Bij de 100e verjaardag van de Communistische Partij wil China zijn rol als wereldmacht extra in de verf zetten. President Xi Jinping drukt een enorm pakket hervormingen door. Maar kloppen de gezwollen verhalen wel? Vier weken lang praat Knack met Chinakenners.
Verviers, Pepinster, Zhengzhou, Mumbai, Sardinië, Siberië, California. Overstromingen en bosbranden domineren het nieuws, de klimaatcrisis is hier en nu. De wereld kijkt naar China: willen we onze planeet behoeden voor meer hellevuur en zondvloed, dan moet dat land een belangrijke bijdrage leveren. Immers, China is verantwoordelijk voor dik een kwart van alle broeikasgassen, meer dan alle OESO-landen samen.
In het Klimaatakkoord van Parijs (2015) stelde Peking dat zijn CO2-uitstoot tegen 2030 zou pieken, twee jaar geleden volgde de belofte van klimaatneutraliteit tegen 2060. Welke plannen zal president Xi Jinping op de VN-klimaatconferentie deze herfst in Glasgow onthullen? Zijn land bevindt zich alvast in een merkwaardige positie: het is evengoed de grootste vervuiler als de belangrijkste producent van hernieuwbare energie. In zijn eentje installeerde China in 2020 de helft van de 280 gigawatt aan nieuwe groene stroom. Het bouwde een vijfde meer windparken dan de hele wereld bij elkaar en produceert onderhand 80 procent van alle zonnepanelen.
Maar door zijn grote energiehonger steeg ook de steenkoolproductie, waardoor de CO2-uitstoot verder klimt. ‘In september 2019 werd de Noord-Zuid Kolenexpress in gebruik genomen, een spoorlijn die de mijnen van Binnen-Mongolië nu verbindt met de fabrieken van Jiangxi’, zegt de Amerikaanse milieu-experte en sinologe Judith Shapiro. ‘Verminderde de rest van de wereld zijn capaciteit met 8 gigawatt, China deed er vijf keer zoveel bij. En het einde is voorlopig niet in zicht: er is nog 247 gigawatt in ontwikkeling, zes keer de capaciteit van Duitsland’.
Shapiro is een old China hand. Ze komt al haast een halve eeuw geregeld in China en schreef in 1983 haar eerste boek. Het ook in het Nederlands vertaalde ‘Zoon van de Revolutie’ portretteerde de familie van haar toenmalige man Liang Heng tijdens de turbulente Culturele Revolutie (’66-’76). Sinds de jaren negentig focust ze haar onderzoek op de relatie tussen burger, staat en natuur. Van Mao’s oorlog tegen al het ondermaanse over de uitdagingen die snelle industrialisering vanaf 1979 bracht tot Xi’s Ecologische Beschaving. Ze zag hoe Peking in de voorbije jaren besloot om het voortouw te nemen inzake milieu. Was China op de VN-klimaatconferentie van Copenhagen in 2009 nog de dwarsligger die pleitte voor het recht op economische ontwikkeling en industrialisering, tegen de top in Lima vijf jaar later, was alles anders. Voortaan golden klimaatsverandering en ecologische uitdagingen als gedeelde wereldwijde dreigingen. Shapiro verklaart die koerswijziging evengoed vanuit een Chinees verlangen naar internationale status als vanuit een maatschappelijke noodzaak. De communistische leiders zijn zich terdege bewust van de politieke gevaren van grote droogte, verregaande bodemerosie en gigantische lucht- en watervervuiling.
In haar nieuwe boek, ‘China goes green’, waarvoor de Amerikaanse professor samenwerkte met de Chinese socioloog Li Yifei, wordt ingezoomd op de vraag of een autoritair systeem urgente milieuvraagstukken adequater weet aan te pakken dan een zich soms in besluiteloosheid verliezende democratie. Shapiro: ‘Dat is een van de belangrijkste debatten van onze tijd. Het is vijf voor twaalf, velen willen radicale oplossingen. Zelfs mensen die groot belang hechten aan ethisch liberale ideeën en respect voor de mensenrechten, vragen zich af of er geen verlichte, door wetenschap geleide autocraat nodig is als bescherming van de aarde tegen het misbruik van de mensen? En dus: of China, met zijn sinds 2012 in de grondwet van de Chinese Communistische Partij (CCP) ingeschreven ‘Ecologische Beschaving,’ de nieuwe gids kan zijn voor een wereld in ecologische nood’.
