Ondanks de vele internationale clementieverzoeken werd de als mentaal onstabiel omschreven Brit Akmal Shaikh gisterochtend in China terechtgesteld. Hij smokkelde vier kilo heroïne. De hoeveelste terechtstelling het dit jaar in China betrof, is niet te zeggen, want dergelijke statistieken zijn staatsgeheim.
China executeert meer mensen dan welke andere staat ook ter wereld. Per hoofd van de bevolking gaat alleen Iran voor. Meer dan driekwart van de Chinezen is voor de doodstraf voor moordenaars, de helft ook in geval van drugsdelinquenten. Veel beklaagden krijgen evenwel geen eerlijk proces.
Afgaande op de officieel in de media gemelde gevallen waren er volgens Amnesty in 2008 minstens 1.718 terechtstellingen in China, maar organisaties zoals Dui Hua geloven dat het er veel meer waren. In vergelijking met veel andere landen is de uitvoering van de doodstraf in China een behoorlijk gezwinde zaak. Nadat de Intermediaire Volksrechtbank een doodsvonnis uitspreekt, volgen twee vormen van beroep, een dat door de beklaagde kan worden aangespannen en een dat sinds 2007 automatisch plaatsvindt. Alle doodstraffen moeten nu door het Hooggerechtshof worden bekrachtigd, wat volgens een overheidsrapport resulteerde in een daling van het aantal doodstraffen met 15 procent.
Korte tijd na deze twee beroepsvormen wordt de executie uitgevoerd. Ter dood veroordeelden krijgen de kogel of een dodelijke spuit en de terechtstelling wordt steeds uitgevoerd door een gedetacheerde van het leger. China hanteert tevens het systeem van doodstraf met opschorting: de rechtbank kan de beklaagde twee jaar de tijd geven om via goed gedrag een omzetting van de straf in levenslang te bewerkstellingen, wat volgens Human Rights Watch in een kwart van de gevallen gebeurt.
Culturele traditie
“We hebben een juridische en culturele traditie die zegt dat hij die moordt, zelf zal sterven”, argumenteert Chen Xingliang in Destiny of the Death Penalty in China in the Contemporary Era. Al tweeënhalf millennium lang wordt het uitvoeren van de doodstraf ‘redelijk’ genoemd. Honderden misdaden konden je de kop kosten. Tijdens het eerste grote keizerrijk, de Han, (202 v. Chr-220 na Chr.) waren het er 409, tijdens het laatste, de Qing (1644-1911) zelfs 840. Uit het onderzoek dat Dietrich Oberwittler en Qi Shenghui eind 2007 in drie Chinese provincies deden, blijkt dat de redenering dat een moordenaar moet sterven, nog steeds door meer dan driekwart van de bevolking wordt onderschreven.
Volgens professor Chen evolueert China toch gaandeweg naar een afschaffing van de doodstraf, zij het dat het gros van de Chinese rechtsgeleerden vindt dat de tijd er niet rijp voor is. Ze roepen een laag algemeen onderwijsniveau in, een hoge criminaliteit alsook een falende sociale controle door armoede. Bovendien geloven ze dat de afschaffing het gevolg hoort te zijn van een gradueel proces, dat moet beginnen bij het beperken van het aantal halsmisdaden.
Dat de afschaffing van de doodstraf in het verschiet lag, werd al eerder gedacht. Toen de Keizerlijke Commissarissen voor Juridische Hervormingen, Wu Tingfang en Shen Jiaben, honderd jaar geleden een memorandum publiceerden dat het afhakken van ledematen, het onthoofden van ter dood veroordeelden en het verminken van lijken verbood, werd daarin een voorbode gezien van een liberalere wetgeving. Executie kon alleen nog door verhanging en in 1910 werd het aantal halsmisdrijven zelfs teruggebracht van 840 tot een luttele twintig. “Het is opmerkelijk”, schrijft professor Chen, “dat de hervormingen van Shen en Wu de kloof tussen China en het Westen leken te dichten, terwijl het daarna weer de andere kant opging.”
China’s doodstrafbeleid maakte de voorbije decennia tal van bochten. In de eerste jaren van de Volksrepubliek waren terechtstellingen een belangrijk instrument voor de consolidatie van de macht. Volgens het in 1996 gepubliceerde onderzoek van het Researchcentrum voor Partijgeschiedenis van het Centraal Comité van de Chinese Communistische Partij werden tussen 1949 en 1952 1.157.600 mensen ‘neergeslagen’, wat voor meer dan 873.000 van hen betekende dat ze nooit meer opstonden.
Nieuwe strafwet
Toen Deng in 1978 de Vier Moderniseringen lanceerde, werd een nieuwe strafwet van kracht. Voortaan stond op 28 misdrijven de doodstraf. Het executeren van minderjarigen en zwangere vrouwen werd verboden en de opschortingsregel van twee jaar werd ingevoerd. Sindsdien waren er nog vier wetswijzigingen: eerst steeg het aantal halsmisdaden in 1982-’83 tot 74, waarbij naast hooliganisme en souteneurschap ook bepaalde economische misdrijven in de dodelijke lijst werden opgenomen. In 1997 werden daar zes vergrijpen uit geschrapt, wat volgens professor Liu Renwen van de Chinese Academie voor Sociale Wetenschappen resulteerde in maar liefst een halvering van het aantal executies.
De discussie over de doodstraf is evenwel ook die over de billijke rechtsgang en precies daar wringt de schoen. De rechterlijke macht is in China niet onafhankelijk. Rechters worden door het partij of staatsapparaat benoemd. Bovendien worden veel bekentenissen onder foltering afgedwongen. Dat mag officieel niet maar aldus verkregen bewijsmateriaal bewijsmateriaal wordt wel aanvaard. De verdediging heeft veelal geen toegang tot alle bezwarende stukken en het contact met de cliënt is beperkt. Ook vinden veel rechtszaken achter gesloten deuren plaats. Bovendien zijn advocaten verplicht lid van de balie die hen ‘adviseert’ aangaande zaken die beter niet worden aangenomen. Zij moeten jaarlijks een nieuwe beroepsvergunning aanvragen en wie al te veel dergelijke raadgevingen in de wind slaat, krijgt geen nieuwe licentie.