Met het oog op de Klimaattop in Kopenhagen eind dit jaar lijkt het geen slecht nieuws dat China van plan is om in Ordos, ten noorden van de Chinese Muur, een zonnepaneelpark te installeren dat met 64 vierkante km twee keer zo groot is als de stad Brussel. Het zal worden gebouwd door First Solar, een Amerikaans bedrijf dat bekend is omdat zijn zonnepanelen de goedkoopste ter wereld zijn. Concreet zal het project 2 gigawatt aan elektriciteit opleveren, genoeg om drie miljoen families te voorzien. “Wij geloven”, zo vertelde First Solar-baas Mike Ahearn, “dat daarmee de mythe uit de wereld kan worden geholpen dat China protectionistisch tewerk gaat betrekking tot deze nieuwe, snel groeiende markt. Onze deal bewijst dat de meest concurrentiële firma het haalt”.
Het initiatief is geenszins het eerste in zijn soort in China. De overheid heeft aangekondigd dat ze tegen 2020 het aandeel van de hernieuwbare energie wil optrekken tot twintig procent van het totaal en de voorbije maanden doken er al tal van verhalen op over kleinere projecten, ondermeer in de Binnenmongoolse hoofdstad Baotou. Bovendien heeft China de ambitie om wereldleider te worden inzake de productie van zonnepanelen en Chinese bedrijven als Sun Tech hebben onderhand Amerikaanse vestigingen en zijn op de Amerikaanse beurzen genoteerd.
Dat Peking inspanningen wil doen inzake hernieuwbare energie is geen luxe als je bedenkt dat het nu voor driekwart van zijn electriciteit afhankelijk is van steenkool, terwijl Greenpeace in een vorig jaar gepubliceerde studie stelde dat de milieukost per ton steenkool neerkomt op 15 euro. Aan de productie van 2,6 miljard ton in 2008 hangt dus een ecologisch prijskaartje van 39 miljard euro. Eerder onderzoek van de Wereldbank gaf al aan dat China jaarlijks 3 procent van zijn bnp verliest door milieuschade.
Dumpen van toxisch afval
En toch is er geen reden voor al te groot gejuich. Vooreerst is 2 gigawatt een peuleschil bij de 792 gigawatt aan elektriciteit die vorig jaar via steenkool werd opgewekt. Bovendien is nog helemaal niet duidelijk wanneer het First Solar project wordt opgestart, omdat nog niet is bepaald in welke mate de overheid de zonne-energie zal subsidiëren. En zolang dat niet is gebeurd, kan het exploitatieproces niet verder worden ontwikkeld.
Veel onrustwekkender is evenwel het feit dat de Chinese zonne-energiesector schijnbaar niet echt ecologisch verantwoord werkt. Het is al langer bekend dat in de productie van zonnepanelen veel erg toxische stoffen worden gebruikt en dat fabrikanten ook een meerkost moeten voorzien voor het verwerken van afgedankte panelen, na 20 tot 25 jaar dienst.
In de voorbije jaren zijn in China een twintigtal nieuwe bedrijven ontstaan die het hoofdbestanddeel voor zonnepanelen vervaardigen: polysilicon, waarmee de zonne-energie in elektriciteit wordt omgezet. Ze werden opgericht in het kader van een stimuleringsbeleid van de overheid voor alternatieve energie. De sector kent een fenomenale bloei. Vervaardigt de rest van de wereld zo’n 40.000 ton polysilicon per jaar, dan zitten de Chinese firma’s nu al op 80 tot 100.000 ton. Bovendien is hun product zo ongeveer de helft goedkoper dan elders. Ligt de wereldprijs rond de 58.000 euro per ton, in China kost polysilicon slechts 14 tot 39.000 euro. Met lage lonen heeft dat weinig te maken, zo onthulde een journaliste van de Washington Post in maart van vorig jaar. De verslaggeefster bracht het verhaal van de Luoyang Zhonggui High Tech Co, die in de provincie Henan polysilicon vervaardigt en op een merkwaardige manier van zijn bijzonder toxische afval afkomt. Normaliter moet dit silicon tetrachloride worden gereïntegreerd in het productieproces, omdat het een gigantisch schadelijke stof is. Bij de Henanese firma beschikten ze vorig jaar alvast niet over een dergelijke technologie en dus werd het goedje in een nabijgelegen dorp gedumpt. Op het terrein waarop dit als witte sneeuw ogende goedje terechtkwam, wil er sindsdien niets meer groeien en de dorpelingen die journaliste Cha interviewde klaagden ook over ademhalingsproblemen na nachtelijke rookpluimen uit de fabriek. Een wetenschapper die voor het bedrijf had gewerkt, zei dat er ‘in de toekomst wel aandacht zou komen voor de herverwerking van het afval’, dat overigens vier keer zo volumineus is als het afgewerkte product. ‘Maar momenteel is ontwikkeling belangrijker’, aldus nog de man.
Meteen nadat het nieuws was bekendgeraakt, daalden de aandelen van genoteerde producenten van zonnepanelen gevoelig, wat belangenverenigingen van die sector massaal deed reageren. Eén malafide bedrijf mocht niet worden aangegrepen om de hele sector ten gronde te richten, zo argumenteerden ze. Maar of er ondertussen maatregelen zijn genomen in het Henanese dorp, viel niet te achterhalen.