Knack, Wo. 29 Apr. 2020, Pagina 56
Westerse journalisten noemen de directeur-generaal van de WHO zonder meer aimabel, volgens Ethiopische landgenoten is hij ‘een roekeloze misdadiger’. Wie is Tedros Adhanom Ghebreyerus echt?
Terwijl de dood overwerkt en Donald Trump tekeergaat als een duivel in een wijwatervat, probeert de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) het hoofd koel te houden. Uit Genève komen dagelijks dringende aanbevelingen, updates per land, technische-assistentierapporten, weinig optimistische toekomstvoorspellingen. En cijfers, cijfers, cijfers. Het is hier dat op 30 januari het oordeel ‘pandemie’ is geveld. Via videoconferentie. Minstens een week te laat, zeggen sommigen, maar wel unaniem beslist door experts uit de hele wereld
Sindsdien is niets nog wat het was. Het Amerikaanse exceptionalisme is ten grave gedragen. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog kijkt niemand nog naar Washington voor leiderschap. De wereld vraagt zich af hoe de Verenigde Staten het hoogste aantal coronadoden kunnen hebben – vorige week vrijdag waren het er al meer dan 50.000. En hoe het verder moet, nu Trump in het heetst van de strijd heeft beslist om als grootste donor de geldkraan naar de WHO dicht te draaien.
Wat zegt een man als Tedros Adhanom Ghebreyesus dan? Dat hij die beslissing betreurt. Dat de vriendschap met de VS ver teruggaat. En dat de WHO niet alleen met covid-19 af te rekenen heeft. Hij onderstreept dat er nog zo veel andere kwalen zijn: hiv, tbc, polio, ebola, kanker, malaria, ondervoeding, diabetes, mazelen, hart- en vaatziekten. En dat hij daarvoor blijft rekenen op de steun van Washington. Het is woensdag 15 april 2020 en de directeur-generaal van de WHO klinkt op zijn Geneefse persconferentie kalm en diplomatisch. Zijn redelijkheid staat in scherp contrast met de hysterie van zijn tegenstander in het Witte Huis. Maar wie is deze man?
Broerlief
Tedros Adhanom Ghebreyesus laat zich bij de voornaam aanspreken. Het is ‘dokter Tedros’, zonder meer. Niet dokter zoals in ‘arts’, want dat is hij niet. Tedros studeerde eerst biologie in Asmara en dan immunologie in Londen. In 2000 behaalde hij in Nottingham een doctoraat in de publieke gezondheid.
Zijn imago is dat van iemand die dag en nacht bezig is met universele toegang tot gezondheidszorg. Ter verklaring vertelt hij steevast een anekdote uit zijn kindertijd. Een jaar of zeven moet hij geweest zijn, toen zijn jongere broertje overleed aan mazelen. Hij herinnert zich het gevoel van toen, hoe volstrekt onaanvaardbaar hij die kleine doodskist vond. Het had niet zo hoeven te lopen, zo ontdekte hij als 23-jarige bioloog tijdens een korte opleiding in Denemarken. Als het Ethiopische gezondheidssysteem ook maar enigszins op het Deense had geleken, was broerlief via vaccinatie voor de ziekte behoed.
Bij Tedros’ aantreden als eerste rechtstreeks verkozen Afrikaanse directeur-generaal van de WHO, in juli 2017, portretteerde het gros van de westerse journalisten hem erg positief. Het verschil met zijn voorgangster, de Hongkongse koele tante Margaret Chan, kon nauwelijks groter zijn. Het viel op dat hij altijd lachte, zijn gesprekspartners in de ogen keek en iedereen ‘broeder’ of ‘zuster’ noemde, ongeacht rang of stand. Tedros toonde zich een aimabele, franjeloze vijftiger, die op zaterdagochtend zelfs bereid was om in het New Yorkse Central Park te gaan joggen met een verslaggever die uit was op een persoonlijk verhaal.
Alleen, hoe rijm je dat charmante beeld van de in Zwitserland wonende vader van vijf beloftevolle dochters met de verhalen over hem in de blogposts van Ethiopische opposanten? De ene heeft het over ‘een roekeloze misdadiger die zijn lot niet zal mislopen’, de ander noemt hem ‘een monster dat de internationale gemeenschap al jaren een rad voor de ogen draait’. En lees de horrorstory’s in de rapporten van mensenrechtenorganisaties. In niets ontziende repressie wordt gegrossierd, en in vervalste verkiezingen en grootschalige corruptie.
