De ‘oorlog tegen terreur’ heeft het geïsoleerde Jemen weer op de kaart gezet. De mislukte terrorist Abdulmutalab gaf aan dat hij de orders voor het opblazen van een vliegtuig in dat land had ontvangen. Terwijl de natie kampt met burgeroorlog, opdrogende olie- en watervoor-raden, en armoede kan het regime de macht van de extremisten niet langer verdoezelen. Na de VS en Groot-Brittannië sloot ook Frankrijk er ondertussen zijn ambassade.
Normaliter besteden de internationale media weinig aandacht aan Jemen, ook niet als er in het noorden van het land al meer dan vijf jaar een oorlog woedt die in vijf gevechtsronden het leven kostte aan duizenden burgers. Honderdvijftigduizend andere mannen, vrouwen en kinderen raakten door deze zogenaamd Huthirebellie ontheemd en de humanitaire condities in de regio werden door de Egyptische acteur Mahmoud Kabil, die voor Unicef als goodwill-ambassadeur optreedt, zelfs vergeleken met die van het relatief danteske Darfur.
Jemen is geen nieuws, zelfs niet als Human Rights Watch midden vorige maand in een 73 pagina’s tellend rapport uitlegde op welke manier er afgerekend wordt met de vreedzame protestbeweging in het zuiden van het land. Menige commentaarschrijver, professor en activist is daar in de voorbije anderhalf jaar tot de conclusie gekomen dat de hereniging van het feodale, clangebaseerde noorden met het socialistische zuiden in 1990 absoluut geen goede zaak was voor laatstgenoemde. En dat uit zich in steeds massalere protesten.
De eerste manifestaties brachten gepensioneerde officieren op de been die niet begrepen waarom hun pensioen niet langer werd uitbetaald, gaandeweg groeide het leger ontevredenen uit tot een regelrechte afscheidingsbeweging die de overheid in Sanaa afdoet als ‘een vorm van maffia die er ook een luchtmacht op nahoudt’, zoals een zuidelijke oppositieleider het uitdrukte. Bij zes verschillende gelegenheid in 2008 en 2009 opende de politie het vuur op deze vreedzame betogers. Daarbij vielen volgens Human Rights Watch minstens elf doden en tientallen gewonden. Ook werden verschillende zuidelijke oppositiekranten gesloten, journalisten werden vermoord of tot jarenlange celstraffen veroordeeld voor misdaden als het ‘beledigen van de president’. Duizenden andere zuiderlingen werden gearresteerd en wachten nog steeds op hun proces.
Jemen werd pas nieuws toen de ‘internationale oorlog tegen de terreur’ zich met de mislukte Kerstmisaanslag van een rijke Nigeriaan weer op de kaart zette. De mislukte kamikaze Abdulmutalab zei luttele dagen na zijn arrestatie namelijk dat hij de orders voor het opblazen van een passagiersvliegtuig op weg naar Detroit had ontvangen in Jemen, waar hij het gros van de herfst doorbracht.
Begin november verscheen het allerarmste land van de Arabische wereld al even op de radar: toen bleek dat Malik Nadal Hasan, de VS-legerpsychiater die 12 militairen doodschoot en 31 anderen verwondde op de basis van het Amerikaanse Fort Hood, geregeld contact had met een in de VS opgegroeide, Jemenitische radicale imam. Deze Anwar al-Awlaki predikte de jihad en werd volgens Sanaa daags voor Kerstmis bij een anti-Al-Qaidaoperatie uitgeschakeld. Geloven doen veel internationale experts die bewering niet, daarvoor zijn er uit de Jemenitische hoofdstad al te vaak loze berichten gekomen over ‘vernietigde vijanden’.
