IMAM èn homo zijn: het kan

Imam zijn én homo, het kan. ‘De Koran is als een glas oceaanwater. Wat erin zit, komt uit de oceaan, maar het is de oceaan niet’, stelt de Afro-Amerikaanse homo-imam Daayiee Abdullah. Zijn reis ging van Detroit over Peking en Taiwan naar Caïro, Oman en Saoedi-Arabië.

‘Natuurlijk heeft de Koran verse lucht nodig’, meent deze zoon uit een baptistische familie uit Detroit, die op doorreis is in België. ‘Anders is de islam een dode religie.’

Je zou het verhaal van imam Daayiee Abdullah op vele plaatsen kunnen laten beginnen. Toen hij in 1983 in Peking studeerde bijvoorbeeld, en via zijn Oeigoerse studiegenoten kennismaakte met de islam. “Ik vertelde hen dat ik homo was en ze zeiden dat dat geen probleem kon zijn. God is liefde. Ze namen me mee naar hun moskee en introduceerden me in hun dertienhonderd jaar oude religie, een geloof dat veel zuiverder en toleranter was dan wat ik op dat moment kende van Nation of Islam of de wahabitische moskeeën in de VS.”

Of je zou bij het sciencefictionboek kunnen starten, dat hij als jongen las. Dat ging over een wees die op Mars was geboren en bracht hem in contact met metafysica. “Mijn hoofd werd er groter van. (lacht) Echt. Tegelijk is religie altijd een deel geweest van mijn leven. Mijn ouders waren opgeleide baptisten. Er werd gebeden voor de maaltijden maar toch waren het ruimdenkende mensen. Toen ik hen op mijn achtste zei dat hun geloof me niet zo aansprak omdat ik me geen weg wist met de Heilige Drievuldigheid, hielden ze me voor dat ik iets anders moest zoeken dat houvast bood. En dus ging ik de hindoeïstische tempels en de moskeeën verkennen die je aan het einde van de jaren zestig in mijn geboortestad Detroit aantrof. Ik wist namelijk wel zeker dat ik nood had aan spiritualiteit.”

Coming-out

De ruimdenkendheid van zijn ouders valt ook af te leiden uit hun reactie op zijn coming-out, op zijn zestiende. “Ik wist sinds mijn vijfde dat ik homo was. Andere jongens praatten over meisjes en mij interesseerde dat niet. Toen ik veertien was, had ik met Otis mijn eerste vriendje, maar die pleegde een dik jaar later om onduidelijke redenen zelfmoord. Nog een jaar later outte ik me tegenover mijn ouders. ‘We hebben hier zoveel jongens’, zei mijn moeder, die zes zonen had. ‘We kunnen er nog wel een jongen bij hebben. Breng die vriend maar mee.'”

Als 19-jarige verhuisde de imam, die toen nog gewoon Sidney Johnson heette, naar San Francisco. “San Fransissy, zo noemde ik deze homohoofdstad van Amerika, zij het dat er ook binnen de holebigemeenschap een sterke scheiding bestond tussen de rassen. De zwarten waren in de blanke kringen alleen welkom als ze een blanke partner hadden. Van daaruit is ook mijn activisme gekomen: in 1979 was ik een van de medeorganisatoren van Harvey Milks ‘Gay March on Washington’ en dat maakte me duidelijk dat de blanken veel minder bezig waren met de sociaaleconomische kwesties dan wij Afro-Amerikanen. Er was wel degelijk een zwarte holebibeweging nodig. Bovendien leerde ik dat activisme zinvol is: in 1981 werd discriminatie op basis van seksuele geaardheid verboden onder druk van onze acties.”

Johnson verhuisde naar Washington en werkte als griffier in de rechtbank. Zijn intelligentie trok de aandacht van een rechter, die hem aanraadde om rechten te studeren. “Maar zelf had ik het gevoel dat ik Chinees moest studeren, dat daarin antwoorden zouden liggen op mijn spirituele vragen. En aldus kreeg ik, met dank aan de positieve discriminatie die toen gold, in de lente van 1983 een beurs om naar Peking te gaan.”

