Na tien jaar oorlog, duizenden doden en honderden miljarden dollars aan uitgaven, zit er geen streep licht in Afghanistans toekomstperspectieven. Iedereen wil daar weg. Zo snel mogelijk. Hoe kan dat toch?
Afghanistan is schijnbaar geen plek om te blijven. Luttele uren nadat de Franse socialist François Hollande zondag de presidentsverkiezingen won, kondigde hij aan dat de 3.900 Franse soldaten nog dit jaar worden teruggetrokken. En ook zijn VS-ambtsgenoot Barack Obama maakte tot groot ongenoegen van zijn stafchef in juni 2011 al bekend dat een derde van de 100.000 VS-troepen tegen september van dit jaar thuis moeten zijn, in het kader van een tegen eind 2014 af te ronden volledige terugtrekking. Het zijn overigens niet alleen westerse politieke of militaire leiders die weg willen. Kijk naar de asielstatistieken. Uit geen enkel ander land kwamen er vorig jaar meer gevluchte burgers naar België: één aanvraag op de tien (2.758 mensen) werd door een Afghaan ingediend. “We bevinden ons op een kantelmoment”, zo meent Sari Kouvo, een Finse mensenrechtenadvocate die zich sinds 2004 over Afghanistan buigt en die in 2009 medestichtster was van de onafhankelijke denktank Afghanistan Analysts Network (aan-afghanistan.com). “Het ziet er slechter uit dan ooit: diplomatiek is het op eieren lopen en militair escaleert de zaak. In gesprekken met Afghanen valt op dat niemand nog weet wie vriend is en wie vijand. Steeds vaker wordt de vergelijking gemaakt met de bloedige vroege jaren negentig, net na de Sovjetterugtrekking.” De verschillende moedjahedien-groepen richtten toen hun wapens op elkaar en het duurde niet lang of Kaboel kreeg het uitzicht van Dresden net na Wereldoorlog II. “Er is gigantisch veel onzekerheid, ook bij overheidsambtenaren”, meent Kouvo. “Ze vrezen dat de staat zal instorten en schakelden over op een overlevingsstrategie. Niet het land heropbouwen maar familie en eventueel kapitaal in veiligheid brengen, zijn nu de hoofdzorgen.”
120 miljoen dollar per dag
In haar rapport voor het Amerikaanse Congres schreef defensie-experte Amy Belasco in maart van vorig jaar dat de Amerikaanse militaire uitgaven in Afghanistan tussen eind 2001 en eind 2011 meer dan 443 miljard dollar bedroegen. Omgerekend is dat tien jaar lang meer dan 120 miljoen dollar per dag, de Navo-uitgaven in Afghanistan niet meegerekend. Een fortuin, waar de modale Afghaan niet beter van werd. In termen van menselijke ontwikkeling doet geen enkel land in de regio het slechter en zelfs op wereldvlak bengelt Afghanistan aan de staart van de ranglijst. “Er is in de voorbije tien jaar enige vooruitgang geboekt”, zo schrijft de VN-ontwikkelingsorganisatie UNDP, “maar het was veel te weinig en te traag.” Anno 2012 sterven er dagelijks zeshonderd Afghaanse jongens en meisjes van jonger dan vijf aan doorgaans geneeslijke ziektes. En met de volwassenen is het nauwelijks beter: een op de drie gezinnen gaat dagelijks met honger naar bed. “Er zijn op het vlak van basisgezondheidszorg en onderwijs kleine succesjes geboekt”, meent Kouvo, “maar die moeten op het conto van ngo’s worden geschreven, niet op dat van de Afghaanse staat. Bovendien wordt de toegang toegang tot medische hulp en onderwijs door de sterk verslechterende veiligheidssituatie nu weer kleiner.” Kouvo ziet één lichtpunt: de nieuwe generatie van jonge Afghanen met goede ideeën. “Zij willen een breuk met het verleden, ze zijn beter opgeleid en zien geen heil in gewapend conflict. De vraag is alleen: zullen ze blijven als de situatie opnieuw uit de hand loopt?”