Netwerk
“Welkom in Qaidastan. In 2010 zou Jemen de twintigste verjaardag moeten vieren van de hereniging van het noorden en zuiden van het land. Maar er valt weinig te vieren. Misschien wordt 2010 wel het jaar waarin het land volledig desintegreert”, zo schrijft Jemen-expert Gregory Johnsen van de Princeton University in het nieuwe nummer van Foreign Affairs. En hij wedt dat het geen implosie wordt waar de wereld geen last van heeft, maar wel een explosie waardoor er zich een wetteloos gebied zou kunnen uitstrekken van Noord-Kenia tot hele delen van Saoedi-Arabië.
De VS, die net hun militaire hulp aan het land hebben verdubbeld, maken de zaken volgens Johnsen nog erger dan ze zijn. Zoals hij een week eerder verklaarde: “Met het loutere focussen op de Al Qaidajacht en alles te zien door een militaire lens riskeert Washington zich precies op de hals te halen wat het absoluut wou vermijden. Namelijk: een gigantische uitbreiding van Al Qaida.”
Terrorisme-experts zoals de momenteel aan Harvard verbonden Noorse onderzoeker Thomas Hegghammer leggen glashelder uit dat Al Qaida net na 11 september flinke klappen kreeg in Jemen omdat president Ali Abdullah Saleh anders vreesde zelf in de brokken te delen. Maar, zo stelt Hegghammer, sinds een ontsnapping uit de gevangenis van 23 jihadisten in februari 2006 wist het Jemenitische Al Qaida zich te herorganiseren. De gevluchte strijders, waarvan er ondertussen minstens zes zijn omgekomen, omringden zich met nieuwe rekruten en versmolten hun beweging in januari van vorig jaar met de afdeling van Saoedi-Arabië, waarna het collectief zich ‘Al Qaida op het Arabische Schiereiland’ noemde.
Het verhaal van de ontsnapping legt evenwel nog een andere realiteit bloot: die van de grote mate van verwevenheid van het regime van de onderhand 31 jaar aan de macht zijnde Saleh met de jihadistische beweging. Dat de gedetineerden ontkwamen uit een zwaar bewaakt detentiecentrum was op zijn zachtst gezegd merkwaardig en bovendien paste deze ontsnapping in een lange rij van amnestieregelingen, miraculeuze vluchtpogingen en verdwijningen van islamitische veroordeelden. De 23 doorgewinterde strijders wisten zich zogenaamd met potten en pannen een tunnel te graven naar de vrijheid. Die koker kwam uit in een naburige moskee, die gerund werd door ene Hamoud al-Hutta, een rechter en imam die tussen 2003 en 2005 ook het zogenaamde ‘Dialoog Comitee’ van de overheid voorzat, dat eigenlijk eveneens een tunnel naar de vrijheid was, zij het een minder opvallende. Deze instantie hield zich namelijk bezig met het ‘op het rechte pad te krijgen van veroordeelde jihadisten, zodat ze weer konden worden vrijgelaten’, wat uiteindelijk met zo’n 400 gedetineerden ook is gebeurd. Voorwaarde voor de invrijheidstelling was dat de veroordeelden aanvallen op westerse doelwitten van op Jemenitisch grondgebied voorgoed zouden afzweren.
De activiteiten van deze ‘dialooginstantie’ deden veel wenkbrauwen fronsen, wat wellicht verklaart waarom ze twee jaar na haar oprichting al werd ontmanteld. In 2006 bleek dat het recidivisme onder de vrijgelaten strijders alarmerend was: 80 procent van deze ‘tot inkeer gebrachte’ jihadisten had de oude stiel alweer opgenomen, al dan niet onder het banier van Al Qaida.
Critici noemden het hele programma toen “een ietwat elegante manier om te verdoezelen dat gewapende islamisten door de Jemenitische overheid zomaar worden vrijgelaten”.
