Knack Wed. 13 Jan. 2021, Page 94
Journalist Jonathan Kaufman onderzoekt in Koningen van Shanghai hoe twee clans een wereldstad én een imperium opbouwden. ‘Ze wisten maar al te goed hoe gevaarlijk opium was.’
De Chinese leiders hebben lang gezwegen over het verhaal van de Sassoons en de Kadoories, twee rivaliserende Joodse families die in de negentiende eeuw naar China afreisden en uitgroeiden tot ware zakendynastieën. Met de brede kwast van de propaganda verkleurden ze de eeuw die deze families schiepen, van het einde van de eerste Opiumoorlog in 1842, waardoor China voor het Westen werd opengesteld, tot het aantreden van Mao Zedong in 1949. Precies daarom wilde de bekroonde Amerikaanse verslaggever Jonathan Kaufman (64) het verhaal vertellen. Omdat er zo veel ongezegd was gebleven. Omdat er zo ontzettend veel kanten aan zaten. ‘Ik herinner me goed mijn eerste bezoek aan het door de Sassoons gebouwde Peace Hotel’, aldus Kaufman. ‘Het was de zomer van 1979, ik was een jonge journalist van 23. Het betreden van dat iconische art-decogebouw in het hart van de stad was als binnenstappen in een film uit de jaren veertig. In kleur. En frivool Frans ondertiteld.’
In het boek Koningen van Shanghai schetst Kaufman hoe de Sassoons en de Kadoories Shanghai transformeerden tot een internationale smeltkroes waarin kapitalisme, communisme, imperialisme en nationalisme samenkwamen. Tegen 1895 bezat de stad een modern tramsysteem en gasfabrieken die konden wedijveren met die van Londen. In de jaren 1930 had ze dankzij Victor Sassoon wolkenkrabbers en een skyline die concurreerden met die van de modernste metropolen. Shanghai was de op drie na grootste stad ter wereld, het New York van China, de hoofdstad van financiën, handel en industrie. Maar ook het mekka van de populaire cultuur. In de jaren twintig en dertig produceerden uitgevershuizen meer dan tienduizend brochures, kranten en tijdschriften. De filmstudio’s braakten honderden films uit, universiteiten bloeiden.
Hetzelfde gold voor de politiek. De Internationale Vestiging van Shanghai was een internationale zakenrepubliek met een extraterritoriale status: buitenlanders betaalden geen belastingen, disputen werden door Britse rechters volgens Britse wetten beslecht, en een raad van zeven zakenlui bestuurde autonoom de stad. Dat genereerde ook een relatief liberale politieke atmosfeer, wat verklaart waarom de Chinese Communistische Partij daar in 1921 haar eerste bijeenkomst hield, op slechts een paar kilometer van de zakelijke hoofdkwartieren en villa’s van de Sassoons en de Kadoories.
In die tijd trokken veel rijke Chinezen naar Shanghai. Kaufman: ‘Ze werden aangetrokken door de economische mogelijkheden en dachten dat de stad een nieuwe, dynamische Chinese cultuur baarde: naar buiten gericht, kosmopolitisch, bereid de twintigste eeuw te omhelzen. De Sassoons en de Kadoories hielpen de wereld zich open te stellen voor China en stelden China open voor de wereld.’
Toen de Japanners China binnenvielen en zich als as- mogendheid met Duitsland verbonden, bundelden de families Sassoon en de Kadoorie hun krachten. Kaufman: ‘Dat mondde uit in een van de wonderen van de Tweede Wereldoorlog. Toen 18.000 Europese Joden op de vlucht voor het nazisme Shanghai binnenstroomden, onderhandelde Victor Sassoon in het geheim met de Japanners terwijl de vertegenwoordigers van de nazi’s er bij de Japanse bezetters op aandrongen de Joodse vluchtelingen in schepen te stouwen en ze te laten zinken in de Huangpu-rivier. Samen vermochten de Sassoons en de Kadoories wat elders vaak niet lukte: ze beschermden elke Joodse vluchteling die voet in hun stad zette, onder wie duizenden kinderen.’