U argumenteert van niet
Shapiro: ‘Onze studie geeft aan dat er veel bewonderenswaardige aspecten zijn aan de vastberaden attitude van de CCP. Het in 2018 opgerichte Ministerie van Ecologie en Milieu heeft veel meer centen, personeel en bevoegdheden dan de eerdere, sinds 1998 gecreëerde staatsinstellingen voor milieubehoud. Nu kunnen vervuilende bedrijven daadwerkelijk worden gesloten. Milieu-ngo’s wonnen al enkele rechtszaken, een flink aantal functionarissen werd ontslagen, beboet of zelfs veroordeeld tot een gevangenisstraf. Belangrijk is ook dat de promotie en de bonussen van de ambtenaren sinds 2011 niet meer louter afhangen van economische groei en sociale stabiliteit maar ook van hun inspanningen inzake milieubescherming.
‘Tegelijk valt er veel te vrezen. De repressie en de technologische surveillance die gebruikt worden voor milieudoeleinden moeten ook de controle van de partij/staat over de burger vergroten. Niet alleen worden de vrijheden ingeperkt, bovendien zijn successen vaak niet wat ze lijken’.
Hoe bedoelt u?
‘De staat gebruikt ecologie als een nieuw soort van politiek kapitaal, bedoeld voor autoritaire duurzaamheid en weerbaarheid. In dat proces verbeterden sommige zaken zoals de luchtkwaliteit, maar anderen zoals ontbossing en verwoestijning werden erger. Ecologie is het middel, autoritarisme het doel’.
De Chinese overheid probeert de ecologische objectieven vaak te bereiken via campagnes. U vindt dat een slecht idee.
‘Politieke campagnes zijn altijd al een populair politiek instrument geweest, zelfs in de guerrillabasis in Yan’an in de jaren dertig werden ze gehouden. Soms betreft het de gekste dingen: tijdens de Wereldtentoonstelling in Shanghai in 2010 was er een campagne tegen het dragen van pyjama’s op straat en het buiten hangen van de was’.
Sommige campagnes zijn relatief succesvol, zoals de in 2014 door premier Li Keqiang gelanceerde ‘oorlog tegen vervuiling’. In 2017 lag de concentratie van fijnstof – dat voor tal van longaandoeningen zorgt – een derde lager dan vier jaar eerder.
‘Het probleem is dat in het kader van een ‘oorlog’ de neiging bestaat om dringende, allesomvattende maatregelen te nemen, zonder enige nuance. Er is transparantie noch aansprakelijkheid, je krijgt alleen korte termijneffecten en in sommige gevallen zijn de plaatselijke ambtenaren overijverig. Bovendien is er weinig ruimte voor verdediging en ontbreekt het onderscheid tussen grote en kleine vervuilers. Zo werden mensen die offergeld voor de doden verbrandden -een eeuwenoude traditie- evengoed het slachtoffer van de oorlog tegen vervuiling als kankerverwekkende bedrijven.
Voor de staat zijn campagnes daarentegen erg gunstig: ze duren net zo lang en zijn zo intensief als de overheid wil. Er is totale controle en bovendien plaatsten ze de centrale overheid in een goed daglicht. Het centrum is zogenaamd onpartijdig en niet-corrupt, de schuld ligt bij lokale functionarissen.’
De overheid gebruikt ook vaak targets.
‘Functionarissen worden er persoonlijk op afgerekend als ze niet zorgen voor ‘minstens 80 pct dagen met goede luchtkwaliteit’, voor ’70 pct zuiver oppervlaktewater’ of ‘maximum 5 pct grondwater van heel slechte kwaliteit’. Dat is arbitrair, men vervalt in dogmatisme’.
