‘Terwijl China zich de voorbije decennia transformeerde tot een economische
grootmacht, vergat het land in onderwijs te investeren’, zegt de Amerikaanse
ontwikkelingseconoom Scott Rozelle. ‘Dat moet ook het Westen zorgen baren.’
Het China-narratief laveerde de voorbije decennia tussen hoerakreten over fenomenaal veel
nieuwe wolkenkrabbers en boegeroep wegens heropvoedingskampen of Nobelprijs-laureaten
die nog net niet in de gevangenis stierven. Stanford-professor Rozelle Scott (66) brengt in
Invisible China een heel ander verhaal. Samengevat komt het hierop neer: China zette in de
voorbije decennia een ongeziene economische groei neer maar dreigt nu vast te raken in wat
economen de ‘middeninkomensval’ noemen. Als ‘s lands leiders niet snel en doordacht
handelen, wordt de toekomst Mexico eerder dan Taiwan of Zuid-Korea.
Wat dat ons kan schelen? Heel veel, China is too big to fail. Ontstaan daar 200 à 300 miljoen
werklozen, dan heeft dat repercussies voor de hele wereld. Immers, China is de groeimotor van
de wereldeconomie, het staat in voor 30 procent van alle handel en 95 procent van alle grote
bedrijven heeft daar een deel van zijn productieketen.
Economieprofessor Rozelle is een old China hand, en dit boek zijn ultieme analyse. Hij leerde in
de jaren zestig op de middelbare school in California Chinees, spendeerde een decennium later
drie jaar in Taiwan en doet sinds 1984 onderzoek in China. Meer bepaald in onzichtbaar China,
op het platteland waar diplomaten, bedrijfsleiders en financieel experts nooit komen. Ruraal
China is geen universum van onstuitbare opmars maar van ondervoeding, armoede, gebrekkige
opleiding en onbehandelde gezondheidskwesties. Je zou bijna van een ander land kunnen
spreken: de modale inwoner van Shanghai verdient 12 keer zoveel als die van de
noordwestelijke provincie Gansu – dat is België versus Sri Lanka. Bovendien zit 64 procent van
alle Chinezen vast op het platteland: de hukou of administratieve status bepaalt dat de rurale
bevolking zich niet definitief in de stad mag vestigen en evenmin gebruik kan maken van
gezondheidszorg of onderwijs.
Sputteren
Rozelle interviewde in de voorbije decennia vele duizenden rurale familie in het hele land en het
viel hem in 2016 op dat de groeimachine ging sputteren. ‘Als ik studenten, donoren of collega’s
voor de eerste keer meeneem naar het platteland’, vertelt hij, ‘dan haal ik altijd een briefje van
honderd yuan uit mijn zak. Wie hier een gezond individu van tussen 18 en 40 jaar oud aantreft,
zeg ik dan met enig gevoel voor theatraliteit, krijgt het. Normaal gezien win ik dit spelletje en
bewijs ik daarmee een belangrijk punt: in de voorbije decennia zijn meer dan 300 miljoen
mensen naar de steden vertrokken, ze komen slechts één keer per jaar naar huis maar
onderhouden hun achtergebleven ouders en kinderen. In de lente van 2016 verloor ik voor het
eerst, een collega en ik zagen tal van jongemannen in het dorp. Ze waren in de voorafgaande
maanden ontslagen, hoopten snel een andere baan te vinden en waren alvast niet van plan om
op het land te gaan werken. Dat hadden ze overigens nog nooit gedaan’.
Aan de andere kant van de oceaan stelde u vast dat China niet langer het fabriekje van de
wereld is.
‘Ik doe geregeld een kleine test in Walmart. Dan neem ik producten uit een willekeurig rek en
kijk waar ze gemaakt zijn. Tot voor kort waren die in het gros van de gevallen ‘Made in China’,
nu komen ze steeds vaker uit Bangladesh, Ethiopië, Vietnam of Indonesië. Reden? De Chinese
lonen zijn in de voorbije jaren sterk gestegen, wat leidde tot delokalisatie en automatisering
.Concreet zal dat ervoor zorgen dat in de volgende jaren 200 à 300 miljoen banen van
laaggeschoolde rurale migranten sneuvelen’.
Mede daarom werd in 2013 toch het Belt and Road Initiative gelanceerd, met een
investering van meer dan 90 miljard dollar in 125 landen in de voorbije vijf jaar alleen al?
