Op 4 juni is het precies twintig jaar geleden dat tanks in het hart van Peking levens en dromen verpletterden. Honderden slachtoffers vielen er te betreuren en het Chinese volk werd er andermaal op gewezen dat het niet loont om aan politiek te doen, wat verklaart waarom het idealisme van het eerste decennium van de in 1979 gelanceerde hervormingen, na het bloedbad van Tiananmen plaatsmaakte voor een blinde zucht naar materialisme.
Tot nu toe was onbekend welke positie de in theorie machtigste man van dat moment, partijleider Zhao Ziyang (1919-2005), tegenover de rebellie op Tiananmen innam. De publicatie van de Tiananmen Papers (2001), een collectie van geheime overheidsdocumenten, legde de machtsstrijd binnen de partijtop destijds bloot, maar een persoonlijke kijk op de ontwikkelingen gaven die niet.
Tot aftreden gedwongen
Voor Zhao Ziyang hadden de protesten en het bloedbad in elk geval grote gevolgen: nog voor de tanks over het plein rolden, werd hij tot aftreden gedwongen.&punctSpace;Wat volgde, waren zestien jaar van huisarrest, waaraan met zijn dood in oktober 2005 een einde kwam.
Met de publicatie van Staatsgevangene N°1, Het geheime dagboek van premier Zhao Ziyang, wordt veel duidelijk. Hoe het boek tot stand kwam, is op zich al merkwaardig. Hoewel Zhao tijdens zijn huisarrest streng werd bewaakt, slaagde hij erin om op oude audiocassettes met kindermuziek en Peking Opera zijn memoires in te spreken. In totaal vulde hij dertig bandjes van elk een uur, die hij vervolgens met potlood nummerde. Zijn familieleden wisten niets van de tapes.
Toen Zhao na ongeveer twee jaar klaar was met de opnamen, vond hij een manier om de banden mee te geven aan enkele goede vrienden. Ieder kreeg een gedeelte mee van de opnamen, duidelijk uit vrees dat ze zoek zouden raken. Toen Zhao vier jaar geleden stierf, ondernamen enkele mensen die van het bestaan van de bandjes afwisten een complexe, geheime poging om het materiaal naar één plek te brengen en het geschikt te maken voor publicatie.
Het belang van dit dagboek is dat het een intieme kijk biedt op een van ‘s werelds meest ondoorzichtige regimes en Zhao’s visie geeft op de protesten en het bloedbad. Dat verhaal begint eigenlijk op 15 april 1989, toen de studenten naar het plein marcheerden om te rouwen over Hu Yaobang, de in 1987 afgezette partijleider die bekend stond als beschermer van de intellectuelen.
Zhao besefte hoe geliefd zijn voorganger Hu was en zag dat de studenten zijn dood aangrepen om uiting te geven aan hun legitieme frustraties over de corruptie en het gebrek aan inspraak en transparantie. Tegelijk was hij ervan overtuigd dat ze, mits de juiste maatregelen werden genomen, bereid zouden zijn om terug te gaan naar hun campussen.&punctSpace;Dat legde hij ook in een onderhoud aan de oude leider Deng Xiaopeng uit, net voor hijzelf op 19 april voor een allang daarvoor gepland bezoek aan Noord-Korea vertrok. Deng, zo schrijft hij, was het helemaal met zijn zienswijze eens.
Kort na zijn afreis liet premier Li Peng de leiders van de stedelijke partijcomissie van Peking evenwel verslag uitbrengen, eerst aan het Permanent Comité van het Politburo (het vijf leden tellende hoogste partijorgaan), en daarna aan Deng. Zij voorspelden, in volstrekte tegenspraak met Zhao’s visie, dat als de orde niet onmiddellijk zou worden hersteld, er een nationale opstand zou uitbreken.
Deng, die de Culturele Revolutie niet was vergeten (zijn zoon Pufang werd toen uit het raam gegooid door Rode Gardisten en hield daar een permanente handicap aan over) was gemakkelijk te choqueren met een dergelijk verslag. Hij noemde de gebeurtenissen toen “een tegen de partij gericht, antisocialistische oproer”.
