Schopten Afghaanse vrouwen het vroeger soms tot rechter, volksvertegenwoordiger, journalist of ngo-medewerker, sinds de machtsovername van de Taliban zijn ze onzichtbaar gemaakt. Toch laten ze zich niet muilkorven: in de bloemlezing My pen is the wing of a bird brengen 18 schrijfsters aangrijpende nieuwe fictie. Knack sprak met Marie Bamiyani, een jonge auteur die in november naar Duitsland werd geëvacueerd.
De Londense publicatie van de verhalenbundel My pen is the wing of a bird is het eerste heuglijk nieuws over Afghaanse vrouwen sinds de terugkeer van de Taliban vorige zomer. The Guardian heeft het over ‘een onwaarschijnlijk ambitieus, bewonderenswaardig project’. Volgens The Economist bewijzen ‘deze verhalen nog maar eens hoeveel Afghaanse vrouwen kunnen en willen zeggen, als ze daartoe de kans krijgen’ en The Financial Times gewaagt van ‘aangrijpende momentopnames van een land geteisterd door oorlog en geweld’.
My pen is the wing of a bird is een bonte collage van scènes uit de levens van Afghaanse vrouwen, vrouwen ‘die op het balkon van hun verbeelding staan, als koninginnen’, zoals een van hen het stelt. De verhalen gaan over studentes die hun baantje verliezen als ze de avances van de baas afwijzen; pas bevallen moeders die thuis een tweede vrouw aantreffen omdat ze alleen maar dochters baren en transseksuele jongens die door hun vader worden mishandeld. Het is daarenboven fictie geworteld in de realiteit: het ene verhaal verwijst naar de barbaarse aanval op de Sayed al-Shuhada school in West-Kaboel in mei van vorig jaar, het andere speelt zich af tijdens een van de vele Afghaanse bruiloften die eindigden in collatoral damage.
De titel is ontleend aan een citaat van de journaliste Batool Haidari. ‘Mijn pen is de vleugel van een vogel’, zo zei ze vorig jaar op de Internationale Vrouwendag. ‘Hij zal je vertellen over de gedachten die we niet mogen hebben en de dromen die ons onthouden worden’.
Het verhaal van de bundel begint bij Lucy Hannah, een gewezen BBC-producer die literaire initiatieven opzet bij gemarginaliseerde gemeenschappen in ondermeer in Tsjetsjenië, Pakistan, Sri Lanka, Zuid-Soedan en Noordoost-Nigeria. Vanaf 2006 gaat Hannah ook in Afghanistan aan de slag met de scenaristen van New Home, New Life, ‘s lands populairste radioprogramma, waar bijna vier Afghanen op tien naar luisteren. ‘Tijdens een van onze vele gesprekken in 2017 uitten de vrouwelijke medewerkers hun frustratie’, vertelt ze. ‘Schrijven is een gevecht, zeiden ze, met je familie, met de maatschappij, met de geldende normen en waarden. Door het woord te nemen, eis je je plaats op. Ze waren vastberaden om die strijd aan te gaan. Alleen raakten hun verhalen nooit gepubliceerd, ongeacht hoe goed ze waren.
‘Uiteraard kwam dat door de minderwaardige status van vrouwen maar tegelijk hoorde ik dat ook mannen het erg moeilijk hadden. Het ontbrak Afghanistan met name aan een goed functionerende literaire infrastructuur, met agenten die naar talent op zoek gaan, uitgeverijen die risico’s durven nemen, vertalers met buitenlandse contacten en boekhandels die een actief beleid voeren. Eigenlijk was het simpel: wie uitgegeven wilde worden, moest daar in de meeste gevallen zelf voor betalen. Dus bleef het gros van de manuscripten stof vergaren in een vergeten schuif’.