Good guy
Voor Tedros het tot WHO-baas schopte, was hij jarenlang de rechterhand van de Ethiopische dictator Meles Zenawi (1991‑2012). Zijn politieke carrière ving aan in 1986, toen hij als jonge bioloog in zijn noordelijke thuisstreek Tigray ging werken voor het Tigrees Volksbevrijdingsfront (TPLF). Die in 1975 opgerichte linkse guerrillabeweging was toen nog volop verwikkeld in de bloedige strijd tegen dictator Mengistu Haile Mariam. Vanaf 1991 zou ze de plak voeren in Ethiopië. Officieel deed ze dat in een verbond met drie andere partijen, maar experts zijn het erover eens dat de wil van het TPLF tot 2018 wet was – ook al maken de Tigreëers amper 6 procent van de bevolking uit.
Toen het TPLF aan de macht kwam, werd Tedros voor verdere opleiding naar het buitenland gestuurd. ‘De reden daarvoor is eenvoudig’, meent Andargachew Tsege, een door de wol geverfd politiek activist. ‘Het TPLF was een verzameling van onopgeleide lieden. Verder dan het derde jaar aan de universiteit was geen van de leiders ooit geraakt. In een oorlog heb je geen universitair diploma nodig, maar een land besturen is heel andere koek.’
Met een doctoraat op zak klom Tedros vanaf 2000 op naar de hogere partijregionen. Hij bouwde voor zichzelf het imago op van de technocraat, de professional, de no-nonsenseman. In 2005 werd hij minister van Gezondheidszorg, zeven jaar later kreeg hij de portefeuille Buitenlandse Zaken.
Kon hij die functies bekleden zonder de fundamenteel autoritaire en repressieve aard van het regime te onderschrijven? De Noorse hoogleraar en politoloog Kjetil Tronvoll doet al drie decennia onderzoek in Ethiopië en kent Tedros al jaren. Voor hem is hij de good guy die zich bij de foute club aansloot en probeerde om het systeem van binnenuit te veranderen. ‘Ik heb hem altijd ervaren als een liberale, open man. Iemand die zelfs in een bijzonder traditionele, hiërarchische context als de Ethiopische zonder enig voorbehoud praat met de man uit de straat. Tedros was de eerste Ethiopische leider die zich van sociale media bediende om te communiceren met het publiek. Dat werd hem door de hardliners binnen zijn partij niet in dank afgenomen.’
‘Tedros steekt met kop en schouders boven alle andere Ethiopische bewindslui uit. Hij is het enige kopstuk dat geen verleden heeft als guerrillastrijder. Natuurlijk heeft hij fouten gemaakt. Herinner je bijvoorbeeld de heisa die kort voor zijn WHO-verkiezing ontstond rond de cholera-uitbraken in Ethiopië in 2006, 2009 en 2011. Tedros heeft altijd volgehouden dat het louter gevallen waren van “acute diarree” in afgelegen gebieden, waar laboratoriumtests moeilijk zijn. Maar internationale experts waren overtuigd van het tegendeel.’
Goede contacten
‘Ik ben ook niet blind voor de mensenrechtenschendingen onder Zenawi’s regime,’ zegt Tronvoll, ‘maar ik vraag me af of Tedros daar veel kon aan doen. Hij was per slot van rekening niet de minister van Binnenlandse Zaken. Hij controleerde het veiligheidsapparaat of de politie niet.’
Hoe Tedros over respect voor de mensenrechten denkt, kan misschien toch afgeleid worden uit zijn stellingnames tegen het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag. Herhaaldelijk sprong hij in de bres voor dictators die vreesden in het beklaagdenbankje te belanden. ‘We verwerpen de dubbele standaarden van het ICC inzake internationale gerechtigheid’, zei hij in 2013 als voorzitter van de ministerraad van de Afrikaanse Unie. Het berechten van zittende staatshoofden als de Kenyaanse president Uhuru Kenyatta zou volgens hem ‘een inbreuk op de nationale soevereiniteit’ betekenen.
