De zwarte gevangenissen

Chinese burgers hebben het constitutionele recht om met een verzoekschrift naar de centrale overheid te stappen, maar plaatselijke autoriteiten proberen dat zoveel mogelijk te verhinderen. Ze laten hen oppakken en in illegale detentiecentra opsluiten, vanwaaruit ze worden gedeporteerd naar hun geboortedorp of -stad.
Aan de vooravond van het bezoek van VS-president Barack Obama aan China, stelt de Amerikaanse mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch zijn rapport ‘Een steeg in de hel’ voor, over de zwarte gevangenissen waarin indieners van petities terecht komen. 38 mensen verhalen in het rapport over hun wedervaren in deze illegale detentie die volgens Peking niet betaat.
Jaarlijks dienen 10 tot 13 miljoen Chinese burgers een petitie of ‘xinfang’ in bij de overheid, in de hoop dat een hun aangedaan onrecht wordt gecorrigeerd. Dat onrecht kan erin bestaan dat ze illegaal onteigend werden, geen compensatie hebben gekregen voor een arbeidsongeval, het slachtoffer werden van milieuvervuiling, enzovoort. Die unieke Chinese traditie bestond al tijdens het keizerrijk, overleefde het Maotijdperk en werd in 1982 zelfs in de grondwet ingeschreven. Officieel gaat het om ‘een brug tussen de partij en regering en de massa’s, een raam waardoorheen naar het volk wordt geluisterd’. Je hebt op alle bestuursniveaus xinfangbureaus (volgens een rapport van het Chinese Human Rights Defenders uit maart 2008 zijn er in het hele land bijna 50.000).
De meeste burgers wenden zich eerst tot het dichtstbijzijnde kantoor, maar eindigen niet zelden in de hoofdstad. Hoewel ze tegen dan al veel centen en illusies armer zijn, willen ze graag geloven dat de nationale leiders hun zaak meer genegen zijn dan de lokale. De statistieken logenstraffen dat. Onderzoek van de Academie voor Sociale Wetenschappen geeft aan dat een per post verstuurd verzoekschrift in slechts drie gevallen op de tienduizend een of andere oplossing genereert. Gaat de burger zijn of haar zaak persoonlijk aankaarten, dan is de kans op succes iets groter. Hoewel, ook dan krijgen niet meer dan twee burgers op de duizend iets anders dan verwensingen of klappen.
Onderscheppers
In 2005 vaardigde de centrale overheid een richtlijn uit waardoor lokale autoriteiten zélf de geschillen met hun ingezetenen moeten oplossen, zonder dat Peking wordt lastiggevallen. Ze schrijft voor dat burgers binnen zestig dagen een schriftelijk antwoord op hun klacht moeten ontvangen. Aan het aantal gevallen dat zich toch genoodzaakt ziet naar de hoofdstad te reizen zal de mate van goed bestuur van de lokale overheden worden afgemeten.
Daarom zetten die plaatselijke autoriteiten nu nog meer dan vroeger zogenaamde ‘onderscheppers’ in, die de burgers in de kraag moeten vatten voor ze een verzoekschrift kunnen indienen. Volgens professor Yu Jianrong van het Instituut voor Plattelandsontwikkeling neemt het leger onderscheppers dat naar Peking wordt gestuurd alsmaar toe. “Conservatief geschat”, zo schreef hij vorig jaar op zijn blog “gaat het op piekmomenten – in de aanloop naar bijeenkomsten van het Partij- of Volkscongres – om 100.000 mensen, afkomstig uit het hele land. Ze worden in de hoofdstad niet alleen onderhouden en gehuisvest op kosten van de belastingbetaler, tegelijk plezieren ze de hogere partij- en regeringsechelons met cadeaus en diners, zodat ze de dossiers uit hun regio kunnen inkijken en laten verdwijnen”.
Professor Yu ondervroeg in februari 2007 1.200 indieners van petities uit het hele land en stelde vast dat zes van de tien ondervraagden persoonlijk het slachtoffer geworden was van mishandeling en detentie, een van de vijf bekocht zijn of haar pogingen om gerechtigheid te verkrijgen zelfs met een verblijf in een werkkamp, terwijl 3 procent in een psychiatrische instelling eindigde.
Vroeger werden de onderschepte indieners van verzoekschriften veelal vastgehouden in de zogenaamde Shourong- centra, waar rurale migranten zonder papieren tot aan de afschaffing van het systeem in juni 2003 werden opgesloten. Die centra werden opgedoekt na grote binnenlandse verontwaardiging over de moord daar op een student in maart 2003. Sindsdien opteren de lokale autoriteiten voor goedkope hotels in de hoofdstad of voor weinig gebruikte partij- en staatsgebouwen in hun eigen provincie of district om indieners van petities in op te sluiten. Die zogenaamde ‘zwarte gevangenissen’ werden vorig jaar door lokaal bestuurslid en professor Xu Zhiyong voor het eerst publiekelijk gehekeld. Xu bezocht toen zelf een aantal van die hotels in Peking en bevrijdde ook opgesloten burgers.

Verrot geslagen
Een van de verhalen die de rapportschrijvers van Human Rights Watch optekenden is dat van een vijftienjarig meisje uit de westelijke provincie Gansu. Ze besloot een verzoekschrift in te dienen bij de centrale overheid in Peking nadat een lokale functionaris uit haar geboortedistrict haar vader verrot had geslagen. De man kan sindsdien niet meer werken. Nog voor ze evenwel haar klacht kon deponeren, werd het meisje op 10 juli 2008 in Peking door mannen in burger van de straat geplukt en naar Gansu teruggebracht, waar ze tot 13 september werd vastgehouden in een ziekenhuis, een instelling voor gehandicapten en uiteindelijk in een verzorgingstehuis. “Hoe lang ze me zouden vasthouden, hebben ze nooit verteld. Ik wilde niet met ze mee maar ik kon me niet verzetten. Ze sloegen me en sleepten me een auto in.”
Het feit dat Li zo jong was, betekende overigens niet dat ze minder werd mishandeld. Integendeel, op 11 september sloegen bewakers een van haar tanden uit.