“Het was in zeker opzicht een fijne dag. Alles was stil en rustig. De kinderen speelden op de weg, de volwassenen speelden kaart en maakten ruzie met verkopers over de prijs van een gekoeld blikje cola en een hartige snack.” De getuigenis betreft geen zondagse picknick in een park maar wel een dagje stilstaan op een van de invalswegen naar Peking, in dit geval de weg die naar Badaling leidt, een oord op de Lange Muur.
Een hele dag duurde de file daar, wat evenwel niets is in vergelijking met de monsterfile die op 13 augustus ontstond op de expresweg 110, die Peking met Tibet verbindt. Meer dan tien dagen zat het verkeer daar vast en luttele dagen na het oplossen van die file begon er afgelopen donderdag een andere, op diezelfde weg, zij het vele kilometers verder. Deze opstopping was gisteren aan haar tweede dag bezig en volgens sommige bronnen duurt het nog dagen voor de hinder is opgelost.
Het gros van de stilstaande vehikels zijn vrachtwagens geladen met steenkool, die wordt aangevoerd uit Binnen-Mongolië en die in heel China nog steeds goed is voor meer dan 60 procent van alle energievoorziening. De vrachtwagens beschikken doorgaans niet over airconditioning of andere handigheden die een lang verblijf achter het stuur in warm weer enigszins kunnen veraangenamen.
Maar honger of dorst hoeven de vastzittende bestuurders alvast niet te vrezen. Het is met het plotse vastzitten op expreswegen in China zoals met onvoorziene regenval: korte tijd later duiken mensen met oplossingen op, of het nu gaat om parapluverkopers dan wel om drank en hapjes. Volgens ooggetuigen betekenden de files op de 110 voor de boeren uit de buurt een onverwacht grote meevaller: ze konden er duizenden flesjes mineraalwater aan de man brengen, verkochten warm water en hapklare noedels en sleten grote hoeveelheden fruit en andere snacks.
Volgens de overheid zijn de files van de voorbije dagen en weken vooral te wijten aan wegwerkzaamheden maar mobiliteitsexperts zijn ervan overtuigd dat het probleem van structurele aard is. Op een conferentie vorige maand zei Guo Jifu, hoofd van het Pekingse Onderzoekscentrum voor Transport, dat er in de eerste helft van dit jaar dagelijks 1.900 wagens bij zijn gekomen op de Pekingse wegen, goed voor een totaal aantal van 345.000 nieuwe vehikels. Tussen januari en juli waren er 4,4 miljoen voertuigen op weg in de Chinese hoofdstad en dat was dik een miljoen voertuigen meer dan drie jaar geleden.
Investeringen
De Chinese overheid heeft de voorbije jaren gigantisch geïnvesteerd in nieuwe wegen en in openbaar vervoer. Momenteel heeft het land niet minder dan 6.552 kilometer hogesnelheidssporen, waarop een snelheid van meer dan 200 kilometer per uur wordt gehaald. Peking investeert dit jaar meer dan 100 miljard euro in extra spoorlijnen en meer dan 600 miljard in het komende decennium.
Ook de evolutie inzake metrolijnen is indrukwekkend. Vijftien jaar geleden had Shanghai geen metro, nu overtreft de lengte ervan die van New York en zelfs Tokio. Bovendien wordt die voortdurend uitgebreid, waardoor het metronet tegen 2020 langer zou zijn “dan het net in alle Japanse steden samen”, aldus de Shanghaise overheid.
Ook in de binnensteden van China’s metropolen is het al te vaak filerijden. Volgens een rapport van de stedelijke overheid van Peking was de gemiddelde snelheid tijdens het ochtendspitsuur in de eerste helft van dit jaar gedaald tot 24,4 kilometer per uur, wat 3,6 procent trager is dan in diezelfde periode van vorig jaar.
De overheid nam al tal van maatregelen, zoals het flink duurder maken van de benzine en de parkeerautomaten. Eerder opteerde de overheid in Shanghai ervoor om het behalen van een rijbewijs peperduur te maken. De onvermijdelijke kritiek luidde toen evenwel dat alleen de rijken nog mochten autorijden, terwijl de auto het middenklassesymbool van welvaart bij uitstek is.