CHINA- 20 jaar na Tiananmen

In de nacht van 3 op 4 juni 1989 veranderde het Pekingse Plein van de Hemelse Vrede in een nachtmerrie. Het studentenprotest, waaraan naar schatting een miljoen studenten en burgers deelnamen, werd bloedig neergeslagen. Catherine Vuylsteke blikt terug.

Vannacht is het precies twintig jaar geleden dat de tanks in het hart van Peking de dromen en levens van menige burger verpletterden. Hoeveel doden er precies vielen, weten we niet eens. Officieel waren het er 241, mensenrechtenorganisaties geloven dat meer dan 1.000 mensen stierven.

Twintig jaar na dato lijkt het alsof de Chinese jeugd er geen weet van heeft. De Amerikaanse zender CBS toonde de foto van Tankman in 2006 aan studenten van de Pekingse universiteit. Ze geloofden dat het een plaatje van een parade was, of een kunstwerk. “De machthebbers zijn er niet alleen geslaagd de burgers van hun idealen en levens te beroven maar schijnbaar ook van hun geschiedenis”, zo reageerde Ma Jian, die over het bloedbad de roman Beijing Coma schreef.

Dat Tankman niet herkend werd, bewijst dat Pekings gigantische uitgaven inzake propaganda en censuur vruchten afwerpen, waardoor jongeren er zich niet bewust van zijn hoezeer het bloedige neerslaan van de Pekingse Lente een scharniermoment is in de recente Chinese geschiedenis. De tanks maakten een einde aan de idealistische jaren tachtig, aan een decennium waarin door de Opendeurpolitiek tal van westerse ideeën en boeken voor het eerst sinds de woelige maoïstische jaren (1949-1976) weer het land binnenkwamen, wat zorgde voor een bloeiende intellectuele discussie.

Velen hoopten dat met het aantreden van Deng Xiaoping een nieuw tijdperk zou aanbreken, wat ook is gebeurd. Alleen werden de economische hervormingen niet door politieke gevolgd. Sterker nog, de enige, schuchtere stappen in die richting dateren van voor het bloedbad. Erna werden de hervormers uit de partij weggezuiverd en werd het hele debat taboe.

De Chinese burgers hebben met het bloedbad geleerd dat het nog steeds niet loont om aan politiek te doen: je riskeert er je job of je leven mee. Bijgevolg hebben ze vanaf de jaren negentig de slogan van Deng in de praktijk gebracht: ‘rijk worden is glorieus’. Dat mondde evengoed uit in een nooit elders geziene aangehouden economische groei als in een blind materialisme, met gigantische ecologische consequenties en een steeds wijder gapende welvaartskloof.

Sociale onrust

Sinds 4 juni 1989 is het Tiananmenplein leeg, maar dat betekent geenszins dat er geen protesten meer waren. Wel integendeel, volgens overheidsbronnen is het aantal gevallen van ‘sociale onrust’ tussen 1993 en 2005 vertienvoudigd tot 87.000 per jaar. En sindsdien publiceert de Chinese overheid geen dergelijke statistieken meer.

De burgercontestatie transformeerde zich van pogingen van de intellectuelen om het politieke systeem te hervormen en de autonomie van de burger te institutionaliseren tot acties van rurale migranten, boeren en arbeiders voor land-, eigendoms- en arbeidsrechten. Tegen het uitblijven van maatregelen tegen vervuilende bedrijven wordt geprotesteerd, tegen de gebrekkige compensatie bij land- en huisonteigeningen en fabriekssluitingen alsook tegen de corruptie van lokale besturen. Die contestatie neemt verschillende vormen aan. Doorgaans worden kwesties eerst aangekaart bij de plaatselijke overheden. Reageren die niet of ongunstig, dan proberen gedupeerden een rechtszaak aan te spannen. Meer dan 100.000 burgers werkten zich via een autodidactische rechtenstudie op tot blotevoetenadvocaten. Samen met zo’n 300 professionals staan ze burgers gratis bij in hun veelal moeilijke juridische strijd. De rechterlijke macht is immers niet onafhankelijk. Rechters worden door de lokale partijleiders aangesteld, terwijl advocaten naar de richtlijnen van de eveneens door de partij bestierde balie moeten luisteren.

