Verhalen over moslims gaan veelal over hoofddoeken of terrorisme. Niet over homo’s, want die bestaan niet. Of toch?
Onder Marokkanen vind je geen homo’s. Het zijn Onder-onder-mannen, zoals ze in het Darija zeggen, mensen die de dingen stiekem doen. Ik heb de levensverhalen van vijftien van hen opgetekend, in Brussel evengoed als in Rabat of Essaouira. Maar toen ik het bekendste private instituut voor psychologie in Casablanca opbelde met de vraag voor een interview, voelde het antwoord als een kopstoot. “De ‘gesel’ der homoseksualiteit, mevrouw”, zo klonk het aan de andere kant van de lijn, “bestaat in Marokko godzijdank nog niet”. De vrouw hoopte dat het zo zou blijven, maar het risico dat het misging bestond wel degelijk, zeker nu er steeds meer westerlingen met vunzige ideeën naar haar land kwamen.
Ik had evengoed kunnen informeren naar haar kennissen onder de pooiers of gangsters, ze behoren net als de homo’s immers tot de categorie van te mijden burgers die strafbare feiten stellen en daarvoor maanden of jaren in de nor kunnen belanden.
Hassan weet er alles van, hij zat drie keer achter de tralies en slijt nu als aidslijder van niet eens vijfentwintig zijn laatste maanden bij verwanten die hij verafschuwt.
En welke criminele daden zijn erger? De familie van de 19-jarige homoblogger Tahi spreekt klare taal. “Het is heel simpel”, zei zijn gescheiden moeder, die haar ontdekking van zijn herenliefde eerst in een dure psychotherapie voor haar zoon vertaalde, om vervolgens vast te stellen dat die weinig leek op te leveren. “In onze familie verkiezen we een drugsverslaafde, een alcoholist of een dealer, boven een homo”.
Ach, Tahi is er na verschillende zelfmoordpogingen wel uit: hij komt zo gauw mogelijk naar Frankrijk of België voor studies en keert dan nooit meer naar zijn geboorteland of familie terug. Hij zal boeken schrijven zoals de in Parijs wonende Abdellah Taïa, die zich als eerste Marokkaan outte. Aanvankelijk brachten de Franstalige media zijn verhaal en gebeurde er thuis niets. De buren van zijn moeder en de collega’s van zijn broers en zussen, lezen immers alleen Arabischtalige publicaties. Maar toen twee populaire Marokkaanse kranten uitpakten met interviews en foto’s, belde Taïa’s moeder hem in Parijs met haar catastrofestem op. Hoe had hij toch die dingen kunnen zeggen die geen mens over zijn lippen hoort te krijgen.
Ze hadden beide gehuild, hij zelfs nog weken nadat het gesprek was beëindigd. Dat het voor hem erg dubbel is, zegt hij. In Parijs moet hij blijven om volwassen te zijn maar hij mist het land van zijn jeugd.
Vertrekken, Taiä’s keuze is die van veel Marokkaanse homo’s. Van Arezki, van Nanou en van Soufain ook, die naar Brussel en naar Torremolinos verkasten. Ze gingen op de loop voor de verstikkende onvrijheid, voor het stigma na een politierazzia of voor de systematische mishandeling thuis.
Sommigen, zoals Nabil, ontkomen door een baan in een andere Marokkaanse stad te nemen. Maar de tijd zit hem op de hielen. Over hooguit vijf jaar, als hij de dertig is gepasseerd, wachten er echtelijke plichten. Ze zijn onafwendbaar, hoezeer ze ook dreigen te resulteren in verwoeste levens aan beide zijden van het ledikant.
Nabil wenste dat er een medicijn was, hij zou alles doen om van zijn sexuele geaardheid af te komen. Zijn ouders, zegt hij, zijn lieve mensen, open en zelfs progressief, het soort dat de dochters alleen naar de disco laat vertrekken. Het is hun schuld niet, ze moeten immers aan de sociale uitsluiting denken die een openlijk homosexuele zoon ook voor hen zou inhouden.
Dat is precies wat Fourat over het hoofd zag, toen hij zijn ouders op zijn zeventiende in hun appartement aan de Belgische kust vertelde over zijn geaardheid. Hij zei te hopen dat ze zich niets van het oordeel van anderen zouden aantrekken en werd toen prompt het huis uitgegooid. De zoon van een Arabische vader was immers een Vlaamse jongen geworden.
Malek heeft meer geluk, hij zegt dat zijn moeder zijn wapen voor het leven is. Ze is al lang op de hoogte en verzekerde hem dat hij haar liefde nooit kan verliezen, maar dat het met de rest wel anders is. Hij moet haar beloven dat hij het nooit met mensen zal doen die ze kennen, dat hij steeds een condoom zal gebruiken en dat hij zijn geheim in zijn hart zal dragen.
Maar het probleem is dat God het ook daar ziet. Tenminste, dat houdt Saada toch wakker. Hij wist jarenlang niet eens wat hij voelde en dat hij daarmee niet alleen stond. En toen een Arte-uitzending alles duidelijk maakte, zwoor hij in zijn even kinderlijke als fanatieke geloof een wapen te vinden tegen de kwelling. Saada zigzagt nog steeds, tussen de mat van het gebed in de moskee, en die van de muis van de computer, waarmee hij een hoer bestelt op internet. Maar hij verzekert me inshallah, dat hij dra de kracht zal vinden om op het juiste pad te blijven.
Ach, de goed opgeleide journalist Ali zal het worst wezen. Lang leve de vrijheid, daar heeft hij geen gesprekken met God of de familie voor nodig. Hij is optimistisch over de toekomst en bezingt het jachtige leven, al was het maar omdat er aldus minder tijd overblijft om te loeren naar wat de ander doet.
Hij zegt dat ik het internet moet verkennen om te beseffen hoe groot de virtuele gemeenschap van Marokkaanse homomannen onderhand is. Ali in Casa heeft gelijk, maar Abdou is in Brussel geboren en gestorven. In een bad vol water en bloed. Hij overleed aan een verplicht huwelijk met een meisje uit het dorp, als remedie tegen zijn ziekelijke neigingen. En aan een ouderlijke weigering om hen te laten scheiden, als het leven twee kinderen later nog een hel blijkt.
Onder-onder-mannen, ze bestaan niet of nauwelijks. Hassan, Tahi, Taïa, Arezki, Nanou, Soufain, Nabil, Fourat, Malek, Saada, Ali en Abdou. Ze komen immers uit een wereld waar men ‘geen varkensvlees eet, maar de saus neemt’. Ze weten ‘dat het goed is om de waarheid te kennen maar beter om over palmbomen te praten’, in Casa, Marrakech evengoed als in Brussel.
Op 14 december wordt in de Pianofabriek een tweetalig colloqium gehouden rond ‘Onder Mannen’ van Catherine Vuylsteke, met ondermeer de auteurs Malek Chebel, Karim Nasseri, Ural Manço en Moustafa Tetik. (16-19h, gratis, inschrijven verplicht)