Met de oorlog eindigden de moeilijkheden van de Sassoons en de Kadoories niet. Wat in het drama van het wapengekletter maar weinigen was opgevallen, was dat de Amerikanen en de Britten in 1943 waren overeengekomen een einde te maken aan de extraterritorialiteit. Weg was de bubbel waarin deze families een eeuw lang hadden geleefd. En het was maar een kwestie van tijd vooraleer ze door de nieuwe communistische machthebbers zouden worden uitgekleed. Victor Sassoon verloor zo’n half miljard dollar (7,2 miljard dollar vandaag), Lawrence Kadoorie kon met een deel van zijn fortuin ontkomen naar Hongkong.
Gevaarlijk spul
Het verhaal van de koningen van Shanghai begint in 1829, wanneer David Sassoon (1792‑1864), de rijkste man van Bagdad, door de nachtelijke straten van de stad rent voor zijn leven. Luttele uren eerder heeft zijn vader hem uit de gevangenis vrijgekocht, waar de Ottomaanse heersers hem dreigden op te hangen tenzij een gigantisch bedrag aan belastingen werd betaald.
Na een intermezzo in het Iraanse Bushire belandt David op voorzet van de Britse East India Company in Bombay, waar het Britse Rijk op het hoogtepunt van zijn politieke en economische macht is. Voortaan zal David zijn lot en fortuin aan dat van de Britten verbinden. Nog geen tien jaar later is hij een van de rijkste mannen van het land en de echte hausse moet nog komen. Met de opiumhandel.
In de zeventiende en achttiende eeuw had de Europese vraag naar Chinese goederen zoals zijde, porselein en thee de handelsbalans uit evenwicht gebracht. Om dat te corrigeren, moedigde de Britse East India Company – tegen de wil van de Chinese keizers – de verkoop van opium aan, wat uitmondde in de Eerste Opiumoorlog, die China smadelijk verloor. Bijgevolg moest het eiland Hongkong aan het Verenigd Koninkrijk worden afgestaan en werden vijf steden opengesteld voor handel met het Westen, waaronder de voorheen nog weinig bekende stad Shanghai.
Kaufman: ‘De buitenlanders kregen daar een drassig gebied toegewezen. Het wemelde van de huidziektes, schoenen en kleren verkleurden door schimmel en ‘s zomers veranderde het oord in een stoombad. Maar de Britten lieten zich niet uit het veld slaan en gaandeweg maakte het moeras plaats voor pakhuizen, villa’s en een netwerk van brede straten in Europese stijl.’ In 1850 stuurde David zijn op één na oudste zoon, Elias, naar China en daarmee begint het volgende stadium van de expansie van de Sassoons tot een wereldwijde onderneming.
Met de Tweede Opiumoorlog, in 1857, kwamen nog meer kansen. Na een nieuwe nederlaag werd China gedwongen ook het schiereiland Kowloon over te dragen, dat een deel van Hongkong werd. Daarenboven werd de opiumverkoop gelegaliseerd, waardoor de Sassoons – die op dat moment slechts een vijfde van de markt controleerden – geen behoefte meer hadden aan bewapende schoeners en netwerken van smokkelaars om hun product het land in te krijgen.
Door rechtstreeks met de Indiase boeren te onderhandelen en een serie contacten op te bouwen langs de Chinese kust wisten ze een monopolie uit te bouwen, dat zich uitstrekte van de papavervelden in India tot aan de opiumtenten in China.
Kaufman: ‘De familie had echt overal aan gedacht. Eerst richtten ze Sassoon- scholen op, waar Joodse jongemannen uit Syrië, Irak en Afghanistan werden opgeleid tot de klerken van de onderneming. Vervolgens verzekerden ze zich van een kredietstroom via de oprichting van de Bank van Hongkong en Shanghai en investeerden in de nieuwe technologie van de telegraaf. Toen hun grootste concurrent, het Schotse Jardine & Matheson, zich in 1872 uit de opiumhandel terugtrok, waren de Sassoons heer en meester.’