Van Peking en de bekering tot de islam ging het naar Taiwan, waar het Johnson vooral opviel “hoe de wahabieten een greep hadden op de islambeleving. Ik kon me daar volstrekt niet in vinden. Zij willen dat iedereen een kopie wordt van de ideale gelovige. In het gareel lopen, conformeren, dat is voor wahabieten belangrijk. Mij deed dat al te sterk denken aan de baptisten. Wat me in de islam van de Zijderoute van mijn Oeigoerse vrienden had aangesproken was juist het respect voor de individualiteit van elke gelovige en de nadruk op zijn of haar persoonlijke relatie tot God.”

Als hij in 1987 terugkeert naar de VS, begint Johnson plannen te smeden om Arabisch te leren. Met een nieuwe beurs vertrekt hij naar Caïro en later Oman, waar hij het soefisme ontdekt. Na afloop daarvan gaat hij rechten studeren in de VS en vervolgens neemt hij een baan als leraar aan in Saoedi-Arabië, waar het plan rijpt om imam te worden.

“Eén ding wat voor mij niet ter discussie kon staan, was de gelijkheid van mannen en vrouwen. Daarvoor hield ik te veel van mijn moeder en mijn zus. Hen middels een legalistische invulling van de islam allerlei beperkingen opdringen vond en vind ik absolute larie. Naarmate ik meer teksten bestudeerde, kwam ik erachter dat het altijd weer om interpretatie gaat, en dat de islam vaak wordt misbruikt om de eigen mannelijke suprematie te handhaven. De Koran als instrument voor het beslechten van een machtsstrijd dus. Dat kan nooit Gods bedoeling zijn geweest. Dus ging ik zelf die teksten uitvlooien. Het verhaal van Lot bijvoorbeeld, dat aangewend wordt om ‘te bewijzen’ dat God homofoob zou zijn. Waar het in die parabel over gaat, is Gods afkeer voor verkrachters, niet voor homo’s.”

Binnen de moslimgemeenschap werden de liberale zienswijzen van Johnson niet altijd even positief onthaald. “In 2003 was ik net aan het laatste semester van mijn imamopleiding begonnen toen me gevraagd werd of ik een islamitische dienst wilde houden voor een overleden aidspatiënt. Dat heb ik met plezier gedaan en het nieuws was vervolgens te lezen in een homoblad. Hoe dat precies is gegaan, mag Joost weten, maar de directie van mijn opleidingscentrum had het bericht ook gezien en dus werd ik eruit gegooid.

“Dat heeft me in mijn overtuiging gesterkt dat er nood is aan vernieuwing in de islam. De Koran is een glas oceaanwater. Zijn inhoud komt uit de oceaan maar is de oceaan niet. En ook: de Koran is een prisma. Als je dat louter rechtop houdt, zie je grijze streepjes licht. Alleen als je het ding kantelt, slaag je erin het prismamoment te vinden, de regenboog waarin alle mensen verenigd zijn. En daar gaat het in de islam fundamenteel om: tegemoet komen aan de noden van alle mensen. Dat die divers zijn, hoeft niet gezegd.”

Breken en onderdrukken

Eenvoudig is Johnsons positie nooit geweest: atheïstische homo’s keken hem vreemd aan en binnen de moslimgemeenschap was de scepsis groot. “Ik kreeg bijvoorbeeld brieven van zogenaamde moslimgeleerden, die erop wezen dat de rechtsbeginselen van de sharia voor 80 procent overeenkomen met het VS-strafrecht. Dus, gingen ze verder, waar maakt iedereen zich zo druk om? Om die andere 20 procent natuurlijk, die aangewend wordt om vrouwen, minderheidsgroepen, niet-gelovigen en wie dan ook te breken en te onderdrukken. Maar die opmerking werd me niet in dank afgenomen.

“Mijn combinatie van opleidingen komt me daarom goed van pas. Ze staat me toe de dingen simpel te stellen: de islam onderschrijft de universaliteit van de mensenrechten in al hun aspecten. Ze omvat die en is nog groter. Fundamenteel is dat de bottomline.”