Idem dito voor de Sudanese despoot. Tijdens een toespraak in Den Haag in 2015 toonde Tedros zich verbolgen dat de VN-Veiligheidsraad ‘geen gevolg had gegeven aan het voorstel van de Afrikaanse Unie om de strafrechtprocedures tegen Omar al-Bashir op te schorten’. Tronvoll: ‘Ik weet niet of dat zijn persoonlijke mening was. Tedros slaagde er als minister van Buitenlandse Zaken bovenal in om zijn land positief te vertegenwoordigen in de internationale gemeenschap. Net zoals Zenawi zelf bouwde hij goede contacten op met het Westen. Al gauw waren de VS en de EU bereid om fors te investeren in ontwikkelingshulp en gezondheidszorg in Ethiopië. Daar heeft ook de modale burger baat bij gehad.’
Dappere Dame
Andargachew Tsege (65) lacht bitter om het beeld van Tedros als welmenende hervormer. ‘Dat zou een opbeurende gedachte zijn, als er ook maar een flintertje bewijs voor kon worden geleverd.’ Tsege kent de TPLF-kopstukken al sinds zijn jonge jaren. Hij zat met dictator Zenawi op de universiteitsbanken, vocht binnen een andere groep tegen Mengistu en vluchtte in 1979 ontgoocheld naar het Verenigd Koninkrijk.
Na Zenawi’s machtsovername keerde Tsege op diens verzoek terug naar Ethiopië om mee te werken aan het toekomstproject. ‘Van de beloofde “bevrijding” en “omwenteling” kwam niets in huis. Van meet af aan was duidelijk dat het TPLF een etnisch-fascistische partij was, waarbij een kleine groep leiders alle macht en privileges naar zich toetrok.’ Na een jaar gaf Tsege er de brui aan.
Toen Zenawi in 2005 democratische verkiezingen beloofde, kwam Tsege andermaal terug. Nu steunde hij de oppositie. ‘Toen het TPLF zag dat het de verkiezingen zou verliezen, werd alles uit de kast gehaald om de overwinning veilig te stellen. Gesjoemel met de stembussen, intimidatie van de tellers, moorden op demonstranten.’ Zo staat het ook te lezen in het rapport van het Portugese Europarlementslid Ana Gomes, die als hoofd van de EU-verkiezingswaarnemers bij de stembusgang aanwezig was. In Ethiopië noemen ze haar nog altijd ‘ Hana Gobez ’ – Amhaars voor ‘Dappere Dame’. Terwijl de Britse premier Tony Blair luttele dagen na het verkiezingsdebacle Zenawi op de G8 verwelkomde als ‘de hoop’.
Tsege spendeerde na de verkiezingen korte tijd in de gevangenis, vooraleer hij naar het Verenigd Koninkrijk ontkwam. In 2009 werd hij in Ethiopië in absentia ter dood veroordeeld. In juni 2014 was hij op weg naar Asmara toen hij tijdens een tussenlanding in de Jemenitische hoofdstad Sanaa door Ethiopische veiligheidsagenten werd ontvoerd. De volgende 18 maanden bracht de man in eenzame opsluiting door, vanaf 2016 deelde hij een cel met twee veroordeelde moordenaars. ‘Vanaf het begin deden de Britse consulaire diensten wat ze konden om me vrij te krijgen. Tevergeefs werd herhaaldelijk met Tedros overlegd. Op een moment dat hij als machtige TPLF-leider de kans had om het verschil te maken, deed hij niets. De rechtstaat, respect voor de mensenrechten, wat een lachertje.’
Paybacktime
Toen Tsege in december 2018 uiteindelijk werd vrijgelaten, was Tedros al anderhalf jaar aan de slag als WHO-baas. Onbewogen was die tijd niet geweest. De eerste bom barstte drieënhalve maand na zijn aanstelling. In een toespraak op een internationale gezondheidsconferentie in de Urugayaanse hoofdstad Montevideo op woensdag 18 oktober 2017 zei de Ethiopiër ‘vereerd’ te zijn ‘met de bereidheid van de Zimbabwaanse president Robert Mugabe om WHO-goodwillambassadeur te worden. Zimbabwe is een land dat universele gezondheidszorg altijd van cruciaal belang heeft geacht.’
De wereld reageerde verbolgen. De Canadese premier Justin Trudeau sprak van een ‘slechte aprilgrap’, Washington had het over ‘een diepe teleurstelling.’
