielen: de romanschrijver versus de professor literatuur en etniciteit. Aldus werd De Sympathisant een onwaarschijnlijke mix van low en high culture: spionagethriller meets politiek traktaat. Een verhaal over een naamloze bastaard – zoon van een Vietnamese moeder en een Franse priester – werd doorgeregen met absurdistische reflecties over oorlog, revolutie en loyauteit, waarbij een toon van bijtende humor en (zelf)spot ervoor zorgde dat de mayonaise pakte.
Het vervolg, The Committed (in het Nederlands vertaald als Vietnamees in Parijs), begint waar De Sympathisant eindigt: met de vlucht uit Saigon per boot. De actie verplaatst zich naar het Parijs van 1981. Niet de ‘lichtstad’ uit de praatjes en plaatjes, maar zijn onderbuik, bevolkt door De Zeven Dwergen, de Ronin of Le Cao Boi. De protagonist, Vo Danh (Vietnamees voor ‘zonder naam’), is een dode vijftiger die Gestoorde Bastaard wordt genoemd. Hij heeft twee gaten in zijn hoofd ‘waaruit de zwarte inkt lekt waarmee ik deze woorden opschrijf’. Nog steeds is hij een man met twee gezichten, waarmee hij ‘elk onderwerp van twee kanten kan bekijken’. En dat doet hij als geen ander.
Vroeg de jonge dubbelspion uit De Sympathisant zich af ‘waarom zij die vechten voor onafhankelijkheid en vrijheid die van anderen afnemen’, nu mijmert zijn oudere fantoomzelf over migratie, menselijke waardigheid en die eeuwige westerse superioriteit.
Neem zijn bezwaren tegen het woord ‘boatpeople’, verwijzend naar de ongeveer 800.000 Vietnamezen die tussen 1975 en 1995 hun land ontvluchtten. Hoe komt het, wil hij weten, dat Vietnamezen zo worden genoemd, en de Engelse Pelgrims die in 1609 op de Mayflower naar Amerika ontkwamen niet? Die vluchtelingen’, schrijft hij, ‘hadden het geluk dat de al snel ongelukkige autochtonen geen camera hadden om hen vast te leggen als het stinkende, half verhongerde, ongeschoren en onder de luizen zittende zooitje dat ze waren’. De zeventiende eeuwse witte emigranten werden ‘door een romantische schilder in olieverf afgebeeld, dapper staand op de voorplecht van hun zinkende schip, de monsterlijke elementen tegemoet tredend als nobele Griekse helden’. Die afbeeldingen ‘werden zorgvuldig bewaard in het Louvre om door toeristen bewonderd en door kunsthistorici bestudeerd te worden. (..) Daarentegen was onze ellende voor altijd vastgelegd in L’Humanité, waar we als allesbehalve als mensen werden gezien’.
Niets
De one-liners, rake overpeinzingen en niet zelden knotsgekke verwijzigingen naar Césaire,
Fanon of Camus worden dit keer afgewisseld met gangsterscènes vol meisjes, drugs en blaffers. Nguyen gaat overal mee aan de haal. Hij bedient zich evengoed van niets is meer waard dan onafhankelijkheid en vrijheid, de nog op tal van Vietnamese muren gekalkte slogan van Ho Chi Minh, als van Lenin’s politieke pamflet ‘Wat te doen’ (1902).
Sinds hun adolescentie hebben de naamloze en zijn bloedbroeders Bon en Man – die ook in De Sympathisant een belangrijke rol speelden – zich fundamenteel afgevraagd ‘wat er moet worden gedaan’. Voor de wereldvrede, voor de ultieme gerechtigheid, om de mondiale problemen definitief op te lossen. Daar zijn ze soldaat voor geworden, revolutionair, spion, moordenaar, schuldige. Dat laatste nog het meest. En uiteindelijk begrijpt Vo Danh het: Niets is meer waard, Niets moet er worden gedaan. Hoe nobel ook het opzet, de pijn en ontwrichting van politiek geweld zijn veel groter dan elke potentiële winst. Met andere woorden: The committed uit de oorspronkelijke titel zijn eraan voor de moeite.
Met Vietnamees in Parijs zorgde Nguyen voor een waardige opvolger. Officieel staat de roman geheel op zich, maar wellicht zijn de hersenkronkels van Vo Danh zonder de voorgeschiedenis toch moeilijker te volgen. Bovendien, wie zou zich het plezier van Nguyen’s debuut willen ontzeggen? Er komt overigens nog een derde deel, waarin de Gestoorde Bastaard een ontmoeting heeft met zijn vader, de Franse priester. Daar kijken we nu al naar uit.
Main Source: De Standaard