‘Het idee was inderdaad om de groeimachine gaande te houden door zowel jobs als materialen
te exporteren. Maar daarin zie ik geen oplossing. 7 landen hebben het initiatief al opgeschort en
de meeste overheden staan erop dat hun eigen laaggeschoolden bij de projecten worden
ingeschakeld’.
Is upgraden naar een high tech economie met een uitgebreide dienstensector geen
normale, onontkoombare evolutie?
‘Dat wel, maar dat vereist werknemers die kritisch kunnen lezen, behoorlijk presteren in
wiskunde, creatief zijn, bedachtzame logische keuzes kunnen maken, goed zijn met computers
en Engels spreken. Bovenal moeten ze in staat zijn om zich aan te passen en te leren. Waarom
werden Taiwan, Zuid-Korea Israël of Ierland economische tijgers, terwijl Mexico, Brazilië en
Zuid-Afrika na decennialange groei terug wegzakten? De eerste groep had een hoog opgeleide
bevolking voor ze rijk werd, de tweede niet. Meer dan driekwart van de Taiwanezen en Zuid-
Koreanen maakte in de jaren tachtig het middelbaar onderwijs af, 4 jongeren op tien stroomden
toen al door naar de universiteit. Bij landen die vastraken in de middeninkomensval heeft
slechts 30 tot 50 procent van de beroepsbevolking de middelbare school afgemaakt.
China behoort tot die laatste groep, het vergat te investeren in menselijk kapitaal. De tweede
economie ter wereld heeft een laag opgeleide bevolking. In 2015 had slechts 12,5 procent een
diploma hoger onderwijs, niet meer dan 30 procent maakte het secundair onderwijs af.
Uit studies blijkt juist dat de elite excelleert, ze klopt iedereen in internationale
schoolcompetities. 500.000 Chinezen studeren aan de beste buitenlandse universiteiten,
in het land zelf komen er jaarlijks 8 miljoen universitairen bij, waarvan 4 à 5 miljoen
ingenieurs.
‘Het gebrek aan menselijk kapitaal is een uitgesproken ruraal probleem. 93 procent van de
stedelijke kinderen stroomt inderdaad door naar het hoger middelbaar, maar hun
leeftijdsgenoten op het platteland maken met moeite de eerste drie jaar van het secundair
onderwijs af. Ze scoren ook heel verschillend: tegen dat ze in het vierde leerjaar zitten, hebben
rurale kinderen gemiddeld twee jaar achterstand. Maar dat is wél de grootste groep.
Plattelandsbewoners mochten onder het onlangs afgeschafte eendkindbeleid twee of drie
zonen of dochters hebben, wat verklaart waarom 70 procent van de kinderen op het platteland
woont. Of China in de toekomst succesvol wordt, hangt dus af van wat er in de dorpen gebeurt’.
U vreest voor 200 à 300 miljoen werklozen, maar zegt tegelijk dat China veel nieuwe jobs
creëert in de high tech en de dienstensector. Is bijscholing dan de oplossing?
‘Niet voor zo’n grote groep. Op het land gaan werken zullen ze evenmin doen, daar hebben ze
geen ervaring mee en door de geringe omvang van de boerderijen loont het ook niet. Het gros
van hen dreigt in de informele sector te belanden, wat in tal van opzichten een ramp is. Denk
aan copyrights of belastingen. Bovendien zou dat een totale breuk inhouden met het huidig
tijdperk: de voorbije decennia werden er grote offers gebracht maar wie hard werkte, kon erg
succesvol zijn. Valt die sociale mobiliteit weg, dan krijg je grote maatschappelijke risico’s:
toenemende polarisatie en meer misdaad, wat dan weer nieuwe investeerders afhoudt. Kijk
naar Mexico: begin jaren negentig stond het als enige laaginkomensland in de top tien van de
grootste exporteurs. Nu is het er onveiliger dan in Irak of Afghanistan.
‘Chinezen zijn geen Mexicanen, zeggen sommigen dan, maar de middeninkomensval is niet
cultureel maar economisch. China heeft inderdaad niet het probleem van de nabijheid van een
gigantische drugsmarkt, maar georganiseerde misdaad – de triades – is een eeuwenoud
fenomeen. Bedenk daarbij ook dat China door de éénkindpolitiek een mannensurplus van 40
miljoen heeft – ongehuwde mannen laten zich vaker en makkelijker in met criminaliteit, zo
weten we uit onderzoek.