Wie geen zaak kon of mocht aanspannen, dient in tien tot dertien miljoen gevallen per jaar een verzoekschrift in, eerst bij de lagere overheid, en vervolgens veelal in Peking. Maar ook daarbij is de kans op succes gering. Hoewel er in het hele land bijna 50.000 kantoren zijn waar mensen met dergelijke verzoekschriften terechtkunnen, krijgen in het beste geval twee mensen op duizend een antwoord en niet zelden eindigen hun pogingen om gerechtigheid te laten geschieden in overheidsrepressie. Al deze activisten rekenen op dappere journalisten om de gaten in het censuurnet te zoeken en ruchtbaarheid te geven aan hun gevecht, wat in een door stringente censuur- en propagandarichtlijnen gestuurd medialandschap lastig, gevaarlijk en soms onmogelijk is.

Repressie

Peking reageerde op het bloedbad met grotere investeringen in het repressieapparaat, maar probeerde tegelijk alle segmenten van de elite voor zich te winnen met een significante verhoging van hun levensstandaard. Ze hadden begrepen dat de bestendiging van een autoritair regime niet zozeer afhangt van de loyauteit van de meerderheid als wel van die van de machtigen.

Vanaf 1992, op het moment dat het samenspel van de markteconomie en de dictatuur haar definitieve vorm krijgt en dat duidelijk wordt dat de hervormingen zowel onder de boeren als onder de arbeiders grote brokken zullen maken, wordt de maatschappelijke bovenlaag juist in de watten gelegd. Met centen, jobs en kansen. In ruil daarvoor zal zij zich niet verenigen met de ontevreden segmenten van de maatschappij noch hen helpen om hun grieven te vertalen in politieke eisen.

Het Tiananmenplein is dezer dagen op toeristen en grote aantallen agenten en soldaten na leeg. Het bevindt zich nu op internet, waar de kaap van de 390 miljoen Chinese gebruikers tegen eind vorig jaar was overschreden. En als het huidige tempo van 240.000 nieuwe gebruikers per dag wordt aangehouden, dan is het nog maar een kwestie van twee jaar vooraleer een half miljard Chinezen gaat websurfen. Hoewel Peking sinds de introductie van het internet in 1995 gigantische investeringen deed in hoogtechnologische censuur en cyberpolitie, blijkt uit onderzoek dat internetsites, chatrooms en blogs drie keer meer kritische informatie bevatten dan de traditionele media, zij het dat ‘gevoelige berichten’ doorgaans geen lang leven zijn beschoren.

De doorsnee Chinese internetgebruiker maakt zich over de vrijheid op het internet overigens niet veel illusies: hij of zij denkt dat elke politieke discussie wordt opgemerkt en dus speelt iedereen een rol. Bedrijven doen zich voor als adviseurs om hun producten te pushen, de media geven zich uit voor objectieve informatiebronnen, echte dissidenten gebruiken discussies over ongevaarlijke thema’s als surrogaat voor echt politiek debat en overheidsagenten doen alsof ze dissidenten zijn om mensen uit hun tent te lokken.

Desondanks heeft het internet de controle van de staat over het maatschappelijke debat sterk verminderd en sommige internetdiscussies resulteerden al in beleidswijzigingen.

Waarschijnlijk komt er aldus op langere termijn een democratisering via een gradueel proces, veel eerder dan door een revolutie. Dat verdient de voorkeur. Aan de brokken die van gewelddadige omwentelingen komen, heeft Li met de pet zich in de voorbije eeuw al voldoende bezeerd.