Zo ongeveer op het moment dat haar dunne streep felrode lipstick zichtbaar wordt, kondigt haar naderende komst zich aan met een walm van parfum. Noem het haar pantser tegen een ongenadige wereld.
De negentig nadert ze, zo reken ik uit, al lijken haar vestimentaire keuzes de vergankelijkheid eerder te ontkennen. Spillige benen steken in dure fantasiekousen en kokette maar enigszins versleten schoenen. Daarboven draagt ze klassieke rokken, witte bloezen met een opstaand kraagje, jassen uit betere tijden en oude juwelen.
Zonder hoed komt dit wandelende anachronisme het huis niet uit en om de haverklap controleert ze discreet of de veren en andere ornamenten niet uit balans zijn geraakt.
Met een zuinig mondje zegt ze dat ze Brusselse is. Geworden althans. Ze zucht. Haar hart, geschiedenis en halve fortuin zijn achtergebleven in het Sint-Petersburg van bijna een eeuw geleden. Met een geborduurde zakdoek dept ze vaag haar ogen, er zich vervolgens in een spiegeltje van vergewissend dat de make-up geen schade heeft opgelopen.
Het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen, zo wil het spreekwoord. Nog krachtiger, me dunkt, zij die haar teloorgang kunnen aanschouwen. Het verhaal van de Russische meandert langs het weggemaaide rijk van de tsaren en het blauwe bloed dat rijkelijk rood stroomde, naar een Brusselse biotoop van elegante etablissementen en uitgekiende arrangementen.
Het is nooit meer goed gekomen, klinkt het in duur frans, al brengt ze veel tijd door in de patisserieën van de Zavel en in de restaurants rond de Louizalaan. Voor regenachtige dagen bestelt ze telefonisch delicatessen en wijn bij supermarkt ‘Chez Rob’. Bij tijd en wijlen geniet ze in het Théâtre Royal du Parc van Franse repertoire-stukken uit de 17de of 18de eeuw. En als het weer meezit, kiest ze verse boeketten in een zaak op het Kasteleinsplein. Maar gravin is ze alleen nog in haar eigen hoofd en in de weerspiegeling van de etalages in de buurt van de Naamsestraat, waar ze af en toe gaat winkelen.
Ze schudt het hoofd. Voor mensen van standing zijn het barre tijden, zij kan het weten. Het is een lastige klus om de restanten van fortuin slim te beheren en wie zegt dat de huidige crisis de laatste is? Het valt niet mee om de maatschappij steeds welgemanierd tegemoet te treden en tegelijk de vrienden te onderscheiden van de talrijke opportunisten. Hebzucht, oplichterij en afgunst regeren. De oude gravin poneert het zacht maar beslist. Ze vertrouwt me toe dat sommige kennissen hun identiteitskaart thuis achterlaten als ze naar een feestje gaan, terwijl anderen zelfs vertrekken zonder bankkaart of geld. Kwestie van misbruik te vermijden, zie je. Een mens moet voortdurend op zijn hoede zijn.
Al is de strijd verloren. De nobele vrouw behoort tot een uitstervende soort, met frêle schouders en een nog fragieler ego. Ze kraken onder het voortmalen van de geschiedenis meer nog dan onder het gewicht van een stamboom waaraan alleen zijzelf distinctie ontlenen. Het zijn sterke benen. Spillebenen in fantasiekousen. Die de weelde kunnen dragen. Al valt dat niet mee.