De doelstellingen zijn wel helder
‘De consequenties ook. Kijk naar wat er in juni 2019 gebeurde bij de graanoogst in Shangcai, een arm district in Henan. Daar was net een controlestation voor luchtkwaliteit geopend, dat in real time data doorstuurde naar het ministerie in Peking. Vrezend dat het bij een machinale oogst rondvliegende kaf een indruk van vervuiling zou wekken, gelastte de lokale overheid de boeren om het graan manueel binnen te halen, wat maar deels lukte. De zaak haalde de media, de provinciale overheid bekritiseerde de betrokken functionarissen en er mocht vervolgens weer machinaal worden geoogst. Alleen was het gros van het graan tegen die tijd weggerot’.
‘Tijdens de lezingen die Li en ik in China gaven, viel ons dat milieubeleid louter wordt gezien als een zaak van cijfers en wetenschappers, van microbiologen, scheikundigen, toxicologen. Het besef ontbreekt dat ecologische uitdagingen uitmonden in politieke keuzes, met winnaars en verliezers, en dat elk succes mede wordt bepaald door het milieubewustzijn en de vrijwillige participatie van de burger. Anders krijg je ontduikingsgedrag, ambtenaren die worden omgekocht en algehele windowdressing‘.
Veel stedelingen beschouwen zichzelf als milieubewust. Studenten houden op hun gsm de eigen CO2-uitstoot bij. Als ze met een app betalen en niet per taxi maar met de metro reizen, krijgen ze bonuspunten, waarmee ze een echte boom kunnen adopteren. Die wordt geplant door het Ant Forest, een dochterbedrijf van Alibaba. Vervolgens ontvangen ze een certificaat met het profiel van de boom, en updates over hoe het met hem gaat.
‘Bomen planten is een erg populaire vorm van ecologische actie, Deng Xiaoping was er al een groot voorstander van. Door hem kwam er in ’84 een wet waardoor elke Chinees van elf of ouder drie tot vijf bomen per jaar moet planten. Meestal gebeurt dat door scholen, vrouwenorganisaties, staatsbedrijven of ambtenaren. Studenten die meer dan 3 bomen verwerven met hun bonuspunten, kunnen overigens een certificaat aanvragen, waardoor ze van die plicht vrijgesteld zijn.
‘Het milieu-activisme is begonnen met bomen planten. Liang Congjie, die in ’94 de eerste organisatie oprichtte, vertelde me dat het een goede bezigheid was, je kwam er haast nooit mee in de problemen. 400 miljoen Chinezen planten onderhand jaarlijks bomen, volgens overheidscijfers waren het er tussen ’81 en 2018 maar liefst 70,5 miljard. Veel toch, als je bedenkt dat de hele planeet er slechts 3000 miljard telt?’
Als er zo verwoed wordt herbebost, hoe verklaar je dan dat de Chinese woestijn jaarlijks 10.000 vierkante km groter wordt en dat er nu vier keer zoveel zandstormen zijn als in de jaren zeventig?
‘Studies geven aan dat slechts 5 tot 34 procent van de geplante bomen overleeft, eenmaal de verplichting is vervuld wordt er niet meer naar omgekeken. Bovendien wordt vooral geopteerd voor snelgroeiende soorten als populieren, rode dennen of acacia’s. Algehele monocultuur, relatief goedkoop maar eigenlijk schadelijk voor het milieu. De grondwaterspiegel zakt, er treedt meer bodemerosie op. Maar op papier ziet het er goed uit’.
U vindt de pogingen om het gedrag van de burgers ‘ecologisch bij te sturen’ een inbreuk op de persoonlijke vrijheid.
In juni 2018 publiceerden het ministerie van Ecologie en Milieubescherming en de Centrale Commissie voor Toezicht op Culturele en Ethische Vooruitgang een nieuwe document met gedragsregels. Zo mag de airco voortaan niet lager dan 26 graden en horen bedreigde diersoorten niet op het menu te staan. In oktober ’19 volgde het Actieplan voor Groen Leven, dat tegen volgend jaar in de hele maatschappij moet zijn doorgevoerd. In beide documenten is sprake van verplichte gedragswijziging. Vuurwerk is voortaan verboden, barbecues op veel plaatsen ook. Ik geloof niet dat je op die manier het milieubewustzijn van de burger verhoogt. En kijk naar het stedelijk afvalbeleid dat in Shanghai sinds juli ’19 van kracht is: dat is contraproductief’.
Is een miljoenenstad die 26.000 ton afval per dag produceert niet genoodzaakt om een strak beleid te voeren?
