De vijf mannen die omkwamen na het bouwongeval in Antwerpen, maakten deel uit van
een buitenlands arbeidslegioen van zo’n 80.000 bouwvakkers. ‘Zonder hen zou de hele
bouwsector stilvallen.’
Originally Published: 29 June, 2021
Mihai hoorde het tragische nieuws pas een halve week later. Niet via tv of radio, maar omdat een vriend belde. Hij vertelde dat een van de slachtoffers opgroeide in een naburig dorp. De neef van de broer van een kennis, ze moeten ooit samen op school hebben gezeten. In hun jeugd, toen er nog gedroomd werd van goed geld, avontuur, een villa in het dorp. Het lijkt een eeuwigheid geleden. Mihai mag niet meer dan 36 zijn, na achttien jaar labeuren op Belgische werven voelt zijn lijf versleten. Knieschijf dit, onderste rugwervels dat – om nog maar te zwijgen van de permanent overbelaste spieren.
Mihai’s dagen beginnen om vijf uur ‘s ochtends, het werken zit er pas na zevenen op en dan is hij nog net in staat om in zijn piepkleine flat een simpele hap klaar te maken en via WhatsApp naar huis te bellen. Kwestie van te horen hoe het gaat met de drie kinderen die hij alweer maanden moet missen. ‘Ik hoef die arbeiders niet te hebben gekend om te weten hoe hun bestaan eruit zag’, zegt hij met een zucht. ‘Werken, werken, werken. En elke maand een rekensommetje maken. Als ik dit bedrag kan sparen, is een permanente terugkeer naar huis misschien al voor volgend jaar of zeker het jaar daarop. Dàn kan het echte leven beginnen. Of tenminste, dat hoop je maar’.
Mihai’s verhaal verschilt nauwelijks van dat van zijn familieleden of dorpsgenoten. Hij is opgevoed door een ma en een oma, terwijl vader in Israël op de werven werkte. Elke zomer arriveerde de man met zijn armen vol cadeaus, maar van een hechte band was nooit sprake. Als hij van zijn vader één ding leerde, dan was het dat de toekomst elders lag.
Toen hij achttien werd, wilde Mihai naar Groot-Brittannië verkassen – een koppig voornemen dat verdronk in vijf mislukte pogingen om illegaal het kanaal over te steken. Hij ziet de politie van Zeebrugge nog voor zich, en herinnert zich de mengeling van boosheid en opluchting toen ze hem die laatste keer in het onderstel van een vrachtwagen ontdekten. ‘Het Molenbeek waar ik de daaropvolgende maanden labeurend doorbracht, viel me erg zwaar. Tien uur per dag muren slopen, tegen drie euro per uur – in opdracht van een Marokkaanse aannemer die me om de haverklap dreigde op straat te zetten’.
Anno 2021 is Mihai’s verhaal er een van opmerkelijke sociale mobiliteit. Hij spreekt goed Frans en heeft een éénmansbedrijf. Op vrije zondagmiddagen gaat hij vissen, met Kerst en Pasen neemt hij twee weken vrij en in de zomer gaat hij voor minstens een maand naar huis. ‘Ik zou de familie kunnen laten overkomen – dat is waar mijn vrouw voor pleit. Maar dan zijn we veroordeeld om hier eeuwig te blijven en worden mijn zonen en dochter Belgen. Dat wil ik niet – van dit land zal ik nooit houden’.
Detachering
De vijf bouwvakkers die op 18 juni in Antwerpen-Zuid bedolven raakten onder het puin van een in aanbouw zijnde school, waren van Portugese en Moldavische origine. Nicolae en Mihail kwamen uit dezelfde regio als Mihai, terwijl Carlos, Antonio en Christiano afkomstig waren uit Benedita, een dorp 100 km ten noorden van Lissabon.
Ze maken deel uit van de 80.000 mensen die als gedetacheerden werken op Belgische werven. Detachering is de tijdelijke tewerkstelling van buitenlandse werknemers in België door buitenlandse bedrijven. Dat is fiscaal voordelig, omdat de sociale lasten in het land van herkomst betaald worden. Aldus wordt het uurloon 4 tot 6 euro goedkoper. ‘Zonder gedetacheerden zou de bouwsector stilvallen’, stelt onderzoeker Dries Lens van het Centrum voor Sociaal Beleid van de Uantwerpen, ‘en dat geldt evengoed voor de transportsector en de vleesindustrie. Belgische jongeren zien daarin geen toekomstkansen’.
