Tot eind mei waren vertegenwoordigers van 193 landen in Genève aanwezig op de jaarlijkse vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De hele wereld werd uitgenodigd en ‘problematische’ territoria als Palestina kregen een waarnemersstatus. Hoe kan het dan dat de 23 miljoen Taiwanezen in de kou bleven staan?
Jaarvergaderingen van de WHO dienen om internationale uitwisseling te stimuleren aangaande epidemieën, nieuwe technologieën en baanbrekende medicijnen. Rampen als Zika, SARS, Ebola en vogelgriep worden dankzij de hier gecreëerde netwerken sneller en efficiënter bestreden. Hoe is het dan mogelijk dat de enige Chinese democratie, Taiwan, niet welkom is? Hebben haar burgers geen recht op internationale hulp?
Sinds de welvarende eilandnatie begin jaren zeventig haar VN-zetel aan China verloor, doet ze halsstarrige pogingen om internationaal te bestaan. De voorbije 8 jaar had Taiwan een waarnemersstatus bij de WHO, een succesje waar vele jaren van diplomatiek gelobby aan waren vooraf gegaan. Maar sinds Tsai Ing-wen van de pro-onafhankelijkheidspartij DPP in januari 2016 de presidentsverkiezingen won, doet Peking er alles aan om Taiwan weer onzichtbaar te maken en erg moeilijk is dat voor een land dat permanent zetelt in de VN-Veiligheidsraad natuurlijk niet. In september was de eilandnatie aldus niet meer welkom bij de Internationale Organisatie voor Burgerluchtvaart (ICAO) en twee maanden later gebeurde hetzelfde op de jaarvergadering van Interpol.
Reden? China wil dat president Tsai expliciet het principe erkent van ‘één China’, waar Taiwan (naast Macao en Hongkong) een onvervreemdbaar deel van uitmaakt. Alleen is het enthousiasme daarvoor nooit erg groot geweest en het repressieve Chinese optreden in Hongkong in 2014 versterkte die tendens nog. De jongste peiling geeft aan dat tweederden van de Taiwanese bevolking geen deel wil uitmaken van groter China en onder de jongeren (20-29-jarigen) is dat zelfs 82 procent. En geef ze ongelijk: de Taiwanezen beschikken over persvrijheid, een hoge welvaart, een functionerende democratie en een rechtsstaat. Concepten als aansprakelijkheid, transparantie en respect voor de mensenrechten zijn hier geen dode letter. Voor president Tsai zou het dan toch enigszins vreemd zijn, om tegen de wil van het volk in, beloftes te maken over een toekomstige hereniging?
Alleen wordt daarvoor een hoge prijs betaald. Ik herinner me nog de ontmoeting in Taipei enige tijd geleden met Ho Mei-shang, die tijdens de SARS-epidemie (november 2002-juli 2003) aan het hoofd stond van de epidemologische cel van de Taiwanese overheid. ‘Het had iets van een slechte film’, zei ze, ‘aan de ene kant weet je dat er dagelijks tien- à twintigduizend mensen uit het door de epidemie geteisterde China terugkeren en potentieel besmet zijn. Maar tegelijk kun je voor informatie en overleg geen kant op: met Peking is er geen samenwerking en de WHO geeft onder Chinese druk niet thuis’.
Mevrouw Ho vertelde over de chaos en de paniek die het erg dichtbevolkte Taipei in die dagen in hun greep hadden. ‘Het was een beetje zoals bij een brand, alleen weet je dat de hulpdiensten niet komen en dat je jezelf maar met emmers en helpende buren moet zien te redden’.
Het was met haar persoonlijke netwerk van medische contacten, opgebouwd in zeventien jaar studie en werk in de VS, dat Ho tal van Taiwanese levens kon redden. Haar oude studievrienden, die nu in veel gevallen belangrijke posities bekleden binnen Amerikaanse ministeries en Centra voor Ziektebeheersing (CDC), stuurden alle informatie die zij van de WHO kregen tegen de regels in naar Taipei door. Toch vielen er 78 doden. Indien Taiwan lid was geweest van de WHO, waren dat er wellicht minder.
Wat destijds voor SARS gold, gaat nu al jaren op voor alle mogelijk varianten van vogelgriep. De EU en de VS zijn zich van dit debacle bewust maar kijken de andere kant op. Ze denken aan de Chinese afzetmarkt en huiveren voor de potentiële chantage door Peking. Maar als we mensenrechten, democratie en internationale samenwerking inderdaad zo hoog in het vaandel dragen als we altijd beweren, dan moeten we die principes toch ook toepassen op onze multilaterale relaties? Taiwan kan onze hulp alvast goed gebruiken.