Tegen die tijd begon de westerse publieke opinie te kantelen: de opiumhandel werd onderhand beschouwd als een vuile business, die wettelijk aan banden moest worden gelegd. In een poging om invloed te krijgen op de Britse politiek en in Buckingham Palace, spendeerden de Sassoons fortuinen aan figuren uit de high society en gokverslaafde rokkenjagers zoals koningin Victoria’s troonpretendent Edward. En zo komt het dat een oorspronkelijk in 1891 door het Britse parlement goedgekeurde anti-opiumwet pas twintig jaar later zou uitmonden in een echt internationaal verbod.
Intussen waren de drugsinkomsten van de Sassoons volgens Chinese onderzoekers opgelopen tot 2,7 miljard dollar. De investeringen in aandelen, ondernemingen en onroerend goed in Shanghai die daar vervolgens mee werden gedaan, brachten meer dan het dubbele op. Het is zoals Honoré de Balzac ooit opmerkte: achter elk groot fortuin schuilt een misdaad. Kaufman: ‘Toen ik met de nazaten van de Sassoons over de morele implicaties van hun fortuin sprak, argumenteerden ze dat opium destijds een ondeugd was, in de categorie van sigaretten en alcohol. Ze speelden in op een bestaande behoefte en de handel was legaal. Tegelijk wisten ze erg goed hoe gevaarlijk het spul was. Geen enkel lid van de familie heeft het ooit gebruikt en werknemers die eraan verslaafd raakten, werden ontslagen. Maak even de vergelijking met de opiatencrisis die momenteel brokken maakt in de VS. Dat gaat over 2 procent van de bevolking. In China waren het er destijds zes keer zoveel. Stel je voor hoeveel verontwaardiging zoiets vandaag zou genereren.’
Dat de Sassoons geen ethische bezwaren zagen, heeft ook met hun koloniale mindset te maken. Het waren imperialisten, die de Chinezen niet als gelijkwaardig beschouwden. Kaufman: ‘China was in hun ogen geen respectabele natie maar een loutere afzetmarkt, een fabrieksvloer. Een plek waar lage lonen en belabberde huisvesting volstonden. Dat is nu eenmaal wat imperialisten deden. Zijn grote bedrijven nu anders? Ik geloof dat bepaalde morele kwesties van alle tijden zijn. Hoe ethisch verantwoord is het nu om surveillancetechnologie aan Peking te verkopen of om Chinese goederen te exporteren die misschien zijn vervaardigd in strafkampen vol Oeigoeren? Wellicht is dat minder dramatisch dan de opiumhandel van weleer, maar het zou mij niet verwonderen als mensen over vijftig jaar over bepaalde beslissingen zouden zeggen: hoe kon je dat in godsnaam doen?’
Pestbestrijding
In hun scholen leidden de Sassoons niet alleen bekwame klerken op, maar ook geduchte tegenstanders. Zo ging het met Elly Kadoorie, een telg uit een veel bescheidener Joods milieu in Bagdad. Na zijn Sassoon-opleiding in India ging hij als klerk voor de familie aan de slag in Weihaiwei, een Brits vrijhandelsoord benoorden Shanghai. Zijn superieuren waren tevreden, met wat geluk zou hij over enige tijd naar Shanghai worden overgeplaatst. Maar toen ging het mis. Kort na Elly’s aankomst brak de pest uit. Tijdens de afwezigheid van zijn vakantie vierende bazen haalde de ondernemende jongeman een vat desinfecterend middel uit de voorraden en besproeide hij het gebouw om de vlooien en ratten te verjagen die de ziekte verspreidden. Ook aan de stervende burgers rond het pakhuis bood hij het ontsmettingsmiddel aan, zelfs als ze er niet voor konden betalen. Elly’s superieuren waren razend, en eisten dat hij ‘zijn leven zou beteren’. Maar zo zat hij niet elkaar. ‘Als dat de waarde is die u aan het leven geeft, neem ik nu ontslag’, antwoordde Elly en hij vertrok.
Kaufman: ‘Het verhaal vond zijn weg naar de familielegende omdat het beknopt samenvatte hoe hij zichzelf zag: als een principiële, koppige man die tekeerging tegen de dwaasheid en kortzichtigheid van anderen. Terugkijkend op het fortuin dat de Kadoories hierna optastten, maakte Elly’s zoon Lawrence graag de grap dat de familie zijn vertrek bij de Sassoons eigenlijk zou moeten eren door een vat desinfecterend middel in het familiewapen op te nemen.’