Hannah vertrekt met de belofte om in Groot-Brittannië naar fondsen te hengelen, wat door haar vele contacten behoorlijk lukt. In 2019 lanceert ze met Untold – Write Afghanistan een oproep voor kortverhalen van vrouwelijke schrijfsters, die 120 inzendingen genereert. Aangezien het gros uit Kaboel komt, besluit de Britse om de oefening twee jaar later te herhalen. Met behulp van radiospotjes en affiches die hun weg vinden naar de provinciesteden, bereikt het project nu 200 vrouwen uit het hele land. Hannah: ‘We kregen inzendingen in zowel Dari als Pashto van debuterende twintigers én schrijfster van over de zestig. Sommige verhalen werden uit internetcafés of universiteitsbibliotheken verstuurd, maar een enkeling nam ook deel met foto’s van een handgeschreven verhaal, gemaakt met een mobieltje. Vervolgens werkte een team van vertalers en redacteurs maandenlang samen via WhatsApp, Zoom en mail’.
Van de 18 vrouwen die een verhaal voor de bundel schreven, hebben er ondertussen tien Afghanistan verlaten. Ze wonen nu in de VS, Italië, Iran, Zweden, Tadzjikistan of Duitsland en proberen daar de brokstukken van hun leven te lijmen. Marie Bamiyani (32), auteur van the black crow of Winter, is één van hen. Zij heeft haar ouderlijk huis in Kaboel ingeruild voor een flat in Noordrijn-Westfalen.
Op haar verjaardag, begin november, kreeg ze Duitsland cadeau, en een nieuw begin waaraan het nog steeds hard wennen is. Al negen maanden is ze door Berlijn (verplicht) ondergebracht in het Rothaargebergte. Ze woont in Bad Berleburg, een uitgestrekt dorp dat vroeger weinig meer was dan de achtertuin van een adelijke familie.
Voor het eerst in haar leven is Bamiyani dag in dag uit alleen. In een erg stil pand, met drie buren die ze haast nooit ziet en wiens taal ze niet spreekt. ‘Er zijn dagen’, zegt ze ‘dat ik mijn eigen stem niet hoor. En ondertussen word ik gek van angst en verdriet om wat mijn in Kaboel achtergebleven ouders en zusje voortdurend meemaken’.
Dood in slow motion
‘Door de terugkeer van de Taliban in augustus 2021 zijn Afghaanse meisjes en vrouwen veroordeeld tot de dood in slow motion’. Met die woorden vangt het rapport aan dat Amnesty International midden vorige maand publiceerde, op basis van interviews met 100 Afghaanse meisjes en vrouwen in 20 van de 34 provincies. De jongste was 14, de oudste 74.
Wat volgt is een treurige opsomming van mensenrechtenschendingen, vastgesteld tussen september en juni. Hoogzwangere mishandelde vrouwen zijn dakloos nu het vluchthuis gesloten is. Radeloze moeders huwelijken hun 13-jarige dochters voor omgerekend 650 euro uit aan dertigers uit de buurt en overwegen binnenkort hetzelfde te doen met hun 10-jarige zusjes. Studentes die op straat kwamen tegen de Taliban zijn herhaaldelijk gefolterd, en vrouwen die zich zonder mannelijke begeleiders al te ver van huis wagen, eindigen als ‘moreel corrupte individuen’ voor onbepaalde tijd in detentiecentra.
Net zoals in de eerste regeerperiode van de Taliban (1996-2001) zijn àlle Afghaanse meisjes en vrouwen tot de burqa veroordeeld. Ze moeten het andermaal stellen zonder onderwijs, jobs of politieke vertegenwoordiging. ‘We zien wél gemeenschappen die tegenwicht bieden’, zegt Heather Barr, de vrouwenrechtenexperte van Human Rights Watch die al jaren onderzoek doet in Afghanistan. ‘Afhankelijk van het lokale bestuur zijn de scholen voor meisjes in bepaalde regio’s toch open, op andere plaatsen wordt in het geheim – en met groot gevaar voor alle betrokkenen – onderwijs verstrekt. Dat illustreert hoe weinig voeling de Taliban hebben met de hedendaagse Afghaanse samenleving. Dankzij internationale fondsen werd de afgelopen twee decennia veel gerealiseerd. Bijgevolg hoopten we op een veel krachtiger reactie tegen het mysogiene beleid van de Taliban. Het is bijzonder teleurstellend: in westerse hoofdsteden wordt wel bezorgdheid geuit, maar een gecoördineerde reactie blijft uit’.