Anderen waren gestruikeld over de bepaling ‘van op Jemenitisch grondgebied’, omdat die leek in te houden dat het van elders wel zou mogen. En dat klopt ook: Jemen, zo bleek bij het proces van dertien jihadisten die in Irak hadden gemoord, heeft geen wetgeving die de jihad op zich veroordeelt, zeker niet als het activiteiten betreft in een ‘bezet islamitisch land’ zoals Irak. Bovendien is er geen verbod op de financiering van terroristische activiteiten in andere landen.
Ook de uitspraken van imam-rechter Al-Hutta waren in dat opzicht veelzeggend. In een interview met AP in 2003 zei de man dat hem ging om het verkrijgen van ‘garanties binnen Jemen. We houden ons niet bezig met zaken in Irak’. Het interview vond luttele maanden na de gehekelde VS-invasie van Irak plaats, waar jaren later overigens zou blijken dat minstens 20 procent van alle buitenlandse jihadisten Jemenieten waren.
De verweving van de Jemenitische staat met netwerken van jihadisten doet in verschillende opzichten denken aan de situatie in Pakistan, waar de geheime dienst ISI jarenlang jihadisten financierde en trainde, en in beide gevallen gaat het euvel terug naar de Sovjetinvasie van Afghanistan in 1979, waarop de VS reageerden met royale budgetten voor islamitische strijders. Net zo goed als er vanuit Islamabad ten oorlog werd getrokken tegen de communisten, verlieten duizenden overtuigde militanten Jemen om zich bij Osama bin Laden en de zijnen te voegen in Afghanistan.
Saleh
De Amerikaanse journaliste en onderzoekster Jane Novak, die op haar site Armies of Liberation al jaren verslag uitbrengt over de situatie in Jemen, legt uit dat het met name de halfbroer van president Saleh was die de netwerken voor Afghanistan oliede. Deze Ali Mohsen Al-Ahmar wist met geld van de Saoedi’s en de VS flink te ronselen en werkte daarvoor nauw samen met zijn schoonbroer, Tariq al-Fahdi, een van de naaste medestanders van Bin Laden.
Na de Sovjetterugtrekking in 1989 verwelkomde Jemen duizenden strijders uit Afghanistan, evengoed Jemenieten als buitenlandse jihadisten. En de hele jaren negentig lang waren Bin Laden en verscheidene van zijn luitenanten graag geziene gasten in Jemen.
Aan de ene kant faciliteerde het regime van president Saleh de inzet van jihadisten in het buitenland – eerst in Afghanistan maar later evengoed in Irak en weer in Afghanistan – en tegelijk wist het staatshoofd deze getrainde strijders in te zetten bij de eigen conflicten, zowel in 1994 als sinds 2004. In het eerste geval betrof het de communisten uit het zuiden, die vier jaar na de hereniging al weer uit de unie wilden stappen, in het tweede gaat het om een revolte van de Zaydi, een sjiitische groep die zich, net zoals de zuiderlingen, misbedeeld voelt door Sanaa. In beide conflicten, zo schrijft Gregory Johnsen, weet de Jemenitische overheid het ideologisch goed te verpakken: het gaat om een heilige oorlog tegen de afvalligen: communisten omdat ze officieel atheïstisch zijn, sjiieten omdat ze het rechte pad van de (soenni-) islam hebben verlaten.
In concreto komt het erop neer dat de jihadisten als een soort van paramilitaire macht naast het Jemenitische leger strijden en in ruil voor hun inzet op het slagveld aanvullende financiering, netwerken, wapens en benoemingen binnen de administratie en het leger krijgen, alsook de garantie dat de overheid zich niet zal inlaten met Al Qaida. Dat laatste is voor president Saleh op momenten als deze uiteraard moeilijk: Washington legt de man duidelijk het vuur aan de schenen maar het viel expert Johsen bij de grote offensieven van vorige maand toch al op dat er “wel tientallen slachtoffers vielen, maar dat de zogenaamde Al Qaidakopstukken om wie het te doen was, buiten het vizier bleven”.
