In de eeuw van de luchtvaart opteerde de Zwitserse Ella Maillart (1903-1997) voor kamelen. ‘Het geciviliseerde leven staat te ver af van het leven-zonder-meer’, zo schrijft ze in ‘Toerkestan Solo’, de neerslag van haar reis door Centraal-Azië in 1932.
Ella Maillart is een onwaarschijnlijk figuur: veertig jaar voor de Zwitserse vrouwen in 1971 voor het eerst naar de federale stembus mochten, maakte deze Geneefse atlete vier grote reizen. Twee keer vanuit Moskou – naar de Kaukasus en naar Centraal-Azië, vervolgens met Peter Fleming van Peking naar Kashmir en in 1939 met de getormenteerde, aan morfine verslaafde schrijfster Annemarie Schwarzenbach per auto van Zwitserland naar Afghanistan. Het pas verschenen Toerkestan Solo is de neerslag van haar tweede reis, door Kirgizië, Oezbekistan en Kazakhstan.
Maillart leefde om te reizen, schreef om te reizen –’vertrekken, dat is opnieuw tot leven komen’. Altijd weer diende de opbrengst van artikels, boeken, foto- of filmreportages om de volgende tocht te betalen. Kini, zoals de vrienden haar noemden, was een rusteloos type. Ze moest ‘het leven leren kennen, het leven echt maken, door het moreel en fysiek te vereenvoudigen. (..) Te midden van eenvoudige volken, van bergbewoners, zeelieden of nomaden, voelen we weer de kracht van de elementaire wetten, hervindt het leven zijn evenwicht’, zo schrijft ze in Toerkestan Solo.
Het boek begint in Moskou, waar de 29-jarige Maillart medereizigers zoekt voor een tocht naar de Tian Shan-bergen, aan de grens met Xinjiang. Die regio blijkt door politieke onrust ontoegankelijk maar uiteindelijk kan ze met Russische verkenners naar Alma-Ata, Samarkand, Buchara en andere plekken langs de Zijderoute. Te paard, per trein, met een kameel of te voet.
Maillart beschrijft de landschappen, alsook de kleren, gebruiksvoorwerpen, etenswaren en tradities van de vele nomaden die hun pad kruisen. Wat zal daarvan overblijven, vraagt ze zich af, eenmaal de Sovjets klaar zijn met hun gedwongen sedentarisering en hun introductie van katoen als monoteelt. Zonder zich fundamenteel uit te spreken over Stalin’s beleid, geeft ze het ongenoegen van de burgers weer. Ze aanhoort het dode, officiële discours van de eerste president van de Sovjetrepubliek Oezbekistan en is in een madrassa in Samarkand getuige van het proces van veertig Basmachi’s. De helft van deze Oezbeekse nationalistische strijders, die eerst vochten tegen het tsaristische Rusland en vervolgens tegen de Sovjetoverheersing, wordt ter dood veroordeeld. ‘Als ik de volgende ochtend wakker word’, schrijft ze, ‘staat Lenin in zijn eentje op de tafel te mediteren. (..) Het plein is weer leeg en stil. In de kranten heb ik niet het kleinste berichtje gevonden over het proces’.
Maillart’s toon is die van de dappere avonturier die laconiek vertelt over ongemakken en aandoeningen. Neem de op een homp brood gebroken kies. ‘Als ik kauw, is het of er een naald door mijn tandvlees gaat. Elke dag kan zich een abces vormen. Dat zou leuk zijn!’ Een andere keer doet ze uit de doeken hoe je, liggend in een slaapzak, vlooien te lijf gaat. ‘Om de vlo met zekerheid te doden moet hij in tweeën gedeeld worden. (..) Uiteindelijk zijn je tong en je tanden heel wat handiger dan je nagels’.
De Zwitserse verafschuwde kleinzerigheid, in latere interviews stelde ze dat ze om die reden liever met mannen op reis vertrok dan met vrouwen, ‘die makkelijk klagen en altijd bang zijn voor ziekte of gebeurlijke ongevallen’.
Stille Zuidzee
Tijdens Maillarts vroege kinderjaren wijst niets op een avontuurlijk leven, wel integendeel. Dit enige kind van een van een Zwitserse bonthandelaar en een sportieve Deense, is een ziekelijk wicht, dat op doktersvoorschrift in de buitenlucht aan sport doet. Haar moeder leert haar skiën, met haar jeugdvriendin Hermine gaat ze zeilen. En hoe. Op hun dertiende winnen de meisjes hun eerste zeilwedstrijd en tegen hun twintigste zetten ze van Cannes over Corsica koers naar Sardinië, Sicilië en Griekenland. Luttele tijd later vertrekken ze zelfs naar de Stille Zuidzee maar als Hermine ziek wordt, wordt rechtsomkeer gemaakt.
In diezelfde periode sticht Maillart de eerste Zwitserse vrouwenhockeyclub en in 1924 neemt ze als zeilster deel aan de Olympische Spelen. Zes jaar later doet ze mee aan de Wereldkampioenschappen skiën. Die ervaringen zijn bepalend, zo schrijft ze in haar autobiografische Cruises and Caravans. Het is enkel op de latten en op volle zee dat ze ware vrijheid ervaart en zichzelf kan ontplooien. ‘Op alle andere momenten voelde ik me halfdood’.
Het jeugdvriendinnetje Hermine is ondertussen andere paden ingeslagen: ze trouwde met een Franse archeoloog, verhuisde naar Libanon en wijdde zich vervolgens aan de kinderen. Maillart gruwt van een dergelijk leven. Ze neemt allerhande baantjes om financieel zelfstandig te kunnen zijn – van typiste over matroos tot stuntvrouw voor een skiscène in een film.
In Berlijn ontmoet ze Russische ballingen, die haar belangstelling wekken voor de Kaukasus. Ze weet een visum los te wrikken en vertrekt in de zomer van 1930 voor negen maanden, officieel uit ‘interesse voor sport en cinema in de Sovjetunie’. Aan haar vader schrijft ze dat ze verslaggever wordt voor een Amerikaanse blad, dat wel politieke en economische verslaggevers heeft, maar niemand die ‘de pittoreske verhalen kan brengen over het leven van alledag’.
Bij terugkeer bundelt Maillart die verhalen als Parmi la jeunesse Russe: De Moscou au Caucase, een debuut dat goed ontvangen wordt. En bovenal: dat Maillart in staat stelt om aanstonds opnieuw te vertrekken, ver weg van de ‘bekrompen bourgeoisie van Genève’.
Centraal-Azië, China, Tibet, Kashmir, India, Nepal. Maillart zal haar hele leven reizen, schrijven en fotograferen. ‘Als het lichaam niet beweegt, krijgt het kanker’, meent ze, ‘als de geest niet beweegt, wordt die depressief, en als het land niet beweegt, ontwikkelt het fascisme’.
Tegelijk vindt ze een vaste stek. Na een vierjarig verblijf nabij een Zuid-Indiase ashram vestigt ze zich na de Tweede Wereldoorlog in het Zwitserse kanton Wallis. In Chandolin, op bijna 2000 meter hoogte, laat ze een chalet bouwen, waar ze tot aan haar dood de helft van het jaar doorbrengt. De overige tijd begeleidt ze reizen naar Azië. Haar laatste tocht? In 1994, als 91-jarige naar het Indiase Goa. Wat een leven!
Main Source: standaard.be