De maoïstische Naxalitebeweging bestaat al van 1967 maar het is in de voorbije jaren dat ze is uitgegroeid tot wat de eerste minister “de grootste veiligheidsuitdaging van het land” noemt. “Het keerpunt”, zo meent Suhar Chakma van het Asian Center for Human Rights, “kwam in 2004, met het samenvoegen van de twee prominentste groepen, de People’s War Group en de Maoist Communist Center in de Communist Party of India (Maoist), waarbij kleinere groepen zich later aansloten.”
In de voorbije vijf jaar, zo schrijft het onderzoeksblad Frontline, “is het aantal gewapende kaders van de beweging gestegen tot 20.000, dat zijn er twee keer zoveel als vijf jaar geleden”. Ondertussen zijn deNaxalites aanwezig in 223 van de zowat 600 districten in India, vooral in het oosten en noorden van het land. In 2003 werd hun activiteit ‘slechts’ in 55 districten vastgesteld, in half zoveel deelstaten als nu. In 2009 was de gewapende beweging die vooral kastelozen en inheemsen als voetvolk heeft, goed voor meer dan 1.000 aanvallen, waarbij 600 mensen omkwamen. Het totale aantal doden in de loop der jaren wordt op meer dan 6.000 geraamd.
In het najaar van 2009 werden verschillende kopstukken van de beweging gearresteerd en tevens lanceerde de overheid Operatie Groene Jacht, waarbij 50.000 paramilitairen en evenveel politiemannen werden gemobiliseerd, alsook gevechtsvliegtuigen en zwaar militair materieel. In antwoord daarop zetten de Naxalites Operatie Vredesjacht op. De arrestaties van de leiders werden beantwoord met bestormingen van militaire posten en politiekantoren, waarbij tientallen functionarissen werden vermoord. Volgens de maoïstische woordvoerder Koteshwar Rao, alias Kishenji, wilde de beweging daarmee bewijzen dat ze haar slagkracht niet was verloren. “Het is de Indiase overheid die schuld heeft aan die doden”, zei hij in november in een interview met Frontline, “het is Delhi dat geen vredesbesprekingen wil.”
Sindsdien hebben de Naxalites herhaaldelijk gesteld dat ze een bestand willen. Het laatste aanbod werd maandagavond geformuleerd. Daarin boden de maoïsten een bestand van 72 dagen aan, op voorwaarde dat er een einde kwam aan de Operatie Groene Jacht en dat hun vier gearresteerde leiders werden vrijgelaten zodat ze aan de onderhandelingen konden deelnemen. Minister van Binnenlandse Zaken Chidambaram zei gisteren te willen onderhandelen zonder voorafgaandelijke voorwaarden. Critici waren snel om op te merken dat de voorgestelde periode van het bestand overeenkomt met de tijd dat het voor de rebellen sowieso moeilijk is om hun guerrillaoorlogsvoering voort te zetten.
Onderontwikkeling
In een rapport in november stelde de niet meteen van communistische sympathieën verdachte Federatie van Indiase Kamers van Handel en Industrie dat de oorzaak van de gigantische groei van de maoïstische beweging gezocht moet worden in “de systematische verwaarlozing van de ontwikkeling in tribale gebieden, wat leidde tot werkloosheid, armoede en ongebreidelde exploitatie van de armen. Mensen in afgelegen dorpen zien geen overheid en geen ontwikkelingsinitiatieven en ze vallen ten prooi aan corruptie van regeringsfunctionarissen. Bijgevolg zoeken ze gaandeweg bescherming bij de maoïsten. De reactie van de overheid is er een van repressie, dwang en geweld, niet alleen tegen de vermeende leden van de beweging maar ook tegen onschuldige burgers.”
In oktober bleek uit een rapport van het ministerie van Rurale Ontwikkeling dat “grote bedrijven in Centraal-India bezig zijn met de grootste diefstal van tribale grond sinds Columbus, ten koste van de bevolking”. De rapportschrijvers stellen dat in één enkel district, Dantewada, in Chhattisgarh, 640 dorpen werden platgebrand, waardoor 350.000 mensen ontheemd raakten.”
“De voedingsbodem voor de maoïstische beweging valt niet te ontkennen”, zo stelt ook Chakma. “De vraag is alleen of ze alternatieven bieden. We horen hen zeggen dat ze tegen het kapitalisme zijn en de staat omver willen werpen maar niet op welke manier ze iets aan de ontwikkeling van de kastelozen en de inheemsen willen doen. Indien ze constructieve voorstellen zouden hebben, dan zouden ze daar zeker steun voor vinden binnen het parlementaire systeem maar momenteel spreken ze louter de taal van het geweld. Ook de bloedbaden in de dorpen en de moorden op zogenaamde verraders tonen aan dat ze geen tegenstand dulden. Dat zorgt voor een klimaat van angst, waarbij de bevolking gesandwicht zit tussen de rebellen en de veiligheidstroepen en er tal van moorden en andere mensenrechtenschendingen plaatsvinden.”