‘Deze verkiezingen waren niet meer dan een soap. Met democratie of vrijheid had dit niets te maken’, zegt de Iraans-Nederlandse schrijver David Danish.
“Ik vind het erg belangrijk dat mensen de stembusgang in Iran vanuit het juiste perspectief zien, wat vanuit het Westen niet eenvoudig is, aangezien verkiezingen altijd beschouwd worden als een kans op verandering. Kijk, er waren aanvankelijk 2.000 presidentskandidaten, waarvan er 400 werden weerhouden en uiteindelijk vier de goedkeuring kregen van het regime om aan de verkiezingen deel te nemen. Dat is minder dan 1 procent. Bovendien waren die vier mannen van het regime, geen lieden die een ware democratische verandering ambieerden. Mohsen Rezai was de baas van de Revolutionaire Garde en kan het land niet uit omdat Interpol hem zoekt. Mehdi Karrubi was in het eerste decennium na de revolutie van 1979 een vertrouwensman van ayatollah Khomeini. En ook Mousavi wordt versleten voor dingen die hij volstrekt niet is. Hij was onze premier tijdens de Iraans-Iraakse oorlog en een naaste medewerker van Khomeini én van de huidige leider Khamenei, die toen president was.
“Niet alleen had je vier mannen van het regime, bovendien stelden ze zich kandidaat voor de functie van kantoorbeheerder, want dat houdt het presidentschap in Iran in: je wordt de loopjongen van de sterke man, nu Khamenei. Door het politieke systeem, waarbij zelfs het parlement vleugellam is, heb je geen eigen initiatief. De ultieme macht ligt bij Khamenei. Die laatste zei het de voorbije week een paar keer: dat Ahmedinejad de beste man was. Zo wist je het al, nog voor er gestemd werd. Dat noem ik geen verkiezingen maar een show”.
Zo lijken de jongeren die autobanden in brand staken uit onvrede met de uitslag het niet te zien.
“Neen, 60 procent van het Iraanse electoraat is geboren na 1979 en acht op de tien van hen hebben inderdaad voor Mousavi gestemd, daar ben ik van overtuigd. Dat maakte het inderdaad verbazingwekkend dat hij niet werd verkozen. Maar aan de andere kant ben ik er zeker van dat hij het wel wist, alleen de kiezers waren gedupeerd. En dat daarvoor werd gesjoemeld met de verkiezingsuitslag, daar ben ik absoluut zeker van. Het is ook niet de eerste keer dat dit gebeurt, de vorige keer was het net zo.”
Maar in een aantal opzichten waren deze verkiezingen toch niet vergelijkbaar met de vorige. Er was een ongeziene opkomst van 85 procent en zowel op straat als in de media werden heel levendige debatten gevoerd, wat sinds de Islamitische Revolutie niet meer was gebeurd.
“Dat klopt, maar je moet je afvragen waarom het regime dat heeft getolereerd. Daar waren verschillende redenen voor. Vooreerst is het zo dat ex-president Rafsanjani naast Khamenei de machtigste man is. Rafsanjani heeft ook heel veel zakenbelangen, onder meer in de Golf. Tegelijk haat de bevolking hem wegens de grootschalige corruptie en de inhaligheid van zijn clan. Door een vrij debat toe te laten wilde Teheran een verslechtering van zijn positie bewerkstelligen, en dat is ook gelukt. Er kwam een lawine van kritiek op de man, en zijn verzwakking speelt in het voordeel van Khamenei.
“Een tweede reden voor die tolerantie is dat het regime zich wel realiseerde dat het nodig was om een uitlaatklep te creëren, gezien de gigantisch grote druk die er vooral bij de jongeren aanwezig is. Mensen zeiden nu publiekelijk wat iedereen al dacht en wist, maar het feit dat het for the record gebeurde, gaf hen een zekere ademruimte.
“En het was ook bedoeld voor de internationale gemeenschap: zo toonde Teheran dat het in staat is om vrij te debatteren, dat Iran een modern land is.
“Natuurlijk is die indruk als een pudding ineengezakt. Al wie de beelden zag van wat de oproerpolitie met de demonstranten deed, besefte dat er niets is veranderd. Mijn vrienden in Iran zeiden me overigens dat een deel van die oproerpolitie geen Farsi sprak. Volgens hen waren het Palestijnen of Libanese Hezbollahers die onze burgers moesten komen ineenslaan. Ik heb er verdere geen bronnen over, maar het zou kunnen dat ze hun ‘cliënten’ uit het Midden-Oosten hebben laten aanrukken.”
Hoe staat u tegenover het feit dat Ahmedinejad een nieuwe ambtstermijn wist te versieren?
“De enige echte vraag die je aan het Iraanse volk moet stellen is: willen jullie dit systeem met een Opperste Leider, waarbij al de rest niets in de pap brokken heeft, voortgezet zien? Maar dat gebeurt niet. En ik ben blij dat Ahmedinejad het heeft gehaald omdat hij van die vier establishmentheren het allerbest het ware gezicht van het regime laat zien. Het probleem met een man als de vorige president, Khatami, die goed vergelijkbaar is met de huidige kandidaat Mousavi, is dat er een rookgordijn wordt opgetrokken. Het Westen krijgt de indruk dat er echt iets zal veranderen. Die mannen spreken over democratie en dialoog met andere culturen, wat louter het pr-praatje naar buiten toe is. Ahmedinejad doet dat niet. Als hij een storm van protest veroorzaakt, bijvoorbeeld met uitlatingen over de Holocaust, dan zegt hij louter wat het Iraanse regime altijd al over deze kwestie heeft gezegd.”
Tegelijk is zijn verkiezing een recept voor verdere confrontatie met het Westen, wat toch ook niet wenselijk is.
“Het zal er heel erg op aankomen om niet in te gaan op zijn provocaties, want Teheran wil best een oorlogje. In zo’n situatie gedijt het regime het best, daar worden ze sterker van. En dat moet absoluut vermeden worden.”