De notulen van die vergadering werden aan Zhao in Noord-Korea overgemaakt. Bij gebrek aan informatie zag hij zich gedwongen om te laten weten dat hij het eens was met Dengs analyse.
Scharniermoment
Zonder Deng daarover te consulteren, liet Li Peng diens gevaarlijke woorden in het hoofdartikel van het Volksdagblad van 26 april opnemen. Dàt is het scharniermoment gebleken in de protesten, zo merkt ook Zhao op. “De omvang van de demonstraties, de chaos waarin ze eindigden, en hetgeen de situatie deed escaleren, was allemaal terug te voeren op dat commentaar. De situatie ervoor was anders dan die erna.”
Li Peng had verwacht dat het edito de studenten bang en meegaand zou maken maar het tegendeel gebeurde. Ze waren juist razend omdat hun patriottische actie in een negatief daglicht werd gesteld. Een voorheen ongezien aantal van 10.000 studenten trok naar het plein en brak daarbij zelfs door een politiecordon heen.
Bij zijn terugkeer op 30 april zag Zhao meteen in dat zolang de beledigende passages in het commentaar niet werden ingetrokken, de studenten niet tot de orde konden worden geroepen. Hij suggereerde daarom een edito te plaatsen waarin werd gesteld dat slechts “een kleine minderheid” “tegen de partij” en “antisocialistisch” was.
Voorbode van repressie
Deng wou evenwel niet van enige aanpassing of intrekking van de tekst weten omdat het dan zou lijken alsof hij een misstap had begaan. En ondertussen kraaide Li Peng victorie: hij was er eindelijk in geslaagd een wig te drijven tussen zijn rivaal Zhao en diens beschermheer Deng, die hem luttele maanden eerder nog had beloofd dat hij minstens nog twee termijnen zou mogen aanblijven als partijleider.
Zhao probeerde de studenten, die in het commentaar bovenal een voorbode zagen van repressie, te sussen en tot vertrekken te bewegen. Hij gaf op 4 mei een toespraak voor een delegatie van de Asian Development Bank, waarin hij ervoor pleitte de protesten “rustig, redelijk, ingetogen en efficiënt op te lossen, volgens de beginselen van de democratie en de rechtsstaat”.
“Ook wees ik erop dat de studentenleiders zowel tevreden als ontevreden waren over de Partij en de regering en dat ze absoluut niet tegen de fundamenten van ons systeem waren. Ze vroegen ons alleen om een aantal zwakke punten te verbeteren.”
Het werkte. De speech werd in de binnenlandse en internationale media gunstig onthaald en de volgende dag waren er op veel faculteiten weer colleges.
Zhao wilde vervolgens een dialoog starten met de studenten en enkele van hun redelijke ideëen overnemen, om de gespannen sfeer te ontmijnen. “Maar Li Peng en sommige anderen probeerden dit proces bewust tegen te houden, te vertragen en zelfs te saboteren. Zo lieten ze uitschijnen dat ik in mijn toespraak alleen mijn persoonlijke mening had verkondigd en dat die niet overeenkwam met het standpunt van het Centraal Comité. Dit nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje onder de studenten, wat hen de indruk gaf dat het aanbod van de regering om met hen in discussie te gaan volstrekt onoprecht was”.
Ook stelde Zhao voor om specifieke maatregelen te treffen en bijvoorbeeld een anticorruptiecomissie in te stellen, die werkelijk gezag zou hebben in het Nationaal Volkscongres (het jaarlijks bijeenkomende parlement). Maar dat voorstel wilde Li Peng zelfs niet op de agenda van de volgende bijeenkomst van het Permanent Comité zetten. “De dialogen die plaatsvonden leken hooguit bedoeld om de studenten af te poeieren en er werden geen concrete stappen genomen op het gebied van de hervormingen. De studenten gingen dus steeds meer twijfelen aan mijn 4 mei-toespraak. Een nog emotioneler confrontatie leek daardoor onvermijdelijk.”
Gorbatsjov in Peking
De teleurgestelde studenten besloten het staatsbezoek van de Russische partijleider Gorbatsjov aan te grijpen om grootschalige demonstraties en een hongerstaking te organiseren. Ze meenden dat dit het moment was om druk op de regering uit te oefenen. Maar hoe meer zij aandrongen, hoe meer reden Li Peng en zijn trawanten zagen om hen met gewelddadige middelen te onderdrukken.