Vooruitgang
Marie Bamiyani behoort tot de jonge professionals die tot in 2021 zweren dat hun toekomst in Afghanistan ligt. Ze hebben dromen, plannen, mogelijkheden. The only way is up. ‘Ik kan me het enthousiasme van toen haast niet meer voorstellen’, zegt ze aarzelend. ‘Ik vraag me af of die innerlijke kracht ooit terugkomt’.
De eerste vier jaar van haar leven brengt de winkeliersdochter in Kaboel door, maar als de Broederstrijd (1990-1995) tussen de moedjahedienfacties zich naar de hoofdstad verplaatst, vluchten haar ouders met hun vijf kinderen naar het Pakistaanse Quetta, waar ze haast een decennium lang ongeduldig wachten op betere tijden. ‘Mijn moeder had me zo vaak vol heimwee over haar stad verteld’, zegt Bamiyani, ‘het leek een sprookjesachtig oord, waar het goed leven moest zijn. Viel dat even tegen: de terugkeer naar Kaboel in 2002 was een gigantische schok. Hele stadsdelen lagen in puin, op straat krioelde het van de bedelaars, de enigen met geld waren de buitenlandse ngo-medewerkers, soldaten en VN-lui. Zij leidden geairconditionde levens, wij konden met moeite de eindjes aan elkaar knopen. Als twaalfjarige vroeg ik af of dit ontzielde oord ooit opnieuw mijn thuis kon worden. Maar gaandeweg werd het beter, véél beter. Als ik terugdenk aan mijn tienerjaren, dan zie ik een energiek, optimistisch meisje voor me, dat blaakt van zelfvertrouwen’.
En daar heeft ze goede redenen voor. De nieuwe grondwet van 2004 geeft Afghaanse vrouwen tal van rechten, en in de decennia daarop is de vooruitgang inzake gezondheidszorg en onderwijs indrukwekkend. De levensverwachting van vrouwen stijgt met tien jaar, het aantal moeders dat in het kraambed sterft wordt tot eenderde herleid en er leren vier keer zoveel meisjes en vrouwen lezen en schrijven. Vooral onder kinderen en jongeren gaat het hard: volgens Unesco is tweederde van alle 15- tot 24-jarigen in 2020 geletterd.
Met het onderwijs komen ook de jobkansen: begin 2021 is een vijfde van alle ambtenaren en meer dan een kwart van de parlementariërs een vrouw. Afghanistan telt bijna 300 vrouwelijke rechters, 510 vrouwelijke journalisten werken voor de acht grootste mediabedrijven.
Maar het zijn ook gevaarlijke tijden. De bomaanslagen volgen elkaar steeds sneller op, elke avond prijzen Bamiyani en haar familie zich gelukkig dat ze ongedeerd zijn gebleven. De jonge vrouw behaalt een bachelor in de psychologie, werkt vervolgens voor verschillende internationale organisaties en beweegt hemel en aarde om naar een westerse universiteit te kunnen. ‘Uiteindelijk ben ik in 2018 als beursstudent naar het Indiase Pune vertrokken, waar me twee erg leerzame jaren wachtten. Op de MBA-opleiding leerde ik mensen uit de hele wereld kennen. Ze brachten nieuwe ideeën, opmerkelijke perspectieven en een gigantische dosis creativiteit’.
Na haar terugkeer in 2020 is Bamiyani door de pandemie geruime tijd werkloos, maar uiteindelijk vindt ze een job als communicatiemedewerker bij het Duits ontwikkelingsagentschap GIZ. Dat feit zal korte tijd later haar leven veranderen.
