‘Voortaan is Che Guevara gewapend met een laptop’, zegt Yassine Ayari (29), ‘s lands bekendste blogger en boegbeeld van de jongeren. ‘Wat op 18 december in Sidi Bouzid gebeurde de politie schoot op betogers deed zich in 2008 voor in Redeyef. Waarom leidde dat nu tot een nationale revolte en toen niet? Door het internet.’
Yassine Ayari noemt zichzelf ‘un garçon typique’: zoon van een hoger opgeleide overheidsambtenaar, gediplomeerd informaticus met een baan die hem tijdelijk naar Brussel bracht, echtgenoot en vader van een zoontje. “Iemand die te veel te verliezen heeft dus, om zich met dwaze dingen als kritiek op het regime in te laten”, lacht hij. En toch. Hij herinnert zich dat hij als 15-jarige niet begreep dat zijn land een president had ‘zonder enige tekortkomingen’. “Mijn vader keek me veelbetekenend aan toen ik de vraag stelde en verdween meteen van tafel.”
De echte déclic kwam twee jaar later, toen hij met zijn vrienden op de metro in Tunis zat en een politieman hem toesnauwde dat hij moest ophouden met lachen. Zijn vraag of dat soms verboden was, genereerde een harde klap in zijn gezicht. “Ik ben thuis, in de voorstad Bardo, meteen naar het politiebureau gegaan. Maar men wilde mijn klacht niet behandelen. Als we die man opsporen, dan zegt hij geheid dat je de president hebt beledigd en krijg je 20 jaar cel”, luidde het. Thuisgekomen prees mijn moeder zich gelukkig dat ik nog leefde, terwijl vader vond dat ik die klap van de agent vast had verdiend.”
De jonge Ayari verbeet zijn vernedering, begon boeken over ideologie en vaderlandse geschiedenis te lezen en ging informatica studeren in Tunis. “Ik was geen lid van een partij maar wel iemand die zei: ik hou niet van die Ben Ali. Sommigen dachten dat ik een overheidsspion was die wilde provoceren, anderen deden me af als een dwaas.
“De kiemen van de huidige strijd dateren uit die periode, toen Zouhair Yahyaoui anoniem het eerste satirische blad, TUNeZINE, lanceerde. De politie wist hem uiteindelijk op te sporen, hij kreeg drie jaar celstraf en werd een paar maanden voor zijn dood in 2005 doodziek vrijgelaten. Hij was 38.”
Vervolgens werden de eerste chatgroepen gecreëerd. Er ontstond een echte gemeenschap, waarvan de overheid aanvankelijk niet doorhad dat ze potentieel subversief was. “We schuimden het internet af en vonden antwoorden op alle vragen die we ons hele leven al hadden. Tevens zagen we dat alle mensenrechtensites geblokkeerd waren en begonnen artisanale methodes te ontwikkelen om dat te omzeilen.”
Kwaliteitslabel 404
Toen begon de overheid blogs te censureren we noemden dat het 404-label, naar de melding error 404 die opduikt als een pagina is geblokkeerd. Voor ons was dat een soort van kwaliteitsmerk. De censors gingen overigens erg amateuristisch te werk: al wie te veel bezoekers had, ging eruit. Het overkwam zelfs de populairste kooksite.”
Ondertussen arriveerde Facebook. “Het succes was meteen gigantisch. Onderhand zijn er 1 miljoen profielen, een per tien inwoners. Facebook heeft de politiek gedemocratiseerd, daar ontdekten we andere activisten, overlegden we over strijdthema’s.
“De overheid zag dat ook in en verbood Facebook in mei 2009 gedurende een paar weken. Wellicht was dat haar grootste politieke fout. Immers, officieel was er geen censuur maar nu werd ze voor iedereen zichtbaar. Noem het een ongewilde sensibiliseringscampagne jegens de modale burger. Het was toen de president die persoonlijk de herlancering gelastte, zoals hij dat eerder deze week deed met het geblokkeerde YouTube. We mochten hem dus dankbaar zijn, al waren de profielen van activisten voortaan geblokkeerd.
