De kamikazes die op 29 maart dood en verderf zaaiden in de Moskouse metro, waren twee vrouwen, wellicht van Noord-Kaukasische origine. ‘Zwarte weduwen’ noemen de Russische media hen. ‘Ze maken bijna de helft uit van de Kaukasische zelfmoordterroristen maar voor de organisatie zijn ze ondergeschikt aan de mannen’, zo schrijft de Amerikaanse sociologe Rosemarie Skaine.
Verhalen over zwarte weduwen gaan al te makkelijk uit van persoonlijke, bewuste wraakmotieven bij de dader. De Duitse journaliste en schrijfster Sabine Adler onthult in haar gelijknamige boek een veel complexere realiteit. Een waarin vrouwen door broers aan het verzet zijn verkocht en geenszins weten wat hen boven het hoofd hangt.
Onderzoekers zijn het erover eens dat minstens de helft van de Noord-Kaukasische kamikazes vrouwen en meisjes zijn, doorgaans van etnisch Tsjetsjeense origine. De eerste twee dergelijke protagonisten waren Luisa Magomadova en Chava Barayeva, respectievelijk 16 en 22 jaar oud, die in 2000 een vrachtwagen vol explosieven lieten ontploffen bij een Russische checkpoint in Tsjetsjenië. 27 mensen lieten bij die aanval het leven.
Een jaar later kwam Elza Gazuyeva in het nieuws, toen ze de Russische officier die haar man vermoordde, vroeg of hij haar nog kende. Vervolgens blies ze zichzelf op, en sleurde de militair en zijn bodyguards mee de dood in. Gazuyeva wou wraak nemen maar uit verschillende onderzoeken blijkt dat dit geenszins voor alle vrouwelijke kamikazes geldt.
Theater Nord Ost
Neem Zareta Bayrakova, die in oktober 2002 een van de 19 vrouwelijke terroristen (op een totaal van 41) was bij de gijzeling in het Moskouse theater Nord Ost. Alle gijzelnemers en 129 gijzelaars kwamen bij de bestorming door de politie om het leven, meer dan 700 anderen raakten gewond. Zareta’s moeder Medna vertelde later aan journalisten dat een onbekende vrouw hen kort voor het drama in hun dorp kwam opzoeken. Een half uur lang praatte ze met de 26-jarige Zareta in haar slaapkamer. De jonge vrouw zei dat ze de dame naar de bushalte zou vergezellen en verdween voorgoed. Een uur later kwamen Tsjetsjeense guerrillero’s naar het huis met de melding dat ze Medna’s dochter hadden meegenomen. De volgende keer dat Medna haar dochter zag, was op televisie, na de bestorming van het theater.
De Duitse journaliste en schrijfster Sabine Adler legt in Zwarte weduwen uit hoe vrouwen en meisjes soms onvrijwillig zelfmoordterroristen worden. Ze vertelt over Medina, Hedja en Raisa, drie zusjes van wie er twee in Nord Ost omkwamen. Het verhaal begint bij de oudste dochter, Medina, die met Malik trouwt. De normale drie dagen van feest worden na een etmaal afgelast want Malik is door de clanoudsten aangeduid om de dood te wreken van zijn door de Russen vermoorde vriend Magomed. Het loopt mis en Medina is prompt weduwe. Haar broers, die eveneens bij het verzet zitten, horen dat er vrouwelijke kamikazes geronseld worden en dat er flink wordt betaald voor de levering van kandidaten. Medina wordt door haar broers meegetroond en haar jongere zusje Hedja, dat gek op haar is, komt ook.
Het jongste meisje, Raisa, moet thuisblijven bij haar bejaarde ouders. Bovendien is zij om nog een andere reden nuttig: de meeste gezinnen in het dorp voorzien in hun levensonderhoud door gijzelaars te houden in hun kelders, en het in leven houden van die koopwaar is vrouwenwerk.
Medina en Hedja worden als snoepverkoopsters in het bewuste theater aangesteld en hebben geen benul van wat hen te wachten staat, laat staan dat ze ermee akkoord zouden gaan. Als de mannelijke commandanten hun plannen uiteenzetten, is er geen weg meer terug. Medina was hoogzwanger toen ze stierf, Hedja een enthousiast tienermeisje. Na het theaterdrama kan de familie geenszins op de sympathie van de Tsjetsjeense dorpelingen rekenen. Als het dorp zoveel wordt lastiggevallen door het Russische leger, zo gaat de redenering, dan komt het door mensen als Medina en haar broers en zussen.
In de vele aanslagen op zogenaamde zachte doelwitten in Rusland – gaande van vliegtuigen, metro’s tot cafés en hotels – worden een aantal vrouwelijke kamikazes ingerekend voor ze hun springtuigen tot ontploffing kunnen brengen. Uit hun verklaringen blijkt eveneens dat er geen sprake was van keuze. Sommige vrouwen worden met grote sommen geld voor de achtergebleven familie overgehaald, andere worden gedrogeerd en erop uit gestuurd, een derde groep wordt door de schoonfamilie in de armen van het verzet geduwd nadat ze weduwe zijn geworden.
“Het lijkt op het eerste gezicht verwonderlijk dat er in een patriarchale, islamitische clanmaatschappij als de Tsjetsjeense vrouwelijke kamikazes zijn”, schrijft Jilian Manekas in The invisible Enemy. “De reden daarvoor is ongetwijfeld dat er een tekort is aan mannelijke kandidaten en dat er geld mee te verdienen valt. Maar de terreurorganisatie ziet de vrouwen niet als gelijkwaardig aan de mannen, eerder als een lichaam, geofferd voor de zaak.”
Ook Rosemarie Skaine onderschrijft die ongelijkheid in Female Suicide Bombers. Zij wijst onder meer op het feit dat de springstofriemen van de vrouwelijke terroristen in Nord Ost niet tot ontploffing zijn gebracht. “Het waren de mannen die daar opdracht toe gaven en aangezien die elders weerstand boden aan de veiligheidstroepen die het gebouw binnenvielen, wachtten de vrouwen tevergeefs op het bevel.”