Als een derde van de Afghaanse bevolking dagelijks met honger naar bed gaat terwijl een ander derde het maar nipt rooit, dan komt dat door corruptie en slecht bestuur. Dat stelt het VN-Bureau van de Hoog Commissaris van de Mensenrechten (OHCHR) in een nieuw rapport.
Toen de taliban in het najaar van 2001 door de VS werden onttroond, was het gros van de Afghanen ervan overtuigd dat er na meer dan twee decennia van oorlog betere tijden aanbraken. Ze hadden zich nauwelijks meer kunnen vergissen, in tal van opzichten gaat het nu slechter dan toen. Neem de corruptie: in 2005 waren 42 andere landen nog corrupter, nu gaat alleen Somalië Afghanistan nog voor. En kijk naar de kraambedsterfte: Afghanistan staat op nummer twee, waarmee het krijgen van een kind de belangrijkste doodsoorzaak in het land is. Kind zijn is er nauwelijks beter: slechts in twee andere landen komen er meer jongens en meisjes voor hun vijfde om.
Eind 2001 hadden de Afghanen hoop en ze wisten bovendien wat ze wilden: diegenen die hen zoveel lijden en misère gaven, moesten aansprakelijk gehouden worden. In 2004 bleek uit een onderzoek van de Afghaanse Onafhankelijke Mensenrechtencommissie dat twee Afghanen op drie zichzelf als persoonlijk slachtoffer van oorlogsmisdaden zagen. 40 procent wilde dat de verantwoordelijken vervolgd werden, 90 procent vond dat alle corrupte functionarissen en mensenrechtenschenders absoluut uit machtsposities moesten worden geweerd.
Naar die mening is door de Afghaanse overheid of de internationale gemeenschap niet geluisterd. Al van bij de VS-invasie werden wapens en centen gepompt in krijgsheren en milities die eerder in het beklaagdenbankje in Den Haag thuishoren dan in het Afghaanse parlement. De gevolgen van dat beleid, waarvoor toen al werd gewaarschuwd door tal van denktanks en mensenrechtenorganisaties, zijn desastreus.
“Machtsmisbruik”, zo schrijft OHCHR in haar pas verschenen rapport, “is een van de belangrijkste oorzaken van de armoede in Afghanistan. “Machtige belangengroepen bepalen de agenda aangaande wetgeving, beleid en toekenning van fondsen. Overheidsjobs en machtsposities zijn politiek kapitaal bij onderhandelingen tussen machtige groepen en aldus is het niet bekwaamheid die bepaalt of iemand een hoge functie krijgt, wel de connecties die men heeft of hoeveel men wil betalen voor een positie. Op die manier valt er ook geen goed beleid te verwachten. Zelfs de zogenaamd democratisch verkozenen in het parlement spreken niet namens de bevolking die ze vertegenwoordigen, ze concentreren zich op economische en sociale vooruitgang voor de eigen familie, de clan en de politieke netwerken. Dit gaat geheel ten koste van de armen, wier belangen nooit prioritair zijn”.
Zo blijkt uit veldonderzoek in de provincie Khost dat slechts 15 tot 20 procent van alle voedselhulp gaat naar zij die deze bijstand het meest nodig hebben. Of in de woorden van een functionaris: “Als je goede relaties hebt met de politie of met de ambtenaren, krijg je wat je wil, anders niet.”
De rapportschrijvers noteerden overal klachten van fondsen en noodgoederen die gestolen werden, vaak door de politie of de overheid, en die vervolgens opnieuw werden verkocht. Ook vertelden ooggetuigen hoe de bestrijding van de papaverteelt neerkomt op het vernietigen van de velden van de armen, terwijl die van de rijken ongemoeid worden gelaten. “Maar”, zo stelde een bron bij een provinciaal bestuur, “er is nog niemand voor gestraft in de voorbije vijf jaar, dus duurt het voort.” Erger nog, de journalisten of ngo’s die heikele kwesties durven aankaarten of de burgers die individueel durven klagen, krijgen vaker dan niet te maken met repressie. Geen wonder dat de rapportschrijvers vaststellen “dat velen nu hun mond houden, omdat ze alleen maar nog meer moeilijkheden verwachten”.
Eigen agenda
Het OHCHR-rapport geeft voorts aan dat de internationale gemeenschap “de retoriek over de heropbouw van Afghanistan niet heeft omgezet in een financiële investering in het land. Van de 25 miljard dollar die sindsdien is toegezegd voor de reconstructie, is er maar 15 miljard gearriveerd. Daar moet nog bij worden gezegd dat zo’n 6 miljard is teruggevloeid naar de landen van herkomst, in de vorm van lonen aan consultants en experts. Nog eens 15 tot 30 procent van de hulp werd besteed aan het garanderen van de veiligheid van het buitelandse personeel”.
“Veel Afghanen hebben de indruk dat de internationale gemeenschap alleen aan de eigen agenda denkt. Nooit wordt naar de mening van de bevolking gevraagd en de projecten concentreren zich daar waar de donoren politieke of militaire belangen hebben. En zo is het niet verwonderlijk dat er inzake armoedebestrijding geen vooruitgang wordt geboekt.”