‘Ik weet niet zeker of westerse burgers tot een dergelijk regime bereid zouden zijn. Je kan nu slechts op twee specifieke tijdstippen, ‘s ochtends en ‘s avonds, terecht met je vuilnis. Het moet – onder toezicht van inspecteurs die boetes uitschrijven – strikt in vier categorieën worden geselecteerd. Erg logisch is de opdeling overigens niet, kippenbotten zijn droog afval, varkensbeenderen ‘nat’. Op het internet wordt daarom aangeraden om te sorteren zoals een varken. Afval is ‘nat’ als het varken het eetbaar acht, ‘droog’ als het dat niet lust. Met ‘gevaarlijk’ afval kan je een varken doden, met ‘recycleerbaar’ valt geld te verdienen om nog meer varkens te kopen.
Als je vermoeide, hard werkende mensen verplicht om zich huiswaarts te haasten omdat de vuilnisbakken straks dicht zijn, creëer je vijandigheid tegenover milieuzaken. Of men reageert met het zogenaamde ‘wapen van de zwakken’: burgers nemen het huisvuil mee naar kantoor, gooien het uit het raam van de auto,..’
Met het vier kleurenbakkensysteem wordt er wél meer gerecycleerd
‘Dat gebeurde vroeger ook al, door een leger van informeel werkende rurale migranten, die papier, blik, glas, hout en meubelen sorteerden en verkochten. In heel stedelijk China biedt dat werkgelegenheid aan tussen de 3 en de 5 miljoen mensen. Die zijn efficiënt, ze worden immers betaald voor wat ze verzamelen. Door het nieuwe beleid raakten duizenden mensen hun job kwijt, met hen werd niet onderhandeld, laat staan dat er compensatie kwam.
‘Dat geeft ook aan hoezeer de milieuvoordelen voor de stedelijke middenklasse zijn, terwijl het platteland en de rurale migranten buiten beeld blijven. Door de nadelen en de sociale lasten vooral op de minderbedeelden af te schuiven, bestendig je de sociale ongelijkheid. Met de milieuregels voor bedrijven is het net zo: vooral de kleine fabriekjes betalen het gelag. Zij moeten vaak zonder meer dicht, terwijl de productie toch stijgt omdat de ‘propere grote bedrijven’ staatssubsidies hebben ontvangen’.
Het meest controversiële aspect van China’s groene stroombeleid betreft de bouw van gigantische stuwdammen. Ter gelegenheid van de 100ste verjaardag van de CCP werd eind juni ‘s werelds tweede grootste dam in gebruik genomen, de Baihetan Hydropower Station in het zuidwesten van het land.
‘Het feit dat de Wereldbank dergelijk projecten niet langer financiert, moet tot nadenken stemmen, toch? Het gros van China’s dammen bevindt zich in het bergachtige westen van het land, waar niet alleen de stroming groot is, maar ook de seismische activiteit. Een zowel door westerse als Chinese wetenschappers gedragen hypothese is dat het gewicht van het water in sommige stroomgebieden aardbevingen kan veroorzaken. In de buurt van de Drieklovendam verhoogde het aantal bevingen van 25 per jaar voor het in gebruik nemen van de dam naar meer dan 600 erna. Veel experts zijn ook van mening dat de nieuwe dam in Zipingpu bijdroeg tot de aardbeving in Sichuan in 2008. 70.000 mensen verloren daarbij het leven.’
Damprojecten gaan ook gepaard met grootschalige gedwongen hervestiging.
‘Die botsen op veel tegenstand omdat er geen inspraak van de bevolking is en de compensatie gering blijkt. De overheid schermt met het argument van het algemeen ontwikkelings- of ecologisch belang en de jongste tijd ook met de klimaatsverandering. Stuwdammen worden voorgesteld als essentieel onderdeel van China’s pogingen tot klimaatneutraliteit maar eigenlijk zijn ze een vorm van neoliberale privatisering van de natuur.’
Tegen de geplande dam bij de Tiger Leap Gorge kwam tussen 2004 en 2006 zoveel verzet – omdat ook een UNESCO-werelderfgoedsite onder water zou komen te staan – dat het project in 2007 werd gestaakt. Hoe kon dat?