Op zondag 22 oktober trok de WHO Mugabes benoeming in. Velen bleven zich afvragen waarom Tedros überhaupt zo’n onwaarschijnlijke welwillendheid had getoond. Was dit paybacktime? Tedros was tenslotte tijdens Mugabes voorzitterschap van de Afrikaanse Unie unaniem voorgedragen als de Afrikaanse kandidaat voor de WHO-post. De aankondiging gebeurde op 29 januari 2016, nipt twee dagen voor het mandaat van de Zimbabwaanse dictator eindigde.
Eind december 2017 stak een nieuwe storm op. Tedros had een verregaande hervorming van de WHO beloofd. Daardoor moest een herhaling worden vermeden van fouten uit het verleden, zoals de al te late reactie op de ebolacrisis in West-Afrika in 2014. Er zou een beter genderevenwicht komen, een permanent overleg met koepels van internationale ngo’s en verregaande transparantie bij beleidsbeslissingen en benoemingen. Op dat eerste punt scoorde Tedros goed: tal van nieuwe departementshoofden waren inderdaad vrouwen. Maar hoe kon het dat hij, minder dan een maand na een ontmoeting met president Vladimir Poetin in Moskou, zonder enige consultatie overging tot de benoeming van een Russische overheidsfunctionaris als nieuwe directeur van het tbc-programma van de WHO?
Niet alleen had Tereza Kasaeva weinig internationale geloofsbrieven, bovendien is Rusland niet meteen een gidsnatie als het gaat om de bestrijding van longziektes. ‘Afrika daargelaten zijn er wellicht weinig landen waar de situatie voor tbc-lijders zo slecht is als in Rusland’, zei professor Eduardo Gómez van King’s College London in een interview met Politico .
Vijfenveertig ngo-koepels uit alle continenten richtten een open brief aan Tedros, waarin ze hem aan zijn beloftes herinnerden en om een open verkiezing vroegen. Ook het medische vakblad The Lancet was kritisch: ‘Kasaeva’s aanstelling kan worden gezien als een beloning voor een land dat er geen verdient.’ Maar deze keer hield Tedros het been stijf.
Vrienden in Peking
Toen covid-19 opdook, kwam Tedros in een nog zwaardere storm terecht. Hij prees meteen de Chinese aanpak, terwijl duidelijk werd dat Peking aanvankelijk probeerde de zaak stil te houden en de klokkenluiders strafte. Bovendien bleef hij onder Chinese druk Siberisch doof voor alle pogingen van Taiwan om zelfs maar een waarnemersstatus te verkrijgen bij de WHO. Hoewel de eilandnatie een van de beste leerlingen zou blijken in de strijd tegen het virus, bestaat ze voor Tedros en zijn organisatie nog altijd niet. Heeft China te veel invloed op de directeur-generaal?
‘De warme relaties tussen Tedros en Peking gaan terug tot 2005’, meent Kjetil Tronvoll. ‘Dat jaar lanceerde China zijn Afrikabeleid. Ethiopië speelde daarin een cruciale rol als vestigingsplaats van de Afrikaanse Unie. Bovendien vertonen de beide regimes een aantal gelijkenissen: partij en staat zijn in grote mate verweven, het model is er een van autoritair, ontwikkelingsgericht staatskapitalisme en de politieke legitimiteit van de leiders steunt op een belofte van grotere welvaart voor de bevolking.’
‘Wat ons vooral opvalt,’ zegt een Ethiopische hoogleraar economie die anoniem wil blijven, ‘is dat China in het voorbije decennium miljardairs heeft gemaakt van alle TPLF-kopstukken. Dat komt door de steekpenningen bij Chinese contracten, maar evengoed omdat de partijbonzen overheidsfondsen monopoliseren en aan concurrentievervalsing doen. Wie niet tot die elite behoort, kan eenvoudigweg geen bloeiende industrie uitbouwen.’ ‘Het gros van de TPLF-leiders heeft zijn kinderen in de voorbije jaren naar Chinese topuniversiteiten gestuurd. Dat is een handige zet van Peking – in zijn verdere mondiale opmars heeft het nog veel trouwe luitenants nodig. En de coronacrisis bewijst wat echte vrienden voor elkaar kunnen betekenen, toch?’