Hij wijst er overigens ook op dat bloedbaden zoals deze voor Al Qaida een waar godsgeschenk zijn: een betere rekruteringsstrategie valt er niet te bedenken dan het vermoorden van onschuldigen onder VS-vlag. Met alleen al de naaste verwanten van de slachtoffers, wie het om clanwraak en bloedeer te toen is, zwellen de rangen flink aan.
De huidige situatie in Jemen doet overigens sterk denken aan het Pakistan van generaal-president Musharraf, waarbij de legerleider royale financiële en militaire steun kreeg van Washington op voorwaarde dat hij Al Qaida en de taliban in zijn land en met name in de grensstreek met Afghanistan uitschakelde. Musharraf sprak in Washington keer op keer gespierde taal maar moest er zich in eigen land voor hoeden niet voor lakei van de VS te worden versleten en de islamistische terreurnetwerken op wiens steun hij zijn dictatuur had gebouwd, niet al te zeer tegen de haren in te strijken. Het resultaat was dat het moslimradicalisme geenszins werd ingedijkt, getuige daarvan de huidige Pakistaanse legeroperatie in Waziristan, waarbij al meer dan 600 doden vielen en de taliban niet zijn verslagen, en dat de ‘talibanisering’ van heel Pakistan een feit werd.
Jemen is doorgaans geen nieuws en nochtans zijn een aantal van zijn statistieken ronduit alarmerend. Neem olie en water. Jemen is als olieproducent voor driekwart van de inkomsten van zijn schatkist afhankelijk van petroleum, dat overigens ook 90 procent uitmaakt van zijn export, in grote mate naar Azië. De Jemenitische voorraden slinken evenwel fenomenaal en volgens de Wereldbank is de oliestroom in Jemen tegen 2017 geheel opgedroogd. Waarop het land dan zal rekenen voor zijn inkomsten, is bepaald onduidelijk. Het feit dat het analfabetisme er met 46 procent het hoogste is van de hele Arabische wereld, dat de werkloosheid maar liefst 40 procent van de beroepsbevolking treft en dat het land een ware demografische explosie kent, is daarbij geen goed nieuws.
Nu is de helft van de 22 miljoen burgers jonger dan zestien en tegen 2035 zal de bevolking zich verdubbelen. Daarbij komt dat meer dan 70 procent van de bevolking onder de armoedegrens zit en dat niet minder dan 47 procent van alle kinderen groeiachterstand heeft opgelopen door ondervoeding.
Die slinkende petrodollars spelen ook president Saleh parten. De man werd lange tijd gezien als een meesterstrateeg, wat wel klopt als je bedenkt dat hij het al 31 jaar volhoudt en pas in 2013 op 71-jarige leeftijd opnieuw naar de kiezer moet voor een nieuw mandaat. Zijn twee voorgangers hebben het in het instabiele clangedomineerde Jemen overigens niet langer dan een enkel jaar uitgezongen.
Saleh wist zich al die tijd staande te houden met behulp van een coterie van familie- en clanleden en vrienden, waarmee hij gulle vriendschapsbanden wist te onderhouden. Nu zit de man steeds slechter bij kas, wat ervoor zorgt dat oude relaties hier en daar ontrafelen. De toezegging van een verdubbeling van de Amerikaanse militaire hulp komt in dat opzicht zeer gelegen. Immers, heden gaat het leger ook al lopen met zo’n derde van alle inkomsten.
En het water dan. Volgens de Wereldbank hebben burgers per jaar minstens 1.000 kubieke meter water nodig, beschikken ze over minder dan is er sprake van waterarmoede, wat resulteert in ernstige economische en sociale problemen. In het geval van Jemen, zo maakte de VN-Ontwikkelingsorganisatie UNDP in augustus in een rapport bekend, heeft de modale burger minder dan 100 kubieke meter water per jaar, een extreme mate van armoede dus. Het zal dan ook weinigen verwonderen dat 80 van de 180 waterputten in de hoofdstad Sanaa droog zijn door een sterke daling van de watertafel en dat er zonder dringende actie tegen 2025 zelfs geen water meer zal zijn in de hoofdstad. Momenteel is water in een stad als Taiz nog maar één dag in de maand beschikbaar. De watertekorten resulteerden ook al in geweld: bij waterprotesten in het zuidelijke Aden vielen op 24 augustus één dode door politiekogels en drie gewonden.