In 2019 zijn 85 procent van de gedetacheerden EU-burgers, 11 procent zijn zogenaamde ‘derdelanders’: mensen uit grensregio’s zoals Oekraïne, Servië of Moldavië, of uit landen waarmee een historische of culturele band bestaat, zoals de Brazilianen die voor Portugese bedrijven werken. Lens: ‘Landen als Polen, Slovenië en Portugal zijn de voorbije jaren toegangspoort én tussenstation geworden voor laag- en midden-geschoolden van buiten de EU. Die mensen zouden normaliter geen kans maken om via klassieke arbeidsmigratie een job te vinden in West-Europa. Ons land hanteert wel vrij soepele regels om hooggeschoolde werknemers van buiten de EU aan te trekken, maar houdt de deur zo ongeveer gesloten voor al de rest’.
Portugal
Hoewel intra-Europese arbeidsmigratie vaak in verband wordt gebracht met het verdrag van Maastricht – dat sinds 1992 een vrij verkeer van personen, diensten en goederen garandeert – is het fenomeen in Portugal veel ouder. ‘s Lands verleden als zeevarende grootmacht zorgde ervoor dat emigratie al meer dan 400 jaar een maatschappelijk gegeven is. In de voorbije eeuw alleen al waren er vier emigratiegolven. Tijdens de eerste, van de 19de eeuw tot aan de jaren zestig, vertrokken 2 miljoen Portugezen naar vooral de VS en Brazilië. Tussen de jaren vijftig en de oliecrisis van midden jaren zeventig gingen nog eens 2 miljoen Portugezen hun geluk elders beproeven. Zij zochten vooral in Frankrijk en Duitsland tijdelijk werk. Een andere klassieke bestemming is het Groothertogdom Luxemburg, dat in 1970 een arbeidsakkoord sloot. Bijna vijftien procent van de inwoners van de rijke ministaat is tegenwoordig van Portugese of Kaapverdische origine.
Ook de derde golf van Portugese migratie dateert van voor het verdrag van Maastricht, meent socioloog Pedro Góis, die het fenomeen van Portugese EU-migratie aan de Universiteit van Coimbra onderzoekt. ‘Eigenlijk is het begonnen na de val van de Muur, toen Berlijn na de Duitse hereniging een grote bouwwerf werd. Portugese bedrijven gingen plots massaal als onderaannemer in Duitsland werken. Vervolgens kwamen ze naar België, Nederland en Frankrijk, voor de aanleg van de TGV-verbinding tussen Parijs en Amsterdam en sindsdien verspreidden ze zich over zowat alle West-Europese landen’.
Ook de financiële crisis van 2008 en de gigantische jeugdwerkloosheid die daaruit voortvloeide, zorgden voor een emigratiehausse. ‘Het helpt natuurlijk ook niet’, zo zegt Paolo (34), die al 15 jaar in de Belgische bouwsector werkt, ‘als de eerste minister vertrekken ziet als een oplossing uit de malaise’. Hij doelt op gewezen conservatief Portugees premier Passos Coelho, die in december 2011 stelde dat emigratie een oplossing voor de crisis was. De uitspraak genereerde een fel maatschappelijk debat. ‘Onze leiders, te beginnen met de eerste minister, maken zich internationaal belachelijk’, zo schreef de krant Público destijds in een edito.
Paolo vervoegde in 2006 zijn vader en ooms in België en ging in dienst bij een bevriende aannemer. ‘Ook veel mensen zonder talenkennis of familiebanden zijn vertrokken. Immers, wilde je niet eeuwig bij je ouders inwonen, dan moest je wel iets ondernemen’.
‘In de begintijd combineerde ik werk met avondschool Frans. Dat maakte het verschil. Ik blijf het ook tegen nieuwkomers herhalen: alleen als je inzicht verwerft in hoe de dingen hier werken, maak je kans op een redelijk leven. Weet je, niet zelden is een job vierdehands, de aanbesteding ging van een Belgische aannemer naar een goedkopere firma, die de klus vervolgens weer overdroeg. Telkens wordt het budget kleiner, het loon geringer.
‘Na al die jaren sta ik er als zelfstandig ondernemer beter voor. Maar fundamenteel is er weinig veranderd, ik zie nu Afghanen zwoegen voor vijf euro per uur. Zeker op kleine werven komt dat nog vaak voor. Wie geen papieren heeft of de weg niet kent, neemt alles aan. Daar is geen inspectie tegen opgewassen’.
Main Source: Knack.be