Gigantische Chinese werkloosheid kan ook verstrekkende internationale gevolgen hebben: de
legitimiteit van de Chinese Communistische Partij is gebaseerd op nationalisme en snelle
economische groei. Valt dat laatste weg, dan mogen we meer territoriale conflicten verwachten
zoals dat met Japan over de Diaoyu/Senkaku-eilanden’.
Je zou van een socialistisch land overigens verwachten dat het zijn burgers goed opleidt.
‘Mao Zedong heeft met de Culturele Revolutie (‘1966-’76) wellicht de grootste aanslag op
menselijk kapitaal uit de geschiedenis gepleegd. De scholen waren tien jaar lang dicht en al wie
opgeleid was, werd vernederd, gedemoveerd en vaak ook afgevoerd. Deng Xiaoping heeft veel
gerealiseerd maar tegen 1990 zat nog maar 60 procent van de Chinese kinderen in het lager
middelbaar. Het 9-jarige verplicht gratis onderwijs werd pas in 2006 ingevoerd en op de
noodzakelijke 12 jaar is het nog steeds wachten. Ondertussen zijn de Chinese onderwijskosten
de hoogste ter wereld, elk jaar hoger middelbaar kost een arm gezin verschillende
jaarsalarissen’.
De voorbije jaren werden er evenwel grote inspanningen geleverd. Vanaf 2002 werd een
gigantisch aantal nieuwe beroepsscholen gebouwd, tussen 1990 en 2011 verzesvoudigde
de overheidsinvestering in het secundair onderwijs en zo kwamen er jaarlijks één miljoen
leerlingen bij.
‘We hebben onderzocht of je inderdaad in tien jaar tijd een goed systeem kan uitbouwen voor
30 miljoen nieuwe leerlingen. Niet dus. Een heel deel van die nieuwe scholen bestond alleen op
papier of het waren lege gebouwen. In andere zagen we apathie bij zowel leraren als leerlingen.
Vervolgonderzoek naar de opgedane kennis op beroepsscholen toonde eveneens negatieve
resultaten. Leerlingen bleken in drie jaar tijd niets te hebben geleerd, wat ook verklaart waarom
er zoveel afhaken. Er zijn inspectie noch duidelijke leerdoelen en minstens 70 procent van de
lessen gaan over specifieke vaardigheden, die vaak snel achterhaald zijn. Aan
reparatietechnieken voor cd-spelers of publieke telefooncellen heeft straks geen kat nog wat’.
Sinds 2006 worden alle leraren door de centrale overheid betaald en er kwam
ondertussen ook een nationaal curriculum voor het primair en lager secundair onderwijs.
Waarom lopen plattelandskinderen toch zoveel achterstand op?
‘Kort samengevat: omdat ze ziek zijn en omdat die aandoeningen een permanente impact
hebben op hun cognitieve vaardigheden. Meer dan een kwart van hen heeft bloedarmoede, een
derde van alle twaalfjarigen is bijziend maar moet het zonder bril doen en in Zuid-China lijden
vier rurale kinderen op tien aan intestinale wormen. Die problemen zijn makkelijk op te lossen
met ontwormingsmiddelen, multivitamines en oogcontroles. De voorwaarde is wel dat ze
onderkend worden, wat door de gebrekkige rurale gezondheidszorg niet gebeurt. Bovendien
ontbreekt het de burgers zelf aan inzicht. Weet je, China transformeerde razendsnel, de VS of
Europa deden daar 4 à 5 generaties over, wat hen de tijd gaf om hun kennis van voeding en
gezondheid gestaag bij te stellen. Anno 2021 voeden oma’s kleinkinderen op die wel geschikt
zullen blijken voor de subsistentielandbouw of de assemblageband maar niet voor de high tech
economie’.
U schrijft dat de allergrootste uitdaging de Chinese baby’s betreft: 20 à 30 miljoen
zuigelingen scoren op de internationale Bailey-schaal – waarmee IQ wordt gemeten –
ondermaats en in sommige provincies is dat meer dan de helft. Die cognitieve
achterstand halen ze ook later niet meer in.
