Hij staat op nummer één, Mohammed, al sinds 2001. Zou het de Profeet in zijn Saoedische graf verheugen dat zijn naam als die van geen ander wordt uitgedragen, dat hij kolom na kolom vult in het geboorteregister van de hoofdstad van Europa? Mohammed gaat Adam vooraf en Rayan, Ayoub, Mehdi, Amine and Hamza.
Een façade van godsvrucht, fatsoen en wijsheid. Moge onze zoon in Zijn voetsporen treden. Vrome wensen, schrale realiteit. Eenduidig is het niet maar onderzoeken geven aan dat Mohammed veelal een tweederangsburger is in het land dat zijn verwanten als gastarbeiders ontving.
Kan hij het helpen? Het was zijn vader die kwam en dan nog maar half. In zijn hoofd liet de man zijn dorp zelden achter. Hij ontdubbelde zichzelf min of meer, met voor zij die achterbleven het idee van de verre, welvarende held, en voor de kroost en echtgenote die hij tot zijn reis verplichtte, een nostalgische, bij wijlen anachronistische figuur. Vader was slecht gewapend voor de nieuwe tijden en mores, laat staan dat hij anderen veel kon geven. Bovendien, op het brood en het dak na, werd dat nooit van hem verwacht.
Mohammed kwam daardoor naakter op de wereld dan de meesten, ontheemd en met geen andere belofte van grootsheid dan een haast potsierlijk klinkende naam. ‘In de tweede klas van de lagere school heeft één vijfde van de allochtonen een taalachterstand die in veel gevallen niet meer wordt ingelopen’, lees ik in een universitaire studie. Mohammed betaalt het gelag. Hij wordt onaanvaardbaar snel doorverwezen naar het beroeps- of technisch onderwijs, zelfs als hij beschikt over de cognitieve vaardigheden om als oogarts in plaats van als loodgieter door het leven te gaan.
‘Allochtone leerlingen hebben de neiging om zich in de eigen etnisch-religieuze groep op te sluiten’, zo gaat het verder, ‘terwijl onderzoek aangeeft dat hun slaagkansen op school en in het leven verdubbelen als ze dat niet doen’.
Maar hoe moet dat dan? Mohammed, de schaduw van de Profeet, is een jongen zonder land, een burger die vaker wordt uitgespuwd dan omarmd. Hoe was de naam, zei u? De flateigenaar klonk beduidend minder vriendelijk toen hij niet Mertens maar Mernissi aan de lijn had. Mohammed had het over een jeugd in Molenbeek, de man hoorde Marokko en voorzag ogenblikkelijk overlast. Hordes luid snaterende familieleden, slachtklare schapen op benepen balkons, de al te luide songs van Oum Khaltoum op onmogelijke uren. ‘Neen, het appartement op de tweede verdieping is niet langer te huur. Het huurcontract is net ondertekend’.
En kijk naar de onderzoeken over discriminatie bij sollicitaties. Vaker dan niet krijgt Mohammed te horen dat de functie al is ingevuld, terwijl Jan een week later nog voor een gesprek wordt uitgenodigd.
Ach, het hangt van jezelf af. Mohammed oppert het nadrukkelijk. Hij overtuigt er zichzelf van dat hij een universitair diploma zal behalen en alle clichés zal ontkrachten. Ik word de eerste Marokkaanse dokter uit mijn Brusselse straat, let maar op. Ja, de jongens waarmee ik ben opgegroeid zeggen dat ik een nicht ben, een verrader. Maar daar lig ik niet wakker van. Heus niet. Ik zie ze straks wel in mijn wachtzaal.
Enige tijd later klinkt de jongen bedrukt. Het valt voor een Mernissi niet mee om met de Mertens in de klas bevriend te raken. Maar ik blijf proberen, het lukt vast wel. Mohammed zucht.
Moge onze zoon vrij zijn, moge hij in zijn Eigen voetsporen treden, als de eerste stappen in verse sneeuw.