Wespennest
Waarom genereerde tien jaar Afghanistanoorlog, behalve drieduizend dode westerse soldaten en tien keer zoveel burgerslachtoffers, bovenal een wespennest waaruit iedereen wil ontsnappen? “Het probleem”, meent Kouvo, “lag eigenlijk al bij de VS-invasie zelf en bij de keuze voor het herbewapenen van de oude krijgsheren die elke legitimiteit hadden verloren. Aldus hoopten de VS de oorlog te voeren met weinig manschappen en dus ook met weinig verliezen. Vandaar ook dat men zich louter concentreerden op de veiligheid in Kaboel, terwijl de rest van het land nagenoeg werd verwaarloosd. En tegen de tijd dat de Navo en de VS hun troepensterkte gevoelig uitbreidden, was het te laat. “Bovendien lag de klemtoon bij de invasie verkeerd: het objectief was niet om Afghanistan te stabiliseren en het land via de uitbouw van deugdelijke staatsstructuren naar duurzame vrede te leiden. Centraal stond de jacht op Osama bin Laden en de oorlog tegen de terreur. “In 2002 is dus een ware kans gemist op fundamentele verandering. De Afghanen waren oorlogsmoe en wilden demobilisatie, ontwapening en reïntegratie. Maar aangezien er zo weinig buitenlandse troepen waren en de reïntegratie-initiatieven traag op gang kwamen, vroegen velen zich af of dit wel het goede moment was om de wapens in te leveren. En geef ze ongelijk in het licht van de huidige situatie. “Een ander scharniermoment waren de parlementsverkiezingen van september 2005. De verwachting was dat al wie banden had met gewapende groepen, onverkiesbaar geacht zou worden. Dat was immers een van de criteria in de kieswet. Er is daadwerkelijk een diskwalificatielijst gemaakt, maar uiteindelijk werd alleen de kandidatuur van een paar kleine vissen geschrapt. “De internationale gemeenschap liet dat gebeuren en aldus kwamen grote mensenrechtenschenders toch in het parlement terecht. Eigenlijk is dat, gezien de vloed aan rapporten en analyses waarin dat werd ontraden, onbegrijpelijk. Het was het zoveelste voorbeeld van beslissingen die worden genomen op basis van kortetermijnredeneringen. De westerse leiders wilden vooral een snelle formele normalisering van de situatie in Afghanistan. En ze dachten dat het beter was met iedereen te werken die anders voor destabilisatie kon zorgen. “Een ander scharniermoment waren de presidentsverkiezingen van september 2009, waarbij Hamid Karzai via massale fraude een tweede mandaat kreeg. VN-vice-Speciaal Gezant voor Afghanistan, Peter Galbraith, bracht die onregelmatigheden aan het licht en werd daarvoor zelfs aan de deur gezet. En andermaal ondernam de internationale gemeenschap niets. “Terwijl het Afghaanse vertrouwen in de interventiemacht al sinds 2005 aan het verdwijnen was, werd de geloofwaardigheid van de VN door deze stembusgang onderuit gehaald”, meent Kouvo. “Hoe het komt dat de VN zo resoluut de kant van Karzai koos, zelfs als het daarmee zijn mandaat schond? Het was hun taak om de instellingen te steunen, niet de man. Ach, ik geloof dat ze geen alternatief voor Karzai zagen. Op dat moment genoot de Afghaanse president nog veel steun van het Westen. Later, toen de barsten in zijn leiderschap al te duidelijk werden, veranderde dat volkomen. En onderhand wordt elk probleem geweten aan zijn gebrek aan bekwaamheid, wat natuurlijk ook niet klopt.”
Pijnlijk
Toen de halfblinde leider mollah Omar eind 2001 op zijn motorfiets spoorloos verdween, leken de taliban een verslagen macht. Tien jaar na datum is het tegendeel waar, zo bleek op 15 april nog uit een spectaculaire actie in Kaboel. Kouvo: “Ze zijn goed georganiseerd, zwaar bewapend, afdoende gefinancierd en voorzien van een goed geoliede mediamachine. Dat heeft zich vanaf 2010 vertaald in nieuwe bereidheid van zowel de VS als de Afghaanse overheid om met hen te onderhandelen. Vrouwenorganisaties, vertegenwoordigers van etnische minderheden, mensenrechtenactivisten en democraten in het algemeen maken zich grote zorgen over die toenadering. “Tegelijk kan je niet ontkennen dat ze een component zijn van de Afghaanse samenleving. De vraag is alleen tot op welke hoogte aan hun eisen tegemoet moet worden gekomen. In dat opzicht hielp het natuurlijk niet dat president Karzai nota bene twee dagen voor de internationale vrouwendag van dit jaar de verklaring van de nationale ulema onderschreef, wat hij nochtans volstrekt niet hoefde te doen. In dat document stond boudweg dat vrouwen minderwaardig zijn aan mannen, dat ze niet zonder begeleider buiten horen te gaan en niet mogen werken of studeren in een omgeving waar zich ook vreemde mannen bevinden. En het pijnlijkste daarbij was dat de internationale gemeenschap andermaal zweeg.”