“De volgende fout was de arrestatie in november 2009 van Fatma Arabica, een lerares die een erg succesvolle, sterk ironische blog had. Normaliter zwijgen Tunesiërs over dergelijke zaken om zelf niet in moeilijkheden te komen. Maar de hele Facebookgemeenschap vroeg haar vrijlating, die er uiteindelijk ook is gekomen, zonder aanklacht. Het internet heeft haar dus zonder meer gered.”
Maar het regime sloeg terug: in april 2010 gingen steeds meer blogs en sites dicht. “We besloten op Facebook actie te voeren met een petitie tegen censuur die in een mum van tijd 10.000 handtekeningen kreeg. We besloten groter te mikken en de eerste burgerbetoging sinds de onafhankelijkheid te organiseren. Het regime op zijn eigen paradox wijzen was ons doel. Immers, constitutioneel hebben we burgerlijke en politieke vrijheden, in realiteit geldt dat geenszins.
“Mijn omgeving noemde me een absolute dwaas maar ik diende met mijn vriend en blogger Slim Amamou de aanvraag in.” De overheid reageerde volstrekt niet, waarop het duo aan de vooravond van de op zaterdag 22 mei geplande betoging tot afgelasting besloot. “Zonder toestemming riskeerden we politiegeweld. We wilden protesteren maar dat mocht niet in arrestatie, verwonding of dood resulteren.”
De politie pakte beide initiatiefnemers op en liet hen na een ondervraging van meer dan 12 uur weer vrij. “Toen ik die nacht weer achter mijn computer zat, wist ik waarom ze ons niet hadden gemarteld of vermoord. Er waren honderden berichten op Facebook en in de internationale media over onze verdwijning. Het internet had ook ons gered.
“We hebben iedereen toen opgeroepen om de volgende dag gekleed in een witte T-shirt te gaan wandelen op de Avenue Bourguiba. We achtten arrestatie uitgesloten en toch werden mensen op de trein naar Tunis door de politie afgetroefd.”
Ayari en Slim zetten evenwel door en besloten twee maanden later om alle parlementariërs alsook de minister van Binnenlandse Zaken in een aangetekend schrijven te vragen hoe het eigenlijk zat met de vrijheid. Wat mocht, wie bestrafte en hoe? “Andermaal kwam er geen reactie, waarop we besloten om een flash-act te doen. Verzamelen en een halve minuut zwijgen met de hand op de mond. De arrestaties bleven evenmin uit.”
Ondertussen werden de beide jongemannen door tal van politieke opposanten benaderd. “Ze beseften dat wij de jongeren konden bereiken, iets wat zij al 20 jaar vruchteloos probeerden. En dus kregen we aanbiedingen voor lidmaatschap hier en daar, wat we prompt afwimpelden. Je moet eerst burger zijn, en dus rechten hebben voor je politicus kunt worden. Maar als ik nu hoor dat er over zes maanden vrije, eerlijke verkiezingen komen, dan zeg ik tegen mezelf: ik stel me kandidaat.”
Informatiestroom
Toen de huidige revolte op 18 december begon met de protesten van Sidi Bouzid, was Ayari in België voor zijn job maar virtueel is hij voortdurend aanwezig. “Meteen stuurden mensen beelden door. Er kwam een mediaoorlog, parallel met de strijd op straat. Nacht na nacht werkten we aan het uploaden van alle informatie, ik prees mezelf gelukkig dat ik IT’er was. De reactie was fenomenaal: om vier uur ‘s ochtends werden we nog door 400 mensen gevolgd.”
Ayari meent dat het die voortdurende stroom van informatie is, die geheel haaks staat op de langue de bois van de overheid, die voor de nationale mobilisatie heeft gezorgd. “Er waren beelden, commentaren, solidariteit.
“Aanvankelijk verwonderde het ons dat de internationale media zwegen; toen in Iran de protesten begonnen, zat het fenomeen 24 uur later op CNN. Ons volk heeft het alleen moeten doen. We hebben begrepen dat het Westen sommige regimes weg wil, andere niet. Maar we beschikken nu over de knowhow om anderen te helpen. Je kunt je niet voorstellen hoeveel Noord-Afrikanen me de voorbije dagen zeiden dat ze wensten dat zij Tunesiërs waren. En voor mij is dit de gelukkigste dag ooit.”