En dus hield Zhao op 13 mei een toespraak voor arbeiders, waarin hij zei dat het onredelijk zou zijn als de studenten de onderhandelingen tussen de twee staten zouden verstoren. “Mijn oproep werd in alle kranten afgedrukt maar de studenten gaven er geen gehoor aan. Vanaf 13 mei ‘s middags begon een zit- en hongerstaking, die het begin vormde van een permanente bezetting van het plein, tot aan het bloedbad.
“Op de vierde dag begonnen er studenten flauw te vallen. Ik vreesde dat als dit zo zou doorgaan, sommigen zouden sterven. Dat zou moeilijk uit te leggen zijn aan ons volk”, stelt Zhao. Hij suggereerde daarom dat het hoogste partijorgaan met een communiqué zou komen, met onder meer de volgende zin: ‘De hartstochtelijke vaderlandsliefde van de studenten is bewonderenswaardig en het Centraal Comité en de Staatsraad (de regering) staan achter hun daden. Die laatste bewering vond Li Peng onacceptabel maar de tekst werd uiteindelijk toch goedgekeurd. Alleen, zo vreesde Zhao, ging die niet ver genoeg. “De belangrijkste eis was de herroeping van het commentaar van 26 april. Zolang dit niet was gebeurd, was er geen einde te maken aan de hongerstaking.” En dus stelde hij andermaal voor om het oordeel in het edito te wijzigen. Li Peng pareerde evenwel dat het naar de geest van Deng Xiaopings woorden was geschreven en dus niet kon worden veranderd.
Zhao zoekt vervolgens een laatste redding in een privé-onderhoud met Deng, maar als hij daar alle leden van het hoogste partijorgaan aanwezig ziet, voelt hij “meteen aan dat het niet goed zat”.
Zhao zet op de vergadering als eerste zijn mening uiteen en argumenteerde dat ze de zaak nu nog konden rechtzetten en dat er anders een gevaarlijke situatie dreigde te ontstaan. Tijdens zijn toespraak maakte Deng een ongeduldige en misnoegde indruk.&punctSpace;Zodra Zhao was uitgesproken, barstte de kritiek van ondermeer Li Peng los. Hij zei dat het zijn schuld was dat de demonstratie was geëscaleerd, het kwam door zijn 4 meitoespraak.
Toen Deng uiteindelijk het woord nam, zei hij dat de manier “waarop de situatie zich ontwikkelde alleen maar bevestigde dat het oordeel in het commentaar van 26 april correct was”. Hij was het met Li Peng eens wat betreft Zhao’s verantwoordelijkheid voor het voortduren van de protesten en zei tenslotte dat er “geen weg terug meer is. Daarom moeten we militaire troepen naar Peking sturen en de staat van beleg afkondigen”, wat op 20 mei ook gebeurde.
Zhao ging meteen na het einde van de vergadering weg en liet zijn assistent Bao Tong thuis zijn ontslagbrief opstellen. “Ik wilde onder geen beding de secretaris-generaal worden die het leger had gemobiliseerd om de studentendemonstraties neer te slaan.” Een ander lid van het hoogste partijorgaan overtuigt hem er evenwel van dat een plots ontslag nu olie op het vuur zou gooien. ‘s Anderendaags stuurt Zhao nog een laatste brief naar Deng waarin hij hem oproept om het commentaar toch te herzien. Er kwam geen antwoord.
‘Onafwendbare tragedie’
Op de ochtend van 19 mei gaat Zhao de hongerstakende studenten bezoeken op het plein. Hij probeert ze te overreden om hun actie stop te zetten door te benadrukken dat ze jong zijn en het leven juist moeten omarmen. “De studenten begrepen niet wat ik wilde zeggen. Evenmin hadden ze een idee van wat hen te wachten stond.”
Vanaf dat moment is Zhao overigens van het besluitvormingsproces van de partijtop afgesloten. “Tot op vandaag”, zo staat in zijn memoires, “weet ik niet wanneer die beslissing werd genomen”.