Dat kwam door het samenspel van journalisten, lokale activisten, internationale milieu-organisaties en het internet. Onderzoeksjournalist Liu Jianqiang schreef in 2004 een vernietigend artikel over de fondsenverduistering bij de hervestiging, het gebrekkige milieurapport van het project en de verpaupering van de reeds verhuisde burgers. De man raakte zijn werk kwijt en vertrok uiteindelijk naar de VS maar door de gigantische internationale aandacht besloot de overheid het project in 2007 stil te leggen.
‘Jammer genoeg komt het er nu toch: het werd in 2019 opgenomen in het nieuwe vijfjarenplan, maar nu onder een andere benaming, het Longpan Waterkrachtstation. De overheid geeft zelfs toe dat de naam werd veranderd om controverse te vermijden. Dit nieuwe project genereert niet zoveel activisme als het eerste, vooral nu de politieke context veel autoritairder is geworden en de ruimte voor contestatie beperkter’.
China gooit internationaal hoge ogen met zijn inspanningen voor natuurbehoud en bescherming van de biodiversiteit. Sinds 2018 werden tal van natuurreservaten, parken en beschermde gebieden gecreëerd. U bent evenwel kritisch.
‘Je kan op twee manieren aan natuurbehoud doen, via het fort- of het buffermodel. In het eerste geval wordt een hek rond een gebied geplaatst – zoals bij de Amerikaanse parken Yosemite of Yellowstone – en moet de bevolking gedwongen verhuizen. Er komen hoge inkomprijzen, tourbussen en beperkingen op zogenaamde niet-goedgekeurde economische activiteiten. Het buffermodel daarentegen bestaat uit een beschermde kern met daarrond zones waar menselijke vestiging en activiteit zijn toegelaten onder bepaalde omstandigheden.
Het gros van de Chinese parken hanteert het fortmodel. ‘Zhangjiajie, Jiuzhaigou, Huangshan, Yulong Xueshan of Sanjiangyuan zijn bovenal grote geldmachines voor diegenen die ze controleren. De oorspronkelijke bewoners– in hoofdzaak etnische minderheden –mogen het park waar hun voorouders honderden jaren geleden al leefden nog maar drie dagen per jaar gratis betreden. En dan nog alleen als er niet teveel toeristen zijn, aangezien die toegangstickets hebben gekocht’.
Chinese stedelingen zijn dol op die parken
‘Het probleem is dat de combinatie van ecotoerisme en etnotoerisme die zo typisch is voor de Chinese reisindustrie, een neiging heeft tot stereotypering, en zelfs racisme. Het gaat om een commodificatie van zowel mens als natuur. Hoezeer de overheid dat ook beweert, er is geen win-win. De gidsen en souvenirverkopers zijn Han-Chinezen, de hoteleigenaren evenzeer. Nieuwe commerciële belangen vervangen lokale economieën en veroorzaken bovendien hun eigen soort schade, bijvoorbeeld door grote infrastructuurwerken om massatoerisme mogelijk te maken’.
De rode draad in ‘China goes green’ is dat autoritarisme fundamenteel nefast is voor zowel mens als natuur. U lijkt te zeggen dat de planeet gebaat zou zijn bij democratische hervormingen in China.
Het hangt ervan af hoe je die democratisering invult. Ik ben er alvast van overtuigd dat aansprakelijkheid, transparantie en burgerparticipatie fundamenteel zijn, alleen is de CCP daar niet toe in staat.
Zijn u en Li nog welkom in China?
‘Het feit dat we in het Engels publiceren en geen Chinese vertaling nastreven is een belangrijk punt, denk ik. Bovendien hebben we getracht om erg genuanceerd te zijn. We brengen ook de succesverhalen, zoals het terugdringen en uiteindelijk algeheel verbieden van de import van afval in China. Ging in 1992 45 procent van alle gebruikte plastic voor verwerking naar China, nu is die hele handel opgedoekt. Aangezien het geleidelijk ging, hadden de burgers die daarmee hun brood verdienden, de tijd om andere activiteiten te zoeken. Zo zou het altijd moeten gaan.’
Judith Shapiro and Yifei Li, China goes green, Polity Press
Main source: Knack.be