Onmogelijk
15 augustus 2021. Bamiyani is uitzonderlijk op kantoor – het gros van de tijd werkt ze wegens de Covid-pandemie thuis, maar die dag is een vergadering gepland. ‘Er hing een vreemde sfeer in de stad. Iedereen rende doelloos rond. Het openbaar vervoer haperde, er viel nergens een taxi te vinden. Al dagen deden geruchten de ronde dat de Taliban naar de rand van de stad waren opgerukt. Ik was er aanvankelijk boos om, deed ze af als de zoveelste poging om de mensen bang te maken. Toen ik de tanks in de straten zag, wist ik dat het geen praatjes waren.
‘Een maand lang hadden we over de val van de ene provinciehoofdstad na de andere gehoord, de conversaties op straat gingen alleen nog over hoe moeilijk het was een paspoort te bemachtigen, en welke bekenden een visum bemachtigden voor Iran, Pakistan, Turkije of Tadzjikistan. Maar de oorlog was iets van de provincies, een gruwel die ons in de hoofdstad nooit zou bereiken. We hadden een goed uitgerust leger, een fors gefinancierde overheid, buitenlandse experts, de nieuwste wapens. De val van Kaboel? Dat zou de internationale gemeenschap absoluut niet toestaan’.
En toch. Bamiyani kan het nieuws aanvankelijk niet geloven, ze leeft als in een boze droom. Maar in de dagen die volgen, raakt ze in paniek. Een jonge, opgeleide etnische Hazara die voor een buitenlandse instantie werkt en bovendien ongetrouwd is, daar zal de Taliban geen medelijden mee hebben. Elke nacht horen zij en haar familie de geweerschoten, het geschreeuw en het gehuil dat erop volgt. Morgen is het aan ons, denken ze.
De jonge vrouw krijgt tekstberichten uit het hele land. Vrienden en kennissen roepen haar op om alle bewijzen van opleiding en tewerkstelling te verbranden. Zij en haar broer doen alles in grote ton in de tuin. Al hun boeken, de aanwervingscontracten, de diploma’s. Hun vader overgiet ze met petroleum en strijkt een lucifer af.
Ondertussen stuurt de familie talloze e-mails, in een verwoede poging om het land uit te komen.Uiteindelijk zal de familie over de wereld uitwaaieren. Een van haar broers komt in de VS terecht, de tweede in Frankrijk, de jongste in Iran. Weggestuurd, die laatste, uit angst voor inlijving door de Taliban. ‘Ikzelf was aanvankelijk weinig hoopvol, tot er midden oktober bericht kwam. Ik stond op de evacuatielijst van GIZ, een week later zouden we vertrekken. Ik dacht dat ik opgelucht zou zijn, blij zelfs. Het tegendeel was waar. Ik voelde me vreselijk verdrietig. Vluchten is verliezen. Ik ben alles kwijt: mijn leven, mijn ouders, mijn toekomst. Zelfs de organisatie voor psychologische hulp aan vrouwen die ik korte tijd voor mijn vertrek had opgericht’.
Bij het afscheid wordt Bamiyani door schuldgevoel verteerd. Hoe kan ze haar vader achterlaten, de man die haar heeft gemaakt tot wie ze is? Hij heeft haar aangemoedigd om te studeren, haar afgeschermd van de druk van bemoeizuchtige verre verwanten, die al jaren schande spreken van haar ongehuwde status. ‘Ze is te slim om zomaar aan de eerste de beste te worden gekoppeld’, lachte hij steevast. ‘Mijn meisje weet heus zelf wel wat ze met haar leven wil’.
Bamiyani is er de jongste maanden niet meer zo zeker van. ‘Lucy Hannah vroeg om een dagboek bij te houden, er wordt een nieuwe publicatie gepland. Over ons wedervaren sinds de terugkeer van de Taliban. Ik heb mijn bijdrage al doorgestuurd, het is een stuk geworden over verbrande boeken en dromen, paniek, angst en schuld. Over klem zitten ook. In dit Duitse dorp en nieuwe bestaan, waarin ik moet bewijzen dat ik méér ben dan een vluchteling die bedelt voor haar plek onder de zon’.
My Pen Is the Wing of a Bird: New Fiction by Afghan Women
256 pag, MacLehose Press, Londen. De Britse editie is al uit, de Amerikaanse volgt in oktober.
Main Source: Knack.be