Qat
Dat het Jemenitische regime het tot dusver heeft volgehouden, schrijven waarnemers behalve aan dollarvriendschappen en overheidsrepressie toe aan de fenomenale qatverslaving in het land, die betekent dat er dagelijks 22 miljoen werkuren verloren gaan. Concreet houdt dat in dat deze opwekkende drug die meteen na het middageten wordt gekauwd in grote qatsalons het hele noorden en ook het grote delen van het zuiden platlegt voor de rest van de dag, administratie incluis. Alleen in de paar uren voor en na zonsondergang gaan de winkels in de bazaars nog even open. “Qat is een erg sociale drug, die steevast in gezelschap wordt gekauwd. Het stelt je in staat om grote plannen te maken en tevreden te zijn over je verwezenlijkingen, die zoals altijd bij drugs, op lucht zijn gebaseerd”, aldus een naar Londen geëmigreerde Jemeniet.
Wereldbankexperte Julie Viloria-Williams noemt het qatgebruik in Jemen “niets minder dan een nationale noodsituatie. In een land waar driekwart van de burgers het met minder dan 2 dollar per dag moet doen, heeft de modale gebruiker voor 3 dollar aan qat per dag nodig. De consequenties daarvan voor de ontwikkeling van het land zijn duidelijk rampzalig.”
De qatproductie en -consumptie is overigens geen oud, statisch fenomeen: toen de communisten in het zuiden aan de macht waren (1967-90), bestond een van hun eerste verordeningen erin deze opwekkende drug te verbieden om aan ontwikkeling te kunnen doen. Het verbod werkte grotendeels, zo menen zuiderlingen.
Bovendien blijkt uit onderzoek van UNDP dat qat nu al goed is voor 40 procent van de landbouw en dat dat aandeel jaarlijks met maar liefst 12 procent toeneemt. De verklaring is simpel: er valt vijf keer zoveel geld mee te verdienen als met druiven, een voorheen populaire teelt. De consequenties in termen van voedselveiligheid zijn evenwel desastreus. Volgens Ismail Muharram, directeur van de Algemene Autoriteit voor Landbouwonderzoek in Jemen zou het land “honderd keer meer graan kunnen produceren dan het nu doet als er tegen de qatproductie werd opgetreden. Momenteel kan Jemen maar in 8 procent van de binnenlandse graanbehoefte voorzien en sinds 2004 heeft het de import van tarwe moeten verdubbelen.”
Oorlogstribunaal
Jemen is nu in het nieuws als veilige haven van Al Qaida en als natie die zijn Amerikaanse militaire hulp ziet verdubbelen voor een betere strijd tegen de internationale terreur. Experte Jane Novak ziet het evenwel anders.”De Britten”, schrijft ze, “zijn van plan om de nieuwe antiterreurfondsen voor Jemen te coördineren en de Jemenieten een alternatief te bieden voor Al Qaida. Wat ze echt nodig hebben is een alternatief voor president Saleh. De westerse donoren zouden een oorlogstribunaal moeten opzetten, of minimaal een gerechtshof zoals VS-buitenlandminister Clinton dat voor Afghanistan suggereerde, om het land te helpen afkomen van zijn hooggeplaatste corrupte functionarissen. Geef de Salehfamilie amnestie en laat ze vertrekken. De Al Qaidaproblemen zullen snel van de baan zijn, zonder Saleh zullen ze het land ontvluchten.”