De Standaard*, Vr. 10 Jan. 2020, Pagina 35
De Taiwanese presidentsverkiezingen zijn een frontliniegevecht van een open, democratische samenleving tegen een autoritair regime dat veel veil heeft om de uitslag te beïnvloeden, schrijft Catherine Vuylsteke.
De stembusgang van zaterdag is de zevende sinds 1996. De vorige zes edities werden even vaak gewonnen door de Democratisch Progressieve Partij (DPP) van huidig president Tsai Ing-wen als door de Kuomintang, die haar nu uit het zadel hoopt te lichten. Die kans is evenwel klein: in de peilingen haalt Tsai al maanden meer dan 50procent, terwijl Kuomintang-kandidaat Han Kuo-yu rond de 15procent blijft hangen.
Het zijn de Hongkongers die de Taiwanese kiezer in de voorbije maanden hebben overtuigd met hun aanhoudende protesten tegen Peking. Tsai staat bekend als voorvechter van de handhaving van de Taiwanese de facto soevereiniteit, terwijl haar opponenten gezien worden als mannen die het eiland aan Peking cadeau zullen doen.
Het is merkwaardig dat er een president wordt gekozen voor een land dat officieel niet bestaat. Sla er de lijst van VN-lidstaten op na, of zelfs de deelnemerslijsten voor de Olympische Spelen: Taiwan, dat nochtans al twee decennia gedemocratiseerd is, staat er niet tussen. Voor Peking is het 23 miljoen zielen tellende eiland een onlosmakelijk deel van het moederland. Al wie daaraan durft te twijfelen, mag zich schrap zetten.
Kijk naar de Praagse burgemeester Zdenek Hrib, die vorige maand aankondigde dat zijn stad voortaan verbroederde met Taipei, in plaats van met Peking (DS 30 december). Sindsdien is de geplande Chinese tournee van het Praags Filharmonisch Orkest geannuleerd. Naar de beloofde panda’s kan de Praagse zoo nu fluiten en in de toekomst moet de stad niet meer rekenen op veel Chinese toeristen.
Chinese inmenging
Nog opmerkelijker is waar het maatschappelijke debat in Taiwan in de aanloop naar de verkiezingen over ging. De kiezer lag bovenal wakker van de gepaste antwoorden op China’s pogingen om de stembusgang te beïnvloeden. Voor Peking is het immers simpel: goed stemmen is voor Han stemmen, met Tsai en de DPP vallen geen zaken te doen.
Dat er sprake is van grootschalige Chinese pogingen om de Taiwanese publieke opinie te sturen, blijkt uit een onderzoek van het V-Dem Institute van de universiteit van Göteborg. Geen enkel land ter wereld is meer slachtoffer van buitenlands fake news dan Taiwan. De ene keer gaat dat over het ‘vervalste’ doctoraat van de president, de andere over de ‘agressie tegen Taiwanese ouderen’ van de Hongkongse democratieactivist Joshua Wong. En dezer dagen wordt er gefocust op de calamiteiten die wachten als Tsai een tweede mandaat krijgt.
Die ‘nieuwsfeiten’ worden niet alleen aangeleverd door bronnen in China zelf, maar evengoed door daarvoor royaal betaalde Taiwanezen of Maleisische Chinezen die werken voor zogeheten content farms, die duizenden berichten per dag produceren.
Het Taiwanese dilemma is dit: hoe behoud je openheid en persvrijheid als je tegenstander gigantische economische middelen en technologische mogelijkheden heeft, maar geen democratische waarden onderschrijft?
‘Taiwanees mccarthyisme’
Op de laatste dag van het jaar keurde het Taiwanese parlement de ‘anti-infiltratiewet’ goed, die boetes en celstraffen tot vijf jaar bepaalt bij pogingen om de verkiezingen te beïnvloeden of kiescampagnes te financieren in opdracht van een vijandige buitenlandse mogendheid.
Pro-Pekingstemmen gewagen nu van een Taiwanees ‘mccarthyisme’, naar de anticommunistische ‘heksenjacht’ van de VS in de jaren vijftig. Maar het is zoals het Comité voor de Bescherming van Journalisten (CJP) in zijn nieuwe rapport ‘One country, one censor’ stelt: ‘Taiwan is een waardevolle wegwijzer omtrent hoe China zijn censuur exporteert, en misschien ook inzake manieren om zich daartegen te verzetten.’
Het verhaal van de Chinese sharp power, waarbij Peking bewust pogingen onderneemt om open, vrije maatschappijen te destabiliseren, is relatief recent. In zijn boek End of an era: how China’s authoritarian revival is undermining its rise (2018) legt de Amerikaanse expert Carl Minzner uit dat China niet langer een hervormingsgezinde natie is die openstaat voor buitenlandse ideeën. Er kwam sinds 2013 een groter Chinees zelfbewustzijn, maar ook een versmalling van de definitie van de Chinese identiteit. Dat gaf aanleiding tot spanningen met de Tibetanen en de Oeigoeren, maar evengoed met de Hongkongers en de Taiwanezen.
Tegelijk stelt Minzner vast hoe de institutionele normen en praktijken die ontstonden sinds het begin van de Opendeurpolitiek in 1979, de voorbije jaren erodeerden. President Xi Jinping verwierf een levenslang mandaat en manoeuvreerde de Communistische Partij opnieuw naar het machtscentrum. Het is nu meer dan ooit partijloyauteit boven alles. En het ziet er niet naar uit dat daar binnenkort verandering in komt. Integendeel.