De Duitse Defensieminister Franz Josef Jung en de Afghaanse tribale leider Haji Torjan, die onlangs door journalisten van The Guardian werd geïnterviewd in de provincie Helmand, leven in een fundamenteel verschillende wereld. Maar hierover zijn ze het eens: het belangrijkste objectief van de geallieerde troepenmacht in Afghanistan is te vermijden dat er buitenlandse soldaten sterven.”Het bombardement was absoluut noodzakelijk”, zei Jung over het incident waarbij vorige vrijdag tussen de zestig en zeventig burgers stierven toen ze hoopten op gratis brandstof uit twee door de Taliban gekaapte, in de rivier gestrande tankwagens. “Als we dat niet hadden gedaan, zouden onze Duitse militairen, van wie de basis zich 6 kilometer verderop bevindt, de kans hebben gelopen op een aanval”. Haji Torjan weet dat er zo geredeneerd wordt. Hij ziet in zijn dorp dat een potentieel gevaar voor tot de tanden bewapende westerse beroepsmilitairen zwaarder doorweegt dan de levens van zijn analfabete dorpelingen op blote voeten. De voorbije maanden maakte hij de Britse ‘Operatie Panterklauw’ mee in Lashkar Gah. “De buitenlandse militairen spreken van bescherming, maar onze dorpelingen raken gewond en worden gedood”. Zijn dorpsgenoot legt uit dat “de buitenlanders niet voor onze veiligheid kunnen zorgen, daar zijn ze zelf veel te bang voor. Als je ze benadert om hulp of informatie te vragen, word je al vanop afstand bedreigd. Ze schreeuwen dat je je kleren moet optillen, overtuigd als ze zijn dat je met een bom komt”.Angst voor doden in eigen rangen, het is al vanaf het begin het leitmotiv van de oorlog inAfghanistan. De gouden kans om voor vrede en stabiliteit te zorgen in een land dat al sinds 1979 door burgeroorlog wordt geteisterd, werd daardoor eind 2001 gemist. Bergen rapporten gaven toen aan dat een snelle, grote militaire operatie nodig was om het land te ontwapenen en strijders te demobiliseren en te reïntegreren in de maatschappij. De ISAF-macht die in december van dat jaar werd opgericht, bestond slechts uit 5.000 strijders wiens halfjaarlijkse mandaat niet verder reikte dan de hoofdstad Kaboel. Het zou tot twee jaar na de val van de Taliban duren vooraleer ISAF in heel Afghanistan actief werd. En de uitbreiding van de troepenmacht bleef een lastige zaak, ook nadat de Navo in augustus 2003 het commando overnam. De reden daarvoor was altijd weer dezelfde: westerse politici waren bang om soldaten te sturen omdat hun mogelijke terugkeer in een lijkkist negatieve publiciteit zou opleveren. Brussel verschilt daarin niet van de rest. In tegenstelling tot onze buurlanden hebben we geen maatschappelijk debat rond Afghanistan, omdat we nog geen doden te betreuren hebben onder onze jongens. Maar laat er een sneuvelen en de bepleiters van een terugtrekking schreeuwen om ter luidst.Tegelijk proberen de militairen op het terrein zo weinig mogelijk risico’s te lopen, zelfs als dat keer op keer betekende dat mannen, vrouwen en kinderen het loodje legden louter omdat ze op het foute moment op de foute plek waren. Maar bijna acht jaar nadat de oorlog van de geallieerde troepenmacht in Afghanistan begon, is een overwinning verder af dan ooit.