Door zijn meer bescheiden achtergrond en financieel hachelijke omstandigheden kon Elly niet het kapitaal bijeenbrengen dat nodig was om zijn opwachting te maken in de opiumhandel. Hij was gedwongen zijn zaken diverser aan te pakken en een beter netwerk van zakenpartners te ontwikkelen dan de Sassoons of de Britse handelaren die uit Londen kwamen. Hij bouwde invloed en macht op door aandelen te verwerven in tientallen ondernemingen en achter de schermen samen te werken met partners en eigenaren – een strategie die de Amerikaanse belegger Warren Buffett een eeuw later zou perfectioneren.
Hoewel Elly uiteindelijk met een rijke Londense Joodse vrouw trouwde, zouden hij en zijn zonen Horace en Lawrence nooit echte Britten worden. Kaufman: ‘Terwijl de Sassoons minder dan een generatie na de vlucht van David in het Verenigd Koninkrijk geridderd werden en welkom waren op Buckingham Palace, moesten de Kadoories vechten om de Britse nationaliteit te verwerven. Ze kregen die pas in de jaren twintig. Altijd bleven zij wantrouwige buitenstaanders, en terecht, want achter hun rug maakten de Britten antisemitische opmerkingen. Dat maakte hen betere zakenlui. Ze bleven alert, moesten altijd ritselen, rustten nooit op hun lauweren. Niet verwonderlijk dat hun fortuin dat van de Sassoons nu vele malen overtreft.’
Zowel de Sassoons als de Kadoories spraken veel talen, maar Chinees leerde geen van hen. Kaufman: ‘Ik beschouw ook dat als een uiting van imperialisme. Deze families bevonden zich aan de top van de maatschappij, ze konden de realiteit aanpassen, zodat Chinees in hun wereld irrelevant was. Maar dat fundamentele gebrek aan belangstelling haalde hen ook in, het werd de beide families noodlottig. Precies omdat ze de taal niet spraken, waren ze op anderen aangewezen om hen te vertellen hoe de kaarten in politiek en sociaal opzicht lagen. Kijk naar de waarschuwing die de Amerikaanse journaliste Emily Hahn geeft aan haar minnaar, Victor Sassoon. Omdat ze ook een Chinese geliefde heeft, weet ze welke bedreiging de communisten in de jaren dertig vormen. Victor wuift dat zomaar weg. Dat geeft aan hoe geïsoleerd de man eigenlijk was, door zijn welstand, zijn positie maar bovenal door zijn gebrek aan kennis van het Chinees. Als machtigste man van Shanghai was hij helemaal aangewezen op wat de heersende Nationalisten van Chiang Kai-shek hem influisterden, en zij stelden hem altijd gerust dat Mao geen groot gevaar was. Die misrekening zou hem uiteindelijk ongeveer alles kosten.’
Verdiende Victor het om zo’n half miljard dollar te verliezen? Kaufman: ‘Ach, we hebben bij alle communistische revoluties in de wereld gezien dat zegevierende guerrillero’s zich de buit toe- eigenen. Het probleem van de Sassoons was dat hun geld in onroerend goed zat. De Kadoories waren ietwat verstandiger, ze hadden tijdig een flink deel van hun kapitaal naar Hongkong overgeheveld. Maar ik denk dat ze nu ook vastzitten. Het gros van hun fortuin zit in het elektriciteitsbedrijf van Hongkong en in een aantal luxehotels. Joost mag weten wat de toekomst de voormalige Britse Kroonkolonie zal brengen. Opmerkelijk is dat China het “historische onrecht” altijd weer aansnijdt, zowel bij onderhandelingen als in het onderwijs. In elke school van het land zie je de slogan: “Vergeet nooit de 100 jaar van nationale vernedering.” Ondanks de nieuwe status van supermacht wordt de burgers altijd weer ingepeperd dat het Westen China heeft onderdrukt. Dát stuurt het Chinese nationalisme aan, daar moeten we ons van bewust zijn.’