De Standaard der Letteren, Vr. 26 Jul. 2019, Pagina 8
Terwijl u dit leest, zit de Turkse schrijver en journalist Ahmet Altan (69) achter de tralies. Sinds juli 2016 speelt hij een kat-en-muisspel met de dienaars van president Erdogan.
‘Tot op de dag van vandaag ben ik nooit in de gevangenis wakker geworden, niet één keer. (…) Als je me opsluit zal ik de wereld rondreizen op de vleugels van mijn onbegrensde geest’. (…) Omdat ik, zoals alle schrijvers, over magie beschik.’ Van een ter dood veroordeelde verwacht je dit geenszins. En toch zijn het de laatste woorden van Ik zal de wereld nooit meer zien, Ahmet Altans bundel van 19 korte essays die door zijn advocaat naar buiten werden gesmokkeld.
Altan behoort tot de bijna 50.000 Turken die na de mislukte staatsgreep van juli 2016 in de cel belandden. President Erdogan bediende zich van de coup om af te rekenen met zijn rivaal, Fethullah Gülen, en onwaarschijnlijke aantallen ambtenaren, militairen, academici, schrijvers en journalisten te vervolgen. Omdat zij Gülen-aanhangers waren of daar ten onrechte van werden beschuldigd, of omdat zij geboekstaafd stonden als critici van het staatshoofd.
Altan, die negen romans en vijf essaybundels schreef en van 2007 tot 2012 het liberale Turkse blad Taraf leidde, behoort tot die laatsten. De zucht naar vrijheid en gerechtigheid zit in zijn bloed. Zijn vader, de schrijver Cetin Altan, was in de jaren 60 een van de eerste linkse parlementsleden. In 2015 schreef hij in zijn laatste column: ‘Dit is niet het land waarvan we droomden dat we het aan onze kleinkinderen zouden achterlaten. Het is nu duidelijk dat ik deze wereld zal verlaten zonder de democratie naar mijn land te zien komen’. De man was toen 88; in zijn leven werd hij driehonderd keer vervolgd en zat hij twee jaar gevangen.
Omkoperij
Het is bij hem dat Altan zijn essaybundel begint. ‘Exact vijfenveertig jaar geleden, op een ochtend als deze, waren ze ons huis binnengevallen om mijn vader te arresteren. Mijn vader had ze koffie aangeboden en toen ze het hadden afgewezen had hij lachend gezegd: “Het is geen omkoperij. Jullie kunnen gerust drinken”.’ En dus vraagt ook zoon Altan aan de agenten wat ze willen drinken.
In de combi houdt iemand hem een sigaret voor, die hij glimlachend afwimpelt. Hij zegt tegen de politieman dat hij alleen rookt als hij gespannen is. ‘Wanneer je weigert je naar verwachting te gedragen, wanneer je het onverwachte doet en zegt, zal de werkelijkheid zelf in verwarring raken en te pletter slaan tegen de dwarse stuwdammen van je geest. Dan verover je de macht om van die brokstukken een nieuwe werkelijkheid te creëren in de veilige havens van je geest’.
Wanneer hij in een middeleeuwse kerker belandt, slaat de angst toe. Hij en de mannen met wie hij een hete cel deelt, zijn verdwenen in een vacuüm. Niemand hoort hen, niemand kan helpen. Het is tevens een oord zonder spiegels, wat Altan niet toevallig acht. ‘De spiegel liet je jou zien, bevestigde je bestaan. (…) Wanneer je gezicht verdween, wist je niet eens zeker of die handen en voeten wel bij jou hoorden’.
Subliminaal
Als Altan na twaalf dagen wordt voorgeleid, is er geen sprake meer van de beschuldiging dat hij en zijn broer Mehmet tijdens een tv-programma ‘een subliminale boodschap’ hebben gegeven. ‘Het antwoord dat de rechter met een spottende glimlach gaf, verdiende het om de rechtsgeschiedenis in te gaan: “Onze officieren van justitie gebruiken graag termen waarvan ze de betekenis niet kennen”.’
Altan wordt vrijgelaten, om nog diezelfde nacht opnieuw te worden opgepakt. Dit keer wordt hij medeplichtig bevonden aan de coup, wat in februari 2018 uitmondt in een levenslange celstraf. ‘Nooit meer zou ik de vrouw van wie ik hou kunnen kussen, mijn kinderen omhelzen, mijn vrienden ontmoeten, (…) ik zou nooit meer zelf een deur kunnen openen, ik zou nooit meer wakker worden in een kamer met gordijnen’. Zo’n vaart zal het hopelijk niet lopen: eerder deze maand werd Altans straf in beroep omgezet in maximaal vijftien jaar.
Ondertussen schrijft hij. En hoe. Schrijven om te bestaan, te overleven, het hoofd te bieden aan de wraakroepende detentie. Altan doet dat met onwaarschijnlijke lichtvoetigheid, met de eerlijkheid van een man die niets hoeft te bewijzen en met de wijsheid en mildheid van iemand die veel heeft gereisd en gelezen. Altijd weer analyseert hij het menselijke gedrag – de onnodige hufterigheid even goed als het onverwachte medeleven – in een poging om er zelf mee om te kunnen. ‘Als ze je behandelen alsof je niets bent’, schrijft hij, dan ‘kun je het evenwicht herstellen door te doen alsof ze een onderzoeksobject zijn’. De gevangene als ‘botanist die op verschillende plantensoorten stuit’.
Ahmet Altan Ik zal de wereld nooit meer zien. Vertaald door Hamide Dogan, De Bezige Bij, 96 blz., 16,99 € (e-boek 9,99 €)