“In de avond van 3 juni hoorde ik, terwijl ik met familieleden in de tuin zat, luide kanonschoten. Een wereldschokkende tragedie was niet afgewend en voltrok zich alsnog.”
Onderzoek naar Zhao’s ‘misdaden’
Van 19 tot 21 juni is er een uitgebreide vergadering in het Politburo (het op één na hoogste partijorgaan), waar Zhao wordt beschuldigd van grove overtredingen zoals ‘verdeeldheid zaaien binnen de Partij’ en ‘steun geven aan het oproer’. Ook wordt een onderzoek naar zijn ‘misdaden’ aangekondigd.
Behalve met het beruchte commentaar en zijn bewuste toespraak hadden die ‘misdaden’ ook te maken met wat Zhao op 16 mei tijdens het bezoek tegen Gorbatsjov had gezegd. “Deng was misnoegd over die eerdere toespraak, maar wat hem werkelijk kwetste was mijn gesprek met de Sovjetleider. Hij vertelde tegen de Chinees-Amerikaanse Nobelprijswinnaar Tsung-Dao Lee zelfs “dat ik hem naar voren had geduwd tijdens de studentenonlusten. Eigenlijk wilde hij daarmee zeggen dat ik hem ten overstaan van het publiek in zijn hemd had laten staan”.
Zhao had het in dat onderhoud met Gorbatsjov over de rol die Deng speelde in China en binnen de partij. Terwijl het zijn bedoeling was om het prestige te vergroten van een hoogbejaarde man – die weliswaar nauwelijks nog officiële functies bekleedde maar die toch door de Sovjetleider als oppermachtig moest worden beschouwd – ontstond er een groot misverstand. Zhao zei op die bewuste 16de mei precies hetzelfde als wat hij tegen elke andere hoogwaardigheidsbekleder verkondigde sinds Dengs terugtreden op het Dertiende Partijcongres van oktober 1987. Namelijk, dat Dengs rol als de belangrijkste beslisser in de partij niet was veranderd door het opgeven van zijn officiële functies. Op dat congres was trouwens een resolutie aangenomen waarin expliciet werd gesteld dat de partijtop Deng zou raadplegen bij alle belangrijke beslissingen. Maar Deng, en velen met hem, legden zijn uitleg aan Gorbatsjov uit als een poging om zich aan zijn eigen verantwoordelijkheid als partijleider te onttrekken en Deng de confrontratie met het volk te laten aangaan.
Huis zelden verlaten
Het onderzoek naar Zhao’s misdaden duurde van juni 1989 tot oktober 1992 en resulteerde in een tekst met dertig punten, waarvan Zhao er twaalf weerlegde. Op zijn weerwoord werd overigens nooit gereageerd en ook de talloze brieven die hij stuurde over de onwettigheid van zijn huisarrest bleven steevast onbeantwoord.
Zhao mag in de zestien jaren tot aan zijn dood zelden zijn huis verlaten. ‘s Winters wordt het hem toegestaan klimatologisch mildere oorden op te zoeken voor zijn keelaandoening, een enkele keer mag hij golfen. Maar het gros van begrafenissen van partijvrienden moet hij missen.
Zhao heeft in die periode veel tijd om na te denken over de gebeurtenissen. Hij stelt dat hij aanvankelijk de noodzaak van politieke hervormingen niet inzag. Dat dat pas vanaf 1986 is gekomen, toen hij besefte dat een gebrek aan aansprakelijkheid en transparantie voor corruptie en wanbeheer zorgt. In latere jaren raakt hij ervan overtuigd dat het beste politieke systeem dat momenteel voorhanden is, zonder meer dat van een op westerse leest geschoeide parlementaire democratie is. Zonder vrije pers en scheiding der machten gaat het mis, oordeelt hij.
Ook zegt Zhao dat China een gigantische kans heeft gemist. De op het Dertiende Partijcongres afgesproken politieke hervormingen zijn nooit uitgevoerd. Nochtans hadden de scheiding van staat en partij en de grotere inspraak van partijleden bij de besluitvorming een begin kunnen zijn van democratische veranderingen.