‘Experts menen dat daar twee oorzaken voor zijn: foute voeding en te weinig parentale
interactie. Eén rurale baby op drie heeft bloedarmoede en bovendien praten Chinese
plattelandsmensen te weinig met hun zuigelingen. Uit gebrek aan liefde of tijd? Geenszins. Kijk,
in alle Oeso-landen zijn er ouderschapsprogramma’s op tal van niveaus, gaande van het
onderwijs over de media tot specifieke campagnes. De meeste jonge ouders snappen dat
verhaaltjes voorlezen en liedjes zingen goed is voor hun zoon of dochter. Chinese stedelingen
weten dat ook, terwijl plattelandsmensen giechelen als je daarover begint. Het kind begrijpt het
toch niet, zeggen ze dan.
De lage scores zijn overigens geen uniek Chinees probleem. Wereldwijd ontberen minstens 200
miljoen kinderen de juiste cognitieve stimulans en voeding. Om het menselijk lijden te
verhelpen, moeten we dat primordiaal aanpakken. Economisch gezien is dat ook het
verstandigste’.
In uw conclusie schrijft u dat China alleen kan ontsnappen aan de middeninkomensval
als het hukousysteem wordt afgeschaft, het fiscaal systeem wordt gehercentraliseerd
zodat nationaal de nodige inspanningen kunnen worden gedaan voor gezondheidszorg
en onderwijs; en er wordt afgestapt van de nadruk op kortetermijngroei. Investeren in
menselijk kapitaal is immers een langetermijnkwestie. Hoe werden die bevindingen in
China onthaald?
We maakten ons daar grote zorgen over, gezien er een paar jaar geleden al een directieve
kwam waardoor onderzoek niet meer mag verwijzen naar de middeninkomensval. Merkwaardig
genoeg kwam er geen reactie op mijn boek. De kwestie van de Oeigoerse
heropvoedingskampen en de kritiek op China’s initiële Covid-reactie staan momenteel centraal,
de rest lijkt er niet toe te doen. Dat is voor ons wetenschappers goed, maar het geeft aan dat
Peking de ernst van de zaak nog steeds niet inziet’.
Het valt op dat u het niet hebt over de etnische minderheden. Ze maken weliswaar
slechts 8,5 procent van de bevolking uit, maar behoren tot de allerarmsten.
(lacht) ‘We hebben in 2002 en 2005 onderzoeken gedaan in minderheidsgebieden in Ningxia,
Guizhou en Sichuan, maar toen we onze bevindingen aan de overheid presenteerden, werden
die weggelachen met de kwalijke stelling dat het toch maar ‘domme, vuile kinderen van etnische
minderheden betrof’. Sindsdien hebben we beslist om uitsluitend met arme Han te werken, en te
streven naar nationaal geïmplementeerd beleid – waar de minderheden dan ook baat bij
hebben’.
U laat ook het autoritaire beleid buiten beschouwing, het feit dat statistieken worden
vervalst en gevoelige kwesties doodgezwegen.
‘Ik ben geen politicoloog, dat is mijn vakgebied niet. Ik snap wat je bedoelt maar het probleem is
niet dat censuur het onderzoek bemoeilijkt, wel dat het doodeenvoudig niet plaatsvindt. De
onderzoeksfondsen moeten in deze gedecentraliseerde context van de lokale overheden
komen en die wil niet aan plattelandsstudie doen. Dat het Rural Education Action Program van
Standford dat wél kan, komt door schenkingen van bijvoorbeeld uitgeweken Chinezen die iets
vooor hun thuisregio willen doen’.
Wat vond u van het feit dat Xi Jinping midden februari triomfantelijk deed over de
uitroeiing van extreme armoede in China?
‘Over hoeveel mensen gaat dat nu helemaal? Alle aandacht zou nu naar de middeninkomensval
moeten gaan’.
Hoe groot acht u de kans dat China de huidige problemen oplost en echt welvarend
wordt?
‘Het besef dat de helft van de kinderen opgroeit met onvoldoende cognitieve vaardigheden,
stemt niet meteen hoopvol. In het beste geval heeft 42 procent van alle leerlingen tegen 2035
dat cruciale diploma hoger middelbaar. Studies wijzen uit dat minstens 50 procent nodig is om
de val te vermijden. Maakt dat het allerslechtste scenario waarschijnlijk? Misschien niet.
Sommige economische factoren kunnen we gewoon niet voorspellen, en dan blijkt het altijd wel
handig dat we overal rekening mee hebben gehouden. China’s toekomst is immers ook